Column ‘Watt als?’ in De Morgen van zaterdag 15 juli 2023

Watt als?

Wielrennen is een even poepsimpele als een keiharde sport. Wie het langst en ook nog eens het hardst kan stampen op die pedalen, heeft een grote kans om voorin te eindigen. Wie dat drie weken lang kan, zal in een grote ronde voorin eindigen. Het vermogen per kilogram lichaamsgewicht dat een renner kan leveren, is de discriminerende factor in grote rondes.

W/kg, daar zal het de komende week, te beginnen gisteren met de finish op de Colombier, over gaan. Moge deze column een baken zijn om u geen onzin op de mouw te laten spelden en om de slimme uit te hangen op de buren-BBQ.

De breuk watt/kg werd de voorbije vijfentwintig jaar vaak gehanteerd om bepaalde klimprestaties al of niet verdacht voor te stellen. Vooral Franse Twitter-accounts spelen voor een soort watt-politie.

De discussie over ‘de zuivere prestatie’ is al een jaar of tien aan de gang. Nochtans is men het over eens dat acht van de beste tien klimprestaties in de vorige eeuw zijn geleverd, dus mét de ondersteuning van epo. Van de huidige generatie renners heeft alleen de Colombiaan Nairo Quintana de top tien gehaald. Hij staat op vijf.

De top vier die Quintana voorafgaan, zijn Marco Pantani (onbetwist op één), Miguel Indurain, Jan Ullrich en Lance Armstrong. Die tien beste klimprestaties ooit scoren allemaal zeven watt/kg over een klim van minimaal twintig minuten. De lengte van een klimprestatie is van belang voor het energiesysteem dat bij lange duur vooral een beroep doet op zuurstof. Tadej Pogacar, Jonas Vingegaard, Remco Evenepoel scoren hun beste waarden op zo’n lange klim rond de 6,5 watt per kilogram.

Voor sommige Franse critici is ook 6,5 W/kg op klimmen van langer dan twintig minuten voorbij de fysiologische grens, waarmee ze bedoelen dat doping is gebruikt. De discussie over fysiologisch al of niet normaal, mag wat fundamenteler worden gevoerd. In een van de aanvankelijk minst ontwikkelde sporten die de laatste jaren veel beter het beschikbaar genetisch potentieel benut en ook nog eens een kwantumsprong maakte in wetenschappelijke begeleiding, is een bovengrens een slecht idee. Het beste argument om niet te geloven in doping als deus ex machina farmaceutica, is nog wel dat het vaak om jonge atleten gaat, beter geselecteerd, beter getraind, en behorend tot verschillende ploegen.

Bovendien zit veel ruis op de waarden die de media ongefilterd op ons loslaten. Tussen de verschillende vermogensmeters zit soms wel een verschil van 5 procent. Komt daarbij dat de meeste renners – om discussies en verdachtmakingen te vermijden – hun gegevens niet meer delen op digitale platformen als Strava. Met andere woorden: het echte vermogen per kilogram lichaamsgewicht kennen we niet.

Dus passen de watt-volgers een truc toe. Ze herleiden elke klimprestatie tot een vermogen berekend voor een renner met een standaardgewicht. Wie die gespecialiseerde accounts volgt, zal merken dat voor de eenheid W/kg een lettertje e wordt gebruikt. Die e staat voor étalon, Frans voor standaard.

Om die gestandaardiseerde prestatie te kunnen berekenen, wordt de klim getimed (meestal vanaf de televisie) en zo wordt de zogeheten VAM berekend of de gemiddelde klimsnelheid, uitgedrukt in hoogtemeters per uur.

Juist timen is lastig en evenmin is er info over (stijgende) winden, luchtdruk, wegoppervlak en het effect van drafting achter een klimtrein. Bovendien verstoren de stukken weg van minder dan 4 procent de berekening. De theoretische omrekening voor een renner met een standaardgewicht klopt bijgevolg zelden met de realiteit.

De consensus bestaat evenwel dat – voorgaande fouten inbegrepen – 7 watt per kilogram lichaamsgewicht op klimmen van langer dan 20 minuten flirten is met de grens van het fysiologisch aanvaardbare.

Er is goed nieuws. Die 7 watt worden niet meer gehaald. Wel worden steeds vaker op kortere inspanningen waarden boven de 7 en zelfs 8 watt gehaald. Voorbeeld: Tadej Pogacar klom in rit zes over de Tourmalet (45 minuten lang) aan net geen 6e W/kg, maar reed de laatste 5 km wel aan 6,8e W/kg. Nadien op Les Cauterets de laatste 5 km zelfs aan 7,46e W/kg.

