Column Brugse Fata Morgana in De Morgen van zaterdag 10 oktober 2020

Brugse fata morgana

Die BeNeLeague, dat is zoiets als het stadion van Club of Uplace, dat duurt nog wel even voor het er komt. Of het komt er nooit.

Zo eindigde maandag deze column. Neen, ik had geen voorkennis van wat de Raad van State woensdag zou verordonneren met betrekking tot de Brugse stadionplannen. Ik volg in dit dossier mijn buikgevoel als burger. Wat ook helpt, is met iemand bellen die iets afweet van ruimtelijke ordening en hoe bouwplannen van die omvang worden beoordeeld. Daarom staat hier sinds 2006 dat die Brugse stadionplannen één grote fata morgana zijn.

Alles is terug te voeren op een systeemfout: twee eersteklassers in een uit de kluiten gewassen dorp met water rond. Volgens het (achterhaald) Belgisch-Europees competitiesysteem hebben beide teams evenveel bestaansrecht op die Brugse zakdoek. Toevallig is dat vandaag in eerste klasse. Niemand weet wat het morgen wordt, althans niet met Cercle. De vereniging was al een paar keer terminaal, maar staat telkens uit de doden op, de laatste keer met buitenlandse steun.

Dat steekt de Belgische eigenaars van Club en andere ‘Belgische’ eersteklassers de ogen uit, maar dat zelfverklaard superieur Belgisch eigenaarschap is pure hypocrisie. Club speelt het nu alsof het meer inzit met het Belgisch voetbal dan Cercle. Onzin. De finaliteit van alle clubs in de Jupiler Pro League – in Belgische dan wel in buitenlandse handen – is in de eerste plaats winst maken met de inkoop/verkoop en import/export van menselijke voetbalwaar. En als Bart Verhaeghe dat voetbal moe is en winst wil slaan uit een verkoop van zijn FCB en de meest biedende woont in Chakamaka, wie denkt u dat de eigenaar wordt? (Idem voor Gent, Antwerp, Mechelen, Luik en Anderlecht overigens.)

Het is wat het is, Brugge heeft twee eersteklassers: één topclub en een andere die het nu even iets beter stelt, maar al decennia tussen hangen en wurgen overleeft. Jawel Cercle, het is niet anders. Dat als gevolg daarvan een stadje als Brugge ook maar durft te overwegen om de in Vlaanderen schaarse open ruimte op te offeren voor twee nieuwe voetbalstadions, elk voor gemiddeld één wedstrijd per week, houdt het midden tussen arrogantie en wereldvreemdheid, vermengd met een serieuze scheut domheid en opportunisme.

De Raad van State schreef dat niet letterlijk in het arrest, maar je kunt het wel tussen de regels lezen. Het arrest spreekt zich overigens niet uit over de stadionplannen van Club Brugge, hoewel die onrechtstreeks de dupe zijn. De Raad van State zegt letterlijk: met
de (herbestemmings)plannen die voorliggen wordt in Brugge te veel openbare ruimte opgeofferd voor voetbal. De cijfers: van 21 hectare (Jan Breydelsite) voor profvoetbal wordt dat op twee locaties 71 hectare. En in Sint-Andries een bestaand stadion van 29.000 toeschouwers (met plannen voor een nieuw stadion van 40.000 in een woonwijk) én aan de Blankenbergse Steenweg een ‘gezellig familiaal stadion’ van 15.000 toeschouwers (in landbouwgebied) valt niet te verantwoorden.

Niet het bestaan van Cercle, maar de fata morgana van de ontdubbeling van de Brugse stadioninfrastructuur is de oorsprong van alle ellende. Die valt samen met de blijde intrede in Brugge van Bart Verhaeghe, die nooit een boodschap had aan Cercle, voor hem een blok aan het been. De historisch vreedzame coëxistentie tussen de twee clubs ontaardde daardoor in een scheiding van tafel en bed onder één dak.

