Column met en over Loekasjenko in De Mor gen van zaterdag 12 december 2020

Loekasjenko

In 1995 zat ik in het gevolg van sportpaus Juan Antonio Samaranch en troonopvolger-kardinaal Jacques Rogge. We vlogen met een piepklein privévliegtuigje (zonder toilet aan boord) naar enkele Oostblok-landen. Na beleefdheidsbezoekjes aan Vilnius en Tallinn volgde de derde en lastigste etappe naar Minsk. Tot dan was alles perfect verlopen, die ene officiële rondetafel in Vilnius waarbij ik haast in slaap viel niet te na gesproken. Ik werd toen net voor de snurkfase gered door een elleboogstoot van Annie, de privésecretaresse van Samaranch.

Toen ze later in de tussenvlucht richting Minsk naast mij kwam zitten, verwachtte ik een reprimande. Niet dus, ze had wat advies. De president had haar gevraagd mij te briefen over Aleksandr Loekasjenko en de ware reden van onze tocht richting Minsk. Officieel was het een beleefdheidsbezoek aan het nationaal olympisch comité (NOC) van Belarus, zoals Wit-Rusland in de internationale sportwereld heet. Officieus waren Samaranch en Rogge op blitzbezoek omdat de zittende secretaris-generaal hen had getipt over een mogelijke machtsgreep van president Loekasjenko op de Wit-Russische sport. Als sportfanaat wilde hij maar wat graag voorzitter worden van eigen zijn NOC, onder meer om zo een jaar later in Atlanta van een plekje op de eretribunes verzekerd te zijn.

Een nationaal olympisch comité hoort in theorie apolitiek te zijn en daarom moesten wij Loekasjenko wijsmaken dat zoiets not done was. Misschien is ‘wij’ in voorgaande zin en mijn aandeel in deze operatie lichtelijk overdreven, want ik was decor. Het leverde wel een aardige repo op, zelfs nadat de ware toedracht van ons bezoek achteraf uit mijn verhaal werd gecensureerd.

Bij aankomst in Minsk was van de Wit-Russische president geen spoor te bekennen. Er stond wel een andere Aleksandr klaar. Aleksandr Medved was de eerste worstelaar uit de olympische geschiedenis die op drie opeenvolgende Spelen goud had gewonnen. De Beer – zijn bijnaam – stond ons op te wachten, maar verder dan een vermorzelde hand (die van mij) en wat heen-en-weer- geglimlach geraakten we niet vanwege ik geen Russisch en hij niets anders dan (Wit-)Russisch.

De colonne reed recht naar een van de paleizen van Loekasjenko, alwaar we een kamer kregen om eerst wat uit te rusten in afwachting van de ontmoeting met Loekasjenko. Die was hartelijk. De lokale pers was erbij, met een bloedmooie journaliste van de tv over wie werd gefluisterd dat ze deel uitmaakte van de vaste presidentiële harem. Cadeaus werden overhandigd en Loekasjenko nam het woord. Hij uitte zijn passie voor sport en vroeg in één moeite aan Samaranch om naast de (toen nog) 26 olympische sporten ook een vierjaarlijks olympisch bokstoernooi voor staatshoofden te organiseren. Nadat de tolk dat netjes had vertaald, dacht ik: haha, grapje. Er was er maar één die hardop lachte. Foutje. ‘Loeka’ keek mij aan en ik zag meteen dat het hem menens was. Hij leek mij ook een veel betere bokser dan ik.

Vervolgens trok de top (Samaranch, Rogge, Loekasjenko en een tolk) zich terug voor het moeilijkste halfuurtje van de hele driedaagse trip. Enige tijd later, nadat een slechtgehumeurde Samaranch een tweede receptie had afgelast, zagen we elkaar terug op het vliegveld van Minsk. “Loekasjenko heeft de boodschap begrepen”, zei Rogge, om daar op zijn Rogges ironisch aan toe te voegen, “maar ik denk niet dat hij zich daar veel van zal aantrekken.”