Dat zijn precies waarden die Jonas Vingegaard al begin april in de Ronde van het Baskenland liet zien en wat toen door moest gaan als de sterkste klimprestatie van het jaar op een middellange klim: 7,46e W/kg voor 11 minuten en 17 seconden over 4,1 kilometer aan gemiddeld 9 procent stijging op de Izua.

Specialisten waren door die demonstratie zeker dat Jonas Vingegaard van Jumbo-Visma zonder ongelukken met de vingers in de neus een tweede Tour op rij wint. Na gisteren zijn we niks wijzer, na dit weekend misschien wel.

Column Sympathiebarometer in De Morgen van maandag 10 juli 2023

Sympathiebarometer

Niemand wordt beter in de Tour. Niemand op de fiets en ook niemand naast de fiets. De Tour is één langgerekte sloop, waarbij één moeilijk moment zoals een te zware, te hete col of een niet-verteerde maaltijd gevolgd door een slechte slaap volstaan om je hele Tour te hypothekeren.

Zelfs in de tijd van Roger (en Eddy) zat beter worden er niet in met de ‘ondersteunende middelen’ van toen. Ook tijdens de jaren negentig met de steile opgang van de wonderbaarlijk efficiënte epo bleef de Tour een aanslag op het hormonale stelsel, zo bleek uit bloedanalyses.

Beter wordt niemand van 21 dagen op de fiets over berg en dal, maar de ene wordt minder snel gesloopt dan de andere. De hamvraag is nu wie van de twee favorieten eerder kapot gaat straks in die gruwelijke derde week, Jonas Vingegaard of Tadej Pogacar?

Als de logica wordt gerespecteerd, moet dat Pogacar zijn. Zijn val in Luik-Bastenaken-Luik en zijn operatie aan de hand, dat heette eerst geen probleem te zijn. Hij had weer snel en goed kunnen trainen, eerst binnen op de rollen en later buiten. Tot hij op de Marie Blanque in de tang werd genomen door Team Jumbo-Visma en een minuut aan zijn broek kreeg. Toen luidde het ineens dat hij nog wat trainingsachterstand had. Maar, geen paniek, want hij zou verbeteren naarmate de Tour vorderde.

Waar hij dat vandaan haalde? Alvast niet van Iñigo San Millán, de performance director van Team UAE. Van hem zal je die onzin niet te lezen krijgen, hoewel die niet veel nodig heeft om op een tafel te springen. Ere wie ere toekomt, San Millán is als arts verbonden aan de universiteit van Colorado en runt daar een researchprogramma naar de rol van mitochondriën in de ontwikkeling en dus genezing van kanker. Geen kleine jongen dus.

Mitochondriën zijn de energieproducenten van de lichaamscellen. Wat dan weer volgens nogal wat Franse non-believers het bewijs zou zijn dat Pogacar op speciale benzine rijdt, omdat zijn arts-trainer-coach daar toegang toe zou hebben. Er is nul bewijs van het bestaan van zo’n geheim middel, voor alle duidelijkheid.

Vingegaard heeft in tegenstelling tot Pogacar wel een probleemloze voorbereiding gekend. Hij is samen met zijn team getraind, gefinetuned en geprogrammeerd om drie weken lang de prestaties te leveren die dit zware parcours vraagt. En wat heet zwaar? Als u dacht dat ze het ergste hebben gehad, te beginnen op vrijdag 14 juli volgen nog zes bergritten.

Een andere hamvraag luidt: waarom supportert de overgrote meerderheid in, rond en buiten het peloton voor Pogacar in deze titanenstrijd?

Op de Denen na uiteraard, die zijn pro Vingegaard. En de Nederlanders die TJV als hun nationale wielertrots beschouwen. Naar mij is verteld, zijn ook sommige vrouwen op de hand van Jonas. Vooral zij die gelukkig worden bij de gedachte dat zo’n timide jongen zijn vertrouwen heeft te danken aan zijn elf jaar oudere vrouw Trine.

