Column Wat Is Topsport? in De Morgen van zaterdag 25 november 2023

Wat is topsport?

De opschudding die de column van vorige week over de Gentse zesdaagse veroorzaakte, heeft mij maar laat bereikt. En nog wel door een ex-renner en een ex-renner/ploegdirecteur die beleefd lieten weten dat ze het niet met mij eens waren.

Toen ik in ons extensief app-verkeer mijn redenering uitlegde, luidde een finale repliek: “Jaja, ik begrijp wel wat je bedoelt. Ik ben akkoord dat het een circus is, maar optreden met 60 kilometer per uur blijft lastig.” En de andere: “Ik snap je volledig (de column) maar ik kon het niet laten passeren.”

De eerste reactie kwam van een ex-renner/ploegdirecteur: “Hé maat, goede column in DM.” En deze week nog een andere ex-renner tegen het lijf gelopen en die zei: “Het verbaast mij dat mensen die zesdaagse zo serieus nemen, maar dat heb ik ook met dat zondagse uurtje modderrijden.”

Om de stelling even te herhalen: de zesdaagse heeft evenveel met de topsport baanwielrennen als circus met gymnastiek, niets tot weinig dus.

Om dat goed uit te leggen, moeten we even terug naar de basis.

Ten eerste: wat is sport? Sport is elke fysieke activiteit of inspanning die een gevolg heeft op hart- en bloedvaten en die wordt beoefend volgens afgesproken regels, in een vorm van competitie tegen een tijd, een score of anderen.

Wat is bijgevolg geen sport? E-sport, denksport, hengelen, darten, snookeren en biljarten. Dat zijn moeilijke bezigheden, maar de fysieke component ontbreekt. Je kunt het ook omkeren: sporten waarin bètablokkers helpen zijn geen sporten. Inderdaad: ook niet alle olympische sporten (neem schieten of curling) doorstaan die toets. Golf is een twijfelgeval.

Wat de zesdaagserenners presteren is sport, dat staat als een paal boven water. Zoals die ene ex-renner/ploegdirecteur in zijn repliek zei: “Ik ben ooit twee keer gekoppeld aan een goeie pistier met de bedoeling dat we zouden winnen en ik ben twee keer choco gereden. Nooit gewonnen. Een zesdaagse is van het zwaarste dat ik ooit heb gedaan.”

Klopt ongetwijfeld. Wat die gasten presteren in de ploegkoersen op een te korte baan die er bovendien niet te best bij ligt verdient bewondering. Maar de vraag is hier niet of het sport is en of het lastig is en of we ze al of niet mogen/moeten bewonderen. De vraag is: kunnen we de zesdaagse catalogiseren als topsport? Het antwoord blijft: neen.

Om een sport als topsport te beschouwen zijn er extra criteria nodig. Om te beginnen: wordt deze sport genoeg beoefend? Genoeg als in ‘voldoende vaak’, door voldoende atleten van voldoende niveau en op voldoende plaatsen in de wereld. Een tweede criterium: zit er een internationale component aan, in de vorm van een EK, WK en bij voorkeur een olympische discipline.

Twee keer is het antwoord neen. Dat geldt zelfs voor veldrijden en dat heeft wel een EK en WK, stel je voor. Dat geldt ook voor afstandszwemmer Matthieu Bonne en ultraloper Karel Sabbe. Jammer maar helaas, wel topprestaties maar geen topsport, want te marginaal en niet voldoende representatief. Jawel, zoals de zesdaagsen.

Daarvan zijn er nog twee echte in de hele wereld: Gent en Rotterdam. Een sport die twaalf dagen per jaar wordt georganiseerd en her en der nog als een halve week bestaat, is dood maar beseft het nog niet. Een event dat bovendien alleen in een kleine regio wordt georganiseerd die niet de best mogelijke atleten aan de start krijgt (check de einduitslag), die niet representatief is voor het mondiale en olympische niveau (check de einduitslag), heeft misschien wel bestaansrecht als spektakel, maar dat maakt het nog geen topsport.

Helemaal mee eens dat dit een reductionistische visie is op sport en topsport. Het is niet anders. Deze insteek wordt ook gehanteerd door alle sportmodellen van de wereld om de vraag te beantwoorden welke sporten/disciplines worden ondersteund en welke niet.

In dat verband zijn er nogal wat die een zesdaagse verwarren met de onmiskenbare topsport baanwielrennen. Een denkfout. Het beste bewijs in de voorbije zesdaagse was Lasse Norman Hansen. Hij is op de wielerbaan in de uithoudingsonderdelen de beste renner van de laatste tien jaar met 22 medailles, waarvan 7 gouden en 2 olympische titels. In Gent werd hij voorlaatste op 35 ronden en dat lag echt niet alleen aan zijn koppelmaat Jonas Rickaert, die na zijn rustperiode na een zwaar seizoen als een pannenkoek rondreed.