Verhaeghe wilde af van Cercle. Zag hij onderweg van de E40 naar Jan Breydel een weide, hij droomde meteen van een stadion, aanvankelijk zelfs in combinatie met een gigantisch shoppingcenter en maar liefst 9.000 parkeerplaatsen. Keer op keer werden die plannen afgeschoten, want niet in lijn met de ruimtelijke ordening. Hij hield het op boycot en rechtsonzekerheid, hetzelfde riedeltje hanteerde hij voor het afkeuren van zijn Vilvoordse Uplace, later Noplace.

Na twaalf jaar ter plaatse trappelen, trad in 2018 in Brugge een nieuw stadsbestuur aan en die wilden in een vlaag van nooit gezien politiek opportunisme de volgende gemeenteraadsverkiezingen veiligstellen. Tegen 2024 een nieuw stadion voor Club én Cercle en de politieke buit was binnen. Niet dus.

Cercle hoopt nu op een andere locatie, maar daar stelt zich hetzelfde probleem met de Raad van State: twee voetbalstadions in Brugge spoort niet met ruimtelijke ordening gericht op het maximaal vrijwaren van open ruimte. Tenzij Club vertrekt uit Brugge, lijken Cercle en Club veroordeeld tot het samengebruik van één Brugs stadion. Gebouwd op maat van wat stad en omgeving kunnen dragen, een compromis tussen de wensen van het grote Club Brugge en het kleine Cercletje.

Column over Club Brugge en de BeNeLeague in De Morgen van maandag 5 oktober 2020

Club Brugge en de BeNeLeague

Bijzonder interessant interview zaterdag gelezen met Bart Verhaeghe en Vincent Mannaert, respectievelijk de voorzitter en de algemeen manager of directeur, enfin, de operationele baas van Club Brugge. Het interview is de bevestiging van een lang gekoesterd vermoeden: deze heren hebben het voetbal uitgevonden. Pas op met geïnterviewden die spontaan melden “laat ons vooral niet arrogant zijn”. Los daarvan: in het interview staan waarheden. Evengoed enkele kort-door-de-bochtredeneringen toevallig omdat die Club Brugge vandaag goed uitkomen. Dat heet opportunisme. Zoals bekend is dat een belangrijk wapen in het voetbal, ook wel eens toeval met een bal genoemd.

Niemand kan Club Brugge verwijten dat ze staan waar ze staan. Niemand mag Club Brugge met de nek aankijken omdat ze goed hebben gewerkt. Dat is de verdienste van bovenvermelde tandem. De putsch van Jean-Luc Dehaene en Michel D’Hooghe om in 2012 zowat de hele club gratis aan Verhaeghe te schenken na diens belofte om voor een nieuwe stadion te zorgen, is goed uitgedraaid. (Voor de volledigheid: er is 15 miljoen betaald door Verhaeghe, waarvan 14 werkingskapitaal, maar de activa van de club overstegen ruimschoots die som.) Zelfs zonder dat nieuwe stadion, zeilde Club op dat elan onweerstaanbaar naar de top van het Belgisch voetbal.

De marstabel van Verhaeghe die zichzelf in de daaropvolgende jaren profileerde binnen de voetbalbond en zich even de godfather van het Belgisch voetbal waande, is in Brugge perfect uitgevoerd door Mannaert. Voor wie selectief leest, de som van alles wat hiervoor staat, de plussen en de minnen opgeteld, is een grote plus, een acht op tien: Club Brugge is met afstand de meest geliefde én meest gehate én beste geleide club van het land.

Dat Club heeft het evenwel gehad met voetballand België, althans met het hardleerse deel dat volgens hen niet mee wil. Die willen ze overboord. Club is de wegbereider van de Beneliga. Als die er komt – met de nadruk op áls – zal die voor de verkoop naar het buitenland ongetwijfeld BeNeLeague heten. Nu nog een koper vinden en liefst meer dan één.