Dat gevoel is hun gegund, maar gisteren beleefden zij alvast een baaldag. Beetje bij beetje knabbelt Pogacar aan de achterstand op Vingegaard. Tikje na tikje deelt hij uit, als een volleerde pugilist die eerst de lever, dan de armen en ten slotte de slapen en de kin van zijn tegenstander teistert. Tot die zich gewonnen geeft. Of niet.

De sympathieke Pogacar is een speelvogel, of laat ons tenminste geloven dat hij een speelvogel is. Zijn uitstapjes naar de klassiekers en daarbij altijd meedoen voor de winst, om er daarna nog een grote ronde aan te plakken en daarbij ook voor winst te gaan, daar houden wielerfans van.

De saaie Vingegaard heeft het nadeel dat niet alleen hij – te bleek, te timide, te weinig bink, te veel voorgeprogrammeerd – maar ook zijn team de perceptie tegen heeft. De combinatie van Denemarken en Nederland, twee zelfverklaarde gidsnaties, heeft daar veel, zo niet alles mee te maken.

Al bij al is dat vreemd, want wie ooit met TJV en co. te maken had weet dat ze meer open boek zijn dan UAE. Dat team wordt gerund door oliesjeiks vanuit Abu Dhabi en beschikt over een onmetelijke zak geld. Daarenboven is bij UAE de CEO Mauro Gianetti. Hij was als renner hoofdrolspeler in 1998 in een dopingklassieker waarbij hij bijna het leven liet. Later werd hij ploegbaas van Saunier-Duval met de beruchte Ricardo Riccò, die onder zijn toezicht werd geschorst wegens epo.

Pogacar met zijn ontwapenende glimlach, zijn geintjes en zijn aanvalslust zorgt er in zijn eentje voor dat zijn team toch hoog scoort op de sympathiebarometer. Het grootste deel van de wielerwereld gunt Pogacar deze Tour, maar toch deze voorspelling: Vingegaard trekt op zondag 23 juli het geel aan in Parijs.

Column Meester(knecht) in De Morgen van zaterdag 8 juli 2023

Meester(knecht)

