Column Navelrijden in De Morgen van maandag 7 december 2020

Navelrijden

Eli Iserbyt heeft gisteren zijn zevende veldrit gewonnen en loopt uit in de Superprestige. Michael Vanthourenhout is tweede geworden. Eli en Michael komen uit respectievelijk Harelbeke (spreek uit als Oarelbeke) en Wingene (spreek ongeveer uit zoals het wordt geschreven).

Wingene moet u kennen, niet van de cross maar van de varkens. In 1990 brak daar de varkenspest uit. Er waren toen twintig keer meer varkens dan mensen in groot-Wingene. Die hebben ze toen ongeveer allemaal een kopje kleiner moeten maken. Vandaag zijn er in Wingene/Zwevezele nog altijd elf keer meer varkens dan mensen.

Wat heeft dat te maken met de cross? He-le-maal niks, maar het is goed om te weten. De ene varkensregio (West-Vlaanderen) heeft de andere varkensregio (de Kempen) tijdelijk afgelost als epicentrum van het navelrijden in modder, ook weleens cross of veldrijden geheten. De nummers drie en vier van gisteren in Boom waren Toon Aerts uit Malle en Wout van Aert uit Lille, de Kempen dus.

Ik kijk naar de cross, maar ik weet niet hoe ik een en ander moet inschatten. De ene keer geloof ik Michel Wuyts en zijn sidekick Paul Herygers: we zijn bevoorrechte getuigen van wereldprestaties. We mogen ons vooral niet storen aan die eenzijdige Vlaamse dominantie, want uit onze Vlamingen uit de Kempen, West-Vlaanderen en een beetje Brabant is door zorgvuldige kruising genetisch, technisch, psychologisch en socio-cultureel het superras van de veldrijder ontstaan. Oké, en de rest van de wereldbevolking benijdt ons die voorbestemdheid, wil ook wel met ons meedoen, maar ze kunnen gewoon niet.

De andere keer denk ik: moet dit wel op televisie? Het grootste deel rijdt zich de pleuris om bij de eersten te finishen en dan komt er daar een uit vakantie terug en nadat hij drie woensdagen op rij in Kasterlee zijn hartslag in de hoogte heeft gejaagd, rijdt die meteen bij de eerste drie. Het grootste deel rijdt een koers, heeft een heel jaar naar deze wedstrijden gepiekt. Die andere komt trainen, wil een piekje in januari in het veld en vooral in maart en juli op de weg, en flirt zomaar met de winst. Zo komt er straks nog een bij.

“En nu stappen zetten om te concurreren met Van Aert en Van der Poel”, pochte het management van de Sauzen-ploeg na Merksplas, waar ze het hele podium bezetten. Bij Jurgen Mettepenningen en Mario De Clercq moet ik altijd denken aan een pak slappe frieten met foute saus. Samen zijn ze la Flandre très profonde maar het is niet anders, die twee leiden momenteel de beste crossploeg van Vlaanderen, dus van de wereld. Op 12 december komt Mathieu van der Poel terug in het veld, beter gezegd in het zand want hij maakt zijn debuut in Antwerpen.

Zowel Van Aert als Van der Poel mikt vooral op de kampioenschappen, met als hoogtepunt het WK in België, in het zand van Oostende meer in het bijzonder. Van de klassementen liggen ze niet wakker. Samen rijden ze drie Superprestiges en nog eens drie wereldbekers. Verder hebben ze hun wedstrijden uitgekozen, wellicht in functie van wie het best betaalt.

Het doet een beetje denken aan hoe Eddy Merckx en andere wegrenners destijds in het zesdaagsecircuit stapten en de mooiste startgelden kregen. Laat het een les zijn: een discipline die de beste atleten niet meer aan de start krijgt, verdwijnt in de marginaliteit.

De switch naar de weg van de enige twee grote motoren (sinds Roger De Vlaeminck) heeft het veldrijden herleid tot zijn essentie: een goeie trainingsvorm. Van grote en kleine motoren, enduro’s en solexjes gesproken, veelwinnaar Iserbyt zou bij zijn twintigminutentest in augustus 355 watt weg hebben gestampt. De journalist/commentator schreef: “Niet wereldschokkend op het eerste gezicht. Tot je die watts deelt door dat lage gewicht. Per kilo trapt de beste Iserbyt circa 6,4 watt weg.”

Dat is een beetje appelen met peren vergelijken. Watt per kilo is fantastisch, zolang het de hele tijd bergop gaat. Wat heb je aan die 6,4 watt per kilo lichaamsgewicht als een groot deel van het parcours vlak is? In dat geval ben je altijd beter af met een hoger vermogen, ook al weeg je meer. Die 100 watt extra die Van Aert en Van der Poel halen op het vlakke en de powerstukken is het verschil tussen kunnen volgen en moeten lossen.

Cross lijkt voortaan een beetje op een kartingcircuit waar Lewis Hamilton en Max Verstappen voor de lol nog eens komen meedoen. Winnen zullen ze niet doen, goed verdienen wel. De organisatoren weten wel wie wat waard is. Eli Iserbyt, Toon Aerts, Laurens Sweeck en Michael Vanthourenhout krijgen tussen 1.250 en 2.250 euro per cross. Dat is opgeteld niet eens de 10.000 euro die Wout van Aert en Mathieu van der Poel elk krijgen.