Club wil tegen Ajax en PSV voetballen en ook tegen nog zes andere Belgische clubs. De G7 zeg maar. Dat zijn de G5 – Club, Anderlecht, Gent, Standard en Genk – aangevuld met Antwerp en Charleroi. Aan de andere Belgische eersteklassers heeft Club geen boodschap meer. Jammer, en een beetje onterecht, die desolidarisering.

Het bijna levend organisme competitie is een raar ding. Het woord is afgeleid van het Latijn compet#ti#, wat ‘mededinging’ betekent, en op zijn beurt een origine vindt in het werkwoord competere wat dan weer ‘gemeenschappelijk streven naar’ betekent. In de etymologie van het begrip ligt dus een vorm van solidariteit besloten. Competitie is elkaar de duvel aandoen en aan het eind wint iemand, maar tegelijk is het iets dat je samen doet en waarbij solidaire afspraken gelden. Volgens Club – zij staan met die mening niet alleen maar durven er wel voor uitkomen – komen veel andere clubs in België hun afspraken niet na. Erger zelfs, de clubs die het niet goed doen (volgens Club) vragen geld aan de clubs die het wel goed doen (zoals Club).

Die redenering gaat voorbij aan een realiteit. Geldtransfers om economische ongelijkheid te nivelleren, tot een competitief evenwicht en als gevolg daarvan een aantrekkelijker product te komen, zijn cruciaal in het succes van de meest winstgevende (Noord- Amerikaanse) competities van deze planeet, maar niet in Europa, niet in België en al helemaal niet in Brugge.

Ongelijkheid onder voetbalclubs is volgens de heren van Brugge bijna altijd het gevolg van goed of slecht beheer. Dat is onzin.
Als slecht beheer cruciaal zou zijn, dan waren Club (erg lang geleden), Gent (lang geleden) en Anderlecht (recent) al eens failliet verklaard, bestonden Antwerp en KV Mechelen niet meer. Omgekeerd zouden de zuinige neringdoeners van Westerlo, Zulte Waregem en KV Kortrijk tot de vaste waarden aan de top behoren. Niets daarvan, in ons voetbal zijn de historische fanbase en vooral de geografische ligging cruciaal.

Volgens Mannaert verzandt Club Brugge door de schuld van de slecht beheerde clubs in een economisch zwakke omgeving. Daardoor mist het de internationale trein en kan het niet meer concurreren met de rivalen, ook internationaal. Conclusie: Club heeft geen zin meer in solidariteit met de concurrenten in België en ziet alle heil in de BeNeLeague. Ze zijn daarbij iets vergeten: die BeNeLeague, dat is zoiets als het stadion van Club of Uplace, dat duurt nog wel even voor het er komt of het komt er nooit.

Column over Eden Hazard in De Morgen van zaterdag 3 oktober 2020

Stress is het niet

Aan het eind van de eerste week dat mijn kleindochter voor het eerst naar de kleuterklas ging, belde ik – op dwingend advies van mijn vrouw, zelf was ik daar niet opgekomen – om te vragen hoe ze het had gesteld. Het antwoord was: heel goed, ze heeft goed meegedaan. Wij blij, weer een nazaat die de juiste weg was ingeslagen.

Ik moest aan de kleuterklas denken toen ik deze week op Twitter een artikel zag op de site van een andere krant dan deze. Het ging over Eden Hazard die bij Real Madrid was gaan trainen, een niet geheel ongewone tijdbesteding in zijn geval, niet in de laatste plaats omwille van de 23 miljoen euro die ze hem jaarlijks toeschuiven. De titel boven het bericht was ronduit euforisch: hij doet goed mee met de groep. Daarmee moesten we het doen. Er stond niet bij of hij had geweend bij het naar binnen gaan, ook niet of hij zijn koekje had opgegeten in de pauze en zijn yoghurtje helemaal had uitgeslurpt.