Hoe zegden ze dat nu alweer, gisterenochtend aan de bus van Team Jumbo-Visma? “Tenzij Wout van Aert een kronkel krijgt, sprint hij niet mee.” Het Noord-Nederlandse ‘kronkel’, zou dat hetzelfde zijn als het Zuid-Nederlandse ‘het zot in de kop’?
Wout van Aert heeft gisteren niet mee gesprint. Hij deed wel even alsof. Sprong weg en liet zich terstond weer inlopen door het peloton dat hem vervloekte. Wel lachen, maar geen zot in de kop. Net als de dag ervoor, de dag daarvoor en ook woensdag niet. Dinsdag probeerde hij er zich wel tussen te wurmen, maar dan bleek eens te meer dat Van Aert in alles op de racefiets uitblinkt maar in niks een absolute superspecialist is.
Een spurtbom was ellebogend met Jasper Philipsen naar de meet gereden en had desnoods onderweg nog een keirin-kopstoot uitgedeeld. Niet Wout van Aert en dat siert hem. Cleane renner, in alle opzichten.
Eerst even deze disclaimer. Dit is voorlopig niet het jaar van Van Aert, maar voor hetzelfde geld wint hij vandaag in de sprint en morgen na een monsterontsnapping op de Puy de Dôme, om daarna zijn Sarah aan het kraambed bij te staan en fris en monter naar Glasgow af te reizen en daar wereldkampioen te worden.
Wout van Aert is een fantastische renner, maar te weinig winnaar. Zijn scoringspercentage als hij in een kansrijke positie voor doel komt is het laagste van alle wereldtoppers. Dat weerspiegelt zich in zijn palmares, bij uitstek in 2023: tweede op het WK veldrijden (na Van der Poel); derde in Milaan-San Remo (na Van der Poel); eerste in de E3; tweede in Gent-Wevelgem; vierde in de Ronde van Vlaanderen (na Pogacar en Van der Poel); derde in Parijs-Roubaix (na Van der Poel); tweede in Tübach-Weinfelden, herdenkingsrit voor Gino Mäder, maar wel de groene trui gewonnen in die Ronde van Zwitserland. Oef.
Zijn tweede winst van het seizoen was op het BK tijdrijden, met overmacht. Maar wat als Remco Evenepoel niet was gevallen? Inderdaad, wat als… Wat als Van Aert had geweten dat dit seizoen er eentje is van net niet, had hij dan in Wevelgem alsnog Christophe Laporte laten voorgaan?
En dan die tweede Tour-rit naar San Sebastián. Een echte sprinter brult over de radio de hele ploeg doof als hij niet genoeg mannetjes voor zich krijgt om dat laatste gaatje te dichten. Niet Wout van Aert. Een echte sprinter zal zelfs niet meer sprinten als hij ook maar vermoedt dat hij tekort zal komen. Niet Wout van Aert. Dan maar stranden op een meter of drie.
Dat gooien met die drinkbus, niet zeker wat de achterliggende psychologie is maar van koelbloedigheid getuigt het niet. Ook zijn reactie op het spotten van Tadej Pogacar was niet cool. Haal gewoon je schouders op en zeg vooral niet dat je zal antwoorden met de benen. Dat heeft hij donderdag geprobeerd, eerst op de Tourmalet en daarna op de klim naar Cauterets-Cambasque. Hij vatte die laatste klim aan als een dolleman, tot het op was en hij amper nog snelheid maakte om recht te blijven. Aardige omstanders gaven hem dan maar een zetje. Zijn kopman Jonas Vingegaard versnelde daarna om op een counter te lopen. Het was Pogacar die antwoordde met de benen. Van Aerts inspanning was voor niks.
In een krant verscheen een verhaal dat we ons als Belgen in de handen moeten wrijven met zo’n renner. Zeker, maar je kan het ook omdraaien en als een vraag verpakken. Is Van Aert niet veel te goed om zich zo uit de naad te rijden voor een bleke Deen die alleen maar wedstrijden wint omdat zijn watt per kilogram lichaamsgewicht (en zijn VO2max en zijn fietseconomie) nu eenmaal hoger/ gunstiger is dan dat van welke andere renner in de Tour ook?
Van Aert heeft te veel klasse om als de eerste de beste baroudeur bij kilometer nul van achter de rode auto van de koersdirectie weg te springen. Van Aert is te goed voor de Oscar voor de Speciale Effecten in deze Tour, ook bekend als die krankzinnige prijs van de strijdlust.
Van Aert is geen meesterknecht, hij is een meester en die horen niet te knechten, ook niet als ze daar miljoenen voor worden betaald. Wat moet hij dan? Specialisten in zijn ploeg beweren dat hij met dit gewicht de Tour niet kan winnen. Durf ze niet tegen te spreken. Wie het tegendeel beweert, is met zekerheid nooit verder geraakt dan de inleiding van de fysiologie van het wielrennen.
Toch is het zonde, gooien met krachten, woekeren met immens talent, wat de klasbak Wout van Aert doet om zijn eigen Tour kleur te geven. Het is te hopen voor hem dat Sarah sneller dan uitgerekend moet bevallen en hij naar huis kan. Het zal zijn WK ten goede komen.