Zijn voorspelling kwam uit. Even later waren secretaris-generaal en voorzitter afgezet en bij de voorzittersverkiezingen voor het nationaal olympisch comité was er maar één kandidaat: Aleksandr Loekasjenko. Hij haalde 100 procent van de stemmen, nóg beter dan bij al zijn stalinistische presidentsverkiezingen.

Aleksandr Loekasjenko is sindsdien de enige president die ook voorzitter is van zijn eigen nationaal olympisch comité en dat nu al 24 jaar lang. Zijn zoon Viktor is vice. The NOC of Belarus verhuisde van de Karl Marxstraat naar de Regenboogstraat en is nu gevestigd in een soort vliegende schotel. Verder is niks veranderd.

Hoewel, na de staatsterreur, niet het minst ten aanzien van de topatleten die deelnamen aan de protestacties, en gevolg gevend aan de internationale verontwaardiging besloot het Internationaal Olympisch Comité (IOC) deze week alle betalingen aan het NOC op te schorten. Ze vragen ook alle internationale sportbonden de banden met Wit-Rusland op te schorten. Die betalingen en die banden zullen Aleksandr en Viktor aan hun reet roesten, maar dat ze niet welkom zijn op de tribunes van de Olympic Family in Tokio volgende zomer is wel een flinke tegenvaller. Ten bewijs: Loekasjenko heeft gedreigd met een proces tegen het IOC. Wordt vervolgd.

Column Navelrijden in De Morgen van maandag 7 december 2020

Navelrijden

Eli Iserbyt heeft gisteren zijn zevende veldrit gewonnen en loopt uit in de Superprestige. Michael Vanthourenhout is tweede geworden. Eli en Michael komen uit respectievelijk Harelbeke (spreek uit als Oarelbeke) en Wingene (spreek ongeveer uit zoals het wordt geschreven).

Wingene moet u kennen, niet van de cross maar van de varkens. In 1990 brak daar de varkenspest uit. Er waren toen twintig keer meer varkens dan mensen in groot-Wingene. Die hebben ze toen ongeveer allemaal een kopje kleiner moeten maken. Vandaag zijn er in Wingene/Zwevezele nog altijd elf keer meer varkens dan mensen.

Wat heeft dat te maken met de cross? He-le-maal niks, maar het is goed om te weten. De ene varkensregio (West-Vlaanderen) heeft de andere varkensregio (de Kempen) tijdelijk afgelost als epicentrum van het navelrijden in modder, ook weleens cross of veldrijden geheten. De nummers drie en vier van gisteren in Boom waren Toon Aerts uit Malle en Wout van Aert uit Lille, de Kempen dus.

Ik kijk naar de cross, maar ik weet niet hoe ik een en ander moet inschatten. De ene keer geloof ik Michel Wuyts en zijn sidekick Paul Herygers: we zijn bevoorrechte getuigen van wereldprestaties. We mogen ons vooral niet storen aan die eenzijdige Vlaamse dominantie, want uit onze Vlamingen uit de Kempen, West-Vlaanderen en een beetje Brabant is door zorgvuldige kruising genetisch, technisch, psychologisch en socio-cultureel het superras van de veldrijder ontstaan. Oké, en de rest van de wereldbevolking benijdt ons die voorbestemdheid, wil ook wel met ons meedoen, maar ze kunnen gewoon niet.

De andere keer denk ik: moet dit wel op televisie? Het grootste deel rijdt zich de pleuris om bij de eersten te finishen en dan komt er daar een uit vakantie terug en nadat hij drie woensdagen op rij in Kasterlee zijn hartslag in de hoogte heeft gejaagd, rijdt die meteen bij de eerste drie. Het grootste deel rijdt een koers, heeft een heel jaar naar deze wedstrijden gepiekt. Die andere komt trainen, wil een piekje in januari in het veld en vooral in maart en juli op de weg, en flirt zomaar met de winst. Zo komt er straks nog een bij.