Hij Doet Goed Mee Met De Groep. Daar mogen we met zijn allen blij om zijn, niet? Ik bedoel: het is niet omdat je 115 miljoen hebt gekost en 23 miljoen verdient dat je automatisch ook goed meedoet met de groep. Het een is echt het ander niet in het topvoetbal, en al helemaal niet in het geval van Eden Hazard die in dat hele jaar dat hij nu voor Real Madrid heeft gespeeld nauwelijks een deuk in een pakje boter heeft getrapt. De keren dat het wel gebeurde, zat hij daarna weer weken op de bank met een blessure. Was het niet de enkel, dan wel een spier of iets anders. Pas hersteld van de enkel, speelde begin deze week alweer een spier op.

De fysieke toestand van Eden Hazard baart de mensheid ook ver buiten België zorgen, zoveel is duidelijk. Volgens Real Madrid zit het allemaal tussen de oren. Hazard zou last hebben van stress. Voor de slimme die al eens iets heeft horen waaien (stressfractuur en zo): neen, dat is een totaal ander verhaal. Een stressfractuur is lokale stress in de letterlijke betekenis van het woord, spanning van mechanische aard. Bijvoorbeeld door met te kleine of scheve schoenen te spelen, te veel te trainen, te vaak te lopen. Die schoenen daar gelaten, zijn de andere twee potentiële oorzaken niet van toepassing op Hazard.

De stress waar ze zich in Madrid grote zorgen om maken is van psychologische aard. Zelfs Lieven Vandenhaute van Radio 1 was er niet gerust in en hij had er deze week in Nieuwe feiten een item over. Hij belde met een sportarts die vooral in het wielrennen actief is. Of het stress kan zijn, vroeg Lieven. Ja, antwoordde de sportarts, dat kan het wel zijn. Maar ook niet. Hij had Hazard nog nooit van dichtbij gezien, gaf hij grif toe, maar het is niet uitzonderlijk.

Ter verschoning voor wat volgt: ik ben ook niet de grootste kenner van Eden Hazard en ik ben evenmin sportarts, nog minder psycholoog of psychiater. Maar na wat ik over die jongen heb gelezen – een prima half-geautoriseerde biografie van Frank Van de Winkel onder meer – en wat ik van hem heb gezien op het laatste EK en WK waar ik telkens het uitzonderlijke voorrecht had om de eerste tien minuten van de pre-pre-opwarming van de echte training bij te wonen en het blablabla-presspoint achteraf, lijkt stress mij zowat het laatste wat hem is, kán en ooit zál overkomen.

Lieven gooide het dan maar over een andere boeg. Of het wat anders kon zijn? Of een belabberde fysieke conditie de reden kon zijn? Ook bij die insteek moest de dokter passen en puur hypothetisch antwoorden. Dat was in dit specifieke geval nergens voor nodig. Het onderliggend probleem van Hazard zit bij hem niet tussen de oren, maar hangt ergens rond zijn broeksriem en het weegt een kilo of vijf of zelfs meer.

Topsport is de big bang of bodytypes. Een topsportlichaam hoort te beantwoorden aan de specifieke wetten van een sport: zwemmers horen slank en lang en breed van boven te zijn, basketbalspelers mogen iets forsers zijn naarmate ze langer zijn, afstandslopers moet je door een sleutelgat kunnen trekken zonder dat ze daar iets van voelen, turnsters hebben bij voorkeur een vetpercentage in de min – dat is, voor alle duidelijkheid, een hyperbool.

Voetballers krijg je in alle maten en passen doorgaans in veel verschillende mallen, maar de mal voor Eden Hazard zoals die bij Real in de zomer van 2019 met een overdaad aan buikvet kwam aanwaaien, die hadden ze niet in Madrid. Het was belachelijk hoe hij daar arriveerde, het is beschamend voor Hazard en Real dat ze daar een jaar later nog niets aan hebben verholpen. Doe hem vijf kilo aftrainen, de belasting zal verminderen, de conditie verbeteren en de blessures zullen vanzelf verdwijnen.