Hansen zou wel gek zijn om al eind november als een opgefokt duracellkonijn op een gevaarlijke baan als Gent rond te tollen. Volgend jaar in Parijs zal hij er op die gladde, glooiende 250 meterbaan wel staan, op welk onderdeel dan ook.

Column 1,7 Promille in De Morgen van maandag 20 november 2023

1,7 Promille

De zomer van 2024 is een van die lange hete sportzomers die eens in de vier jaar het leven van sportvolgers (en hun entourage) compleet overhoop haalt en soms ook het leven van enkele sporters. Laten we toch vooral hopen op dat laatste en wel in positieve betekenis.

De Rode Duivels kunnen Europees kampioen worden, Remco Evenepoel kan de Tour winnen en ten slotte kan de Belgische olympische ploeg met een nooit geziene oogst aan medailles uit Parijs terugreizen.

Of niet: geen Europees kampioen, geen Tour-winst en in plaats van tien of meer, slechts zes of minder medailles. Alles kan, alles mag, niets moet, we zijn tenslotte Belgen. Hoewel. Een knalprestatie op de Spelen van Parijs zou van pas komen om de olympische topsport de kickstart te geven waarmee ze nog jaren verder kan.

Deze inleidende topsportoverpeinzingen bereiken u vanuit het Turkse Belek, een vakantieoord zo verstoken van stijl en klasse, dat als ik de Middellandse Zee was, ik er nooit aan land zou willen komen. Maar bon, dat doet hier niet echt ter zake. In de Gloria Sports Arena in Belek blaast het Belgian Olympic Team nu al een paar jaar verzamelen, meer in het bijzonder sinds 2019.

Club La Santa op het Canarische eiland Lanzarote ligt sinds het aantreden van de Duitser Olav Spahl als directeur topsport niet meer in de bovenste schuif. Dat wordt vooral betreurd door de entourage van de atleten die zich het ontbijt, lunch en diner in restaurant Atlantico herinneren. En uiteraard ook de ellenlange conversaties in de Pool Bar en niet te vergeten de afsluitende barbecue op het strand.

Het dient gezegd, de atleten zijn beter af in Belek, en om de atleten draait het. Toch? Op deze stage zijn evenwel meer randfiguren dan atleten. Van de gedoodverfde medaillekandidaten geeft alleen zeilster Emma Plasschaert present. Geen Thiam, geen Kopecky of andere renners, geen Casse, geen Derwael, geen Belgian Cats, noch Red Lions. De Red Panthers zijn wel present.

Misschien moeten we daar blij om zijn. Dat atleten in deze cruciale maanden hun trainingsgewoontes niet willen onderbreken om even vier uur heen en vier uur terug te vliegen naar de olympische jamboree wijst op toegenomen professionalisme.

Er is op korte tijd heel veel veranderd in het Belgisch topsportlandschap. De eerste preolympische stages op Lanzarote (1991 had de primeur) waren vooral veredelde Chiro-kampen. Gezelligheid en erbij zijn primeerde. De tweede editie was veruit de meest memorabele. Lanzarote 1995 staat nog steeds te boek als een halve orgie en naarmate de hoofdrolspelers van het sporttoneel verdwijnen, worden de verhalen aangedikt.

In dat verband vroeg ik mij af tijdens de lange wandeling van het atletenhotel naar het pershotel — in de regen, jawel ook hier regen — iets af. Stel dat ze Jean-Marie Dedecker — Belgiës meest succesvolle bondscoach — naar deze stage zouden beamen, zou hij dan schrikken? Meer begeleiding dan atleten, sponsors bij de vleet, stylisten van het kledingmerk Caroline Biss, socialemediaspecialisten bij bosjes, (para)medici zoveel je wil en sportpsychologen van elke taalrol.

Jawel, tijden zijn veranderd maar toch ook weer niet zoveel en wat brengt het allemaal op? In Atlanta 1996 won België zes medailles op een totaal van 842 te verdienen eremetaal, of 0,71 procent. In Tokio in 2021 was dat zeven op 1080 of 0,65 procent. De hoeraverhalen ten spijt leert deze eenvoudige rekensom dat we er in die kwarteeuw na Atlanta niet op zijn vooruitgegaan.

Hoewel de topsport in dit landsdeel er nooit beter voor stond, bestaat de kans dat dit zich niet vertaalt in Parijs in een hoger aantal medailles. Dat wordt nog een dingetje om dat aan de