“En nu stappen zetten om te concurreren met Van Aert en Van der Poel”, pochte het management van de Sauzen-ploeg na Merksplas, waar ze het hele podium bezetten. Bij Jurgen Mettepenningen en Mario De Clercq moet ik altijd denken aan een pak slappe frieten met foute saus. Samen zijn ze la Flandre très profonde maar het is niet anders, die twee leiden momenteel de beste crossploeg van Vlaanderen, dus van de wereld. Op 12 december komt Mathieu van der Poel terug in het veld, beter gezegd in het zand want hij maakt zijn debuut in Antwerpen.

Zowel Van Aert als Van der Poel mikt vooral op de kampioenschappen, met als hoogtepunt het WK in België, in het zand van Oostende meer in het bijzonder. Van de klassementen liggen ze niet wakker. Samen rijden ze drie Superprestiges en nog eens drie wereldbekers. Verder hebben ze hun wedstrijden uitgekozen, wellicht in functie van wie het best betaalt.

Het doet een beetje denken aan hoe Eddy Merckx en andere wegrenners destijds in het zesdaagsecircuit stapten en de mooiste startgelden kregen. Laat het een les zijn: een discipline die de beste atleten niet meer aan de start krijgt, verdwijnt in de marginaliteit.

De switch naar de weg van de enige twee grote motoren (sinds Roger De Vlaeminck) heeft het veldrijden herleid tot zijn essentie: een goeie trainingsvorm. Van grote en kleine motoren, enduro’s en solexjes gesproken, veelwinnaar Iserbyt zou bij zijn twintigminutentest in augustus 355 watt weg hebben gestampt. De journalist/commentator schreef: “Niet wereldschokkend op het eerste gezicht. Tot je die watts deelt door dat lage gewicht. Per kilo trapt de beste Iserbyt circa 6,4 watt weg.”

Dat is een beetje appelen met peren vergelijken. Watt per kilo is fantastisch, zolang het de hele tijd bergop gaat. Wat heb je aan die 6,4 watt per kilo lichaamsgewicht als een groot deel van het parcours vlak is? In dat geval ben je altijd beter af met een hoger vermogen, ook al weeg je meer. Die 100 watt extra die Van Aert en Van der Poel halen op het vlakke en de powerstukken is het verschil tussen kunnen volgen en moeten lossen.

Cross lijkt voortaan een beetje op een kartingcircuit waar Lewis Hamilton en Max Verstappen voor de lol nog eens komen meedoen. Winnen zullen ze niet doen, goed verdienen wel. De organisatoren weten wel wie wat waard is. Eli Iserbyt, Toon Aerts, Laurens Sweeck en Michael Vanthourenhout krijgen tussen 1.250 en 2.250 euro per cross. Dat is opgeteld niet eens de 10.000 euro die Wout van Aert en Mathieu van der Poel elk krijgen.

Column Glazen Plafond over vrouwen in voetbal in De Morgen van zaterdag 5 december 2020

Glazen plafond

Het was de week van de vrouw in het voetbal en – raar maar waar – ook in het mannenvoetbal. Stéphanie Frappart is inmiddels een BV(S) of bekende voetbalscheidsrechter, niet alleen in kenaumiddens. Een Franse madame van 1,64 meter die 22 beren in korte broek in toom houdt, is groot nieuws. Dat deed ze opnieuw bij Juventus-Dinamo Kiev in de UEFA Champions League. Tot eenieders tevredenheid, zo stond het in de meeste wedstrijdverslagen vermeld. Hoezo dan?

Iedereen die de fysieke examens heeft afgelegd, het reglementenboek weet toe te passen (buitenspel is buitenspel, een overtreding is een overtreding) en de verschillende reeksen heeft doorlopen, kan om het even welke wedstrijd fluiten. Ook een vrouw. Ook een mannenwedstrijd. Er is geen enkele reden om, zoals de trainer van Valenciennes David Le Frapper in oktober 2015, te twijfelen aan verminderde beoordelingscapaciteiten ten gevolge van een vermeend verkeerd geslacht. Hij zag zijn team een strafschop onthouden door Mme Frappart en besloot “dat het toch gecompliceerd was, een vrouw in een mannensport”. Hij kreeg prompt twee wedstrijden schorsing.