Column Team NEOM in De Morgen van maandag 3 juli 2023

Team NEOM

In de Franse sportkrant L’Equipe stond gisteren een interview met Richard Plugge, de Patrick Lefevere van Team Jumbo-Visma.
Niets wijzer van geworden, behalve dat je er een beetje moe van wordt om steeds weer te moeten lezen dat zijn ervaringen als journalist en als hoofdredacteur hem hebben geholpen om de ploeg te formeren die vandaag bij de betere van het profpeloton behoort. Plugge heeft vooral een heel gedreven en competente staf. En zeer goede renners natuurlijk.
En veel geld. Als TJV vandaag bovenaan de voedselketen van de koers staat, is dat toch in de eerste plaats te danken aan de J in die afkorting. J staat voor Jumbo, de supermarktgigant die als prijsbreker furore heeft gemaakt.
Jumbo stopt als hoofdsponsor. Slimme zet van Jumbo. De naam is bekend, tijd om andere dingen te doen met de tien-vijftien of nog meer miljoenen euro die het bedrijf jaarlijks in het wielrennen stopt.
Volgens de doorgaans erg goed geïnformeerde website Wielerflits zou Plugge als nieuwe hoofdsponsor onderhandelingen voeren met NEOM City, een nieuw te bouwen stad in Saudi-Arabië, een totaalproject van om en nabij de 500 miljard dollar. NEOM is een samentrekking van het oudgriekse neo en het Arabische woord voor toekomst, mustaqbal.
Het einddoel is om één miljoen mensen te laten wonen en werken in een volledig CO2-vrije stad. NEOM is onderdeel van Vision 2030, een masterplan dat door de koninklijke familie is uitgewerkt en als doel heeft van Saudi-Arabië een niet te negeren toeristische bestemming te maken. Toerisme, sport(industrie) en entertainment moeten de speerpunten worden van de Saudische economie van de toekomst, en dat alles klimaatneutraal.
In een eerste fase wordt met NEOM gemikt op 2029. Het hele plan voorziet in een lintbebouwing van honderdzeventig kilometer lang, opgedeeld in woonhubs met in elke hub alle voorzieningen van winkels over ziekenhuizen tot werk en scholen. Onder de stad van in totaal 26.000 vierkante kilometer is een hypersnelle trein gepland waarmee je in twintig minuten van noord naar zuid reist.
NEOM ligt in het noorden van Saudi-Arabië aan de doorgaans bloedhete Golf van Akaba. Aan de andere kant van de 24 kilometer brede golf kijkt NEOM uit op het Egyptische zonneoord Sharm-El-Sheikh waar het op een koude winterdag nog steeds twintig graden is. Honderd kilometer in het binnenland achter NEOM moet het wintersportoord Trojena komen, een ook nog te bouwen stad in de bergen. Daar moeten in 2029 de tiende Asian Winter Games doorgaan. Winterspelen in de woestijn, waarom ook niet.
Richard Plugge werd gevraagd naar NEOM. Hij ontkende niet. Dat had gekund, zoiets als: “Saudisch geld, liever niet hoor.” Neen, er volgde een gemeenplaats. “Ik ben erg vertrouwensvol dat we snel de juiste sponsor vinden die klaar is om onze gedachte te omarmen van een wielrennen als oplossing voor wereldproblemen zoals obesitas en het klimaat.”
Aan obesitas alvast geen gebrek, al helemaal niet in de Golf-regio’s, en klimaatproblemen kennen ze daar ook, ze zijn er zelf ten dele verantwoordelijk voor met hun fossiele energie. Als NEOM, dus de Saudische overheid, via het Public Investment Fund of PIF ooit sponsor wordt van een van de grootste ploegen uit het wielrennen, is dat echt niet om iedereen op de fiets te krijgen of om het klimaat te redden.
Saudi-Arabië was een beetje laat met investeren in de wereldsport en haalt nu zijn achterstand in op Qatar en de Emiraten. Daarvoor dienen de bodemloze investeringen in het Europees voetbal en de eigen voetbalcompetitie.
Overigens is Saudi-Arabië al wielersponsor, maar dan bij het team Jayco-AlUla. AlUla is eigenlijk Al-‘Ula, een historische stad in een natuurgebied in het centrum van Saudi-Arabië. Die sponsoring komt van de toeristische dienst van dat land.
De plannen om een eigen wielerteam te beginnen, hebben niets vandoen met de wereldproblemen waarvan sprake, maar alles met het UAE dat Tadej Pogacar en co. steunt. United Arab Emirates, dat zijn die kleine oliestaatjes met die sjeiks met al hun praatjes die dringend een les moeten krijgen in wie nu de heerser is in de Golf-regio. Jayco-Alula is iets te klein om UAE de duvel aan te doen, vandaar de opportuniteit TJV.
Niet vierkant ontkennen dat het NEOM en Saudi- Arabië zou kunnen worden, betekent dat ze hebben gepraat, of nog aan het praten zijn, of al een deal hebben.
TJV moet doen wat het denkt te moeten doen, maar als Plugge en co in zee gaan met Saudi-Arabië is er toch iets loos met hun moreel kompas. Misschien kan iemand Plugge inseinen dat de opperbaas van zijn nieuwe sponsor in 2018 een kritische journalist in stukken liet zagen.

Column ‘La course, c’est nous’ in De Morgen van zaterdag 1 juli 2023

La Course, c’est nous

De zomer is de Tour. De Tour is de zomer. Door die zomer is de Tour de belangrijkste wielerwedstrijd van de wereld. Dat is het gevolg van een stom toeval. De eerste Tour had moeten beginnen op 1 juni en had moeten duren tot 5 juli. Dat was in 1903, precies 120 jaar geleden.

Dat stomme toeval, dat de Tour niet in juni maar in juli wordt gereden, was het gevolg van een te klein aantal inschrijvingen. Voor amper vijftien geïnteresseerden had het voor Henri Desgrange geen zin om Frankrijk rond te rijden. Dan maar in juli, dan maar ook het inschrijvingsgeld halveren. Ineens schreven 108 renners zich in, maar op 1 juli 1903 stonden er slecht zestig aan de start.