Frappart floot haar eerste wedstrijd in de Ligue 1 in 2019, de late lente, wellicht toen het niet al te veel kwaad meer kon. Enkele maanden later kreeg ze de supercup toegewezen. Dat is ook al geen wedstrijd op het scherp van de snede en deze Juve-Kiev was dat evenmin. Kiev was al uitgeschakeld voor overwinteren in de Champions League en Juventus was al door.

Donderdagavond kreeg Stéphanie concurrentie uit haar sekse. In de wedstrijd AA Gent tegen Liberec hebben ze ook een vrouw geprobeerd. Correctie, drie vrouwen in één keer: Katerina Monzul en assistenten uit Oekraïne. Die fluit al sinds 2016 in de hoogste Oekraïense mannendivisie. Bij Gent hebben ze bijna meer Oekraïners dan Belgen dus dat treft. Ook AA Gent tegen Liberec ging nergens meer om. Hiërarchie en anciënniteit, allemaal goed en wel, maar geef Stéphanie en Katerina voortaan ook wedstrijden mét inzet.

Het doorbreken van het glazen plafond in het mannenbastion voetbal is voor de emancipatie van de vrouw in het voetbal en bij uitbreiding in de sport de grootst mogelijke hefboom. Die twee scheidsrechters zullen het verschil niet maken, maar alle beetjes helpen.

Neem nu de Red Flames die zich deze week hebben gekwalificeerd voor het Europees kampioenschap in Engeland: van onschatbare waarde. De manier waarop was al even belangrijk: zwarte beest Zwitserland, waar het enige verlies van de hele campagne werd geïncasseerd, werd opzijgezet. Koel, kil, efficiënt, resultaatgericht: 4-0.

België heeft zich als laatste groepswinnaar van de poules kunnen kwalificeren. In april komen daar na play-offs nog eens zeven teams bij. Ik dacht eerst een enthousiast paragraafje te wijden aan het Belgische doelpuntensaldo van plus 32 en die ene 0-9 in Litouwen, maar toen overliep ik de andere groepen en stootte ik op Denemarken, dat met 14-0 had gewonnen van Georgië, en Frankrijk, dat er elf en twaalf binnen shotte tegen Noord-Macedonië en Kazachstan. En dan heeft San Marino nog geen vrouwenteam.

Het is wat het is, tot twintig jaar geleden zagen we die scores ook in de groepen bij de mannen. De Red Flames hebben met die 0-9 wel de hoogste uitoverwinning van de hele EK-kwalificatie geboekt, dat is ook wat.

Dat EK moest normaal volgend jaar doorgaan, maar dat kan niet omdat dit jaar het EK voor mannen niet kon doorgaan en werd verschoven naar volgend jaar. De vrouwen zijn al van 2019 bezig met kwalificatiewedstrijden en de eindronde van het Europees kampioenschap wordt in de zomer van 2022 gespeeld. Tussendoor krijgen ze de kwalificaties voor het WK op hun bord.

Van alle tot nog toe geplaatste landen heeft België de minste ervaring: een EK in 2017 en verder niks.

Vrouwenvoetbal is een jonge sport, en als je een kwantumsprong wilt maken in een jonge sport moet je investeren. Het uitstel van het EK is voor deze jonge groep een goede zaak. Tot wie ik mij nu moet richten, ik zou het niet weten, maar misschien kan de voetbalbond het voortouw nemen. Een sportbond/sport die een talentvolle vrouwenploeg ter beschikking heeft, zicht heeft op twee kampioenschappen, het voordeel van de tijd heeft en financieel het meer dan behoorlijk doet, is het aan zijn rang en stand verplicht om vol te investeren in omkadering en randvoorwaarden.

Geef de Red Flames een ambitieus programma, haal de internationals gedeeltelijk uit de competitie, biedt hen lange stages aan met veel oefenwedstrijden tegen sterke landen, smeed een team en betaal hen een salaris dat toelaat zich alleen nog te concentreren op hun sport.