Eenentwintig renners haalden de eindmeet op 18 juli. De Tour was toen nog echt een ronde. Vertrekken in Parijs, ritje van 467 kilometer naar Lyon, dan naar Marseille, via Toulouse over Bordeaux naar Nantes en zo terug naar Parijs. Zes ritten, de langste was 471 kilometer, de kortste 268, en tussen de ritten soms twee, soms drie maar een keertje vier rustdagen. Tussen rit vier en vijf zat geen enkele rustdag.

In die 120 jaar zijn 110 edities van de Tour georganiseerd. Het verschil van tien komt door de twee wereldoorlogen, die respectievelijk vier en zes edities geschrapt zagen. De enige editie die niet in de zomer werd gereden, was die van 2020. Door corona werd die naar september verschoven.

Volgend jaar zal de Tour niet in Parijs eindigen, en dat is voor het eerst sinds 1904. (De eerste editie van de Tour eindigde in Ville d’Avray, een voorstad van Parijs.) Dat komt door de Olympische Spelen, die weliswaar pas vijf dagen na de laatste rit beginnen, maar drie weken en vier weekends lang Parijs overhoop halen is van het goede te veel.

In 2024 zal de Tour ook voor het eerst in Italië starten. Officieel omdat met Ottavio Bottecchia dan honderd jaar geleden de eerste Italiaan de Tour won. Officieus omdat de Tour graag zijn economische overmacht demonstreert. Vandaag de grand départ in het Spaanse Baskenland, de meest wielergekke regio van Spanje; volgend jaar de grand départ in Toscane, het wielerwalhalla van Italië.

De Tour de France is een bubbel van Franse extraterritorialiteit, die gaat waar hij wil en doet waar hij zin in heeft. La course, c’est nous. Een voorbeeld: de Franse gendarmerie houdt ook in het buitenland te allen tijde de regie en de controle over de veiligheid op het wedstrijdparcours. De lokale politie dient als supporting cast.

De systeemfout die het wielrennen vandaag hypothekeert in zijn economische en sportieve groei is terug te voeren op het ontstaan van de sport en de laatste decennia op het succes van de Tour. Wielrennen op de weg zat van in het begin op een fout spoor.

Neem nu doping. De eerste Tour de France werd de meest extreme vorm van sport die de mens kon beoefenen. Het gebruik van hulpmiddelen om op min of meer menswaardige wijze het einde te halen, weze het met toverdranken of ander bedrog, is door de Tour een tijdlang gemeengoed geweest in het cyclisme.

De broers Pélissier waren in 1924 na hun opgave de eersten om de omerta te doorbreken in het inmiddels mythische artikel van Albert Londres in Le Petit Parisien, ‘Les forçats de la route’ of ‘De dwangarbeiders van de weg’. “Het is lijden van het begin tot het einde. Wij rijden op cocaïne en op chloroform, op dynamiet dus”, aldus de Pélissiers.

Neem het gevaar. Het eerste wedstrijdwielrennen werd oorspronkelijk op de wielerbaan georganiseerd. De Tour heeft de wielrenners naar de weg gehaald. De weg is steeds gevaarlijker geworden en de snelheid steeds hoger, al zou het tot 1934 duren voor de Tour een eerste dode moest betreuren. Dat was de Spanjaard Francisco Cepeda op 11 juli van dat jaar na een banale val.

Waar alle sporten veiliger zijn geworden, heeft wielrennen autoracen en military (vandaag eventing) ingehaald inzake onveiligheid en dodelijke ongevallen. Wielrennen is door die obsessie om op de openbare weg te sporten niet alleen de sport met de meeste doden, maar telt ook meer doden op training dan in wedstrijd.

Neem de fragiele wielereconomie. Wegwielrennen is een Europese sport met her en der in de wereld een fanatieke aanhang. Eén wedstrijd vertegenwoordigt ongeveer de helft van de wielereconomie. Dat is de Tour. En de strijd in die ene wedstrijd draait dit jaar rond amper twee renners.

Zo kan een sport niet groeien. Het wielrennen ook niet, daarom is het ook een kleine, ondergewaardeerde en ondergefinancierde sport gebleven. En de Tour de France, die vindt het best zo. Die wil liever de helft van iets kleins zijn dan een deel in een veel groter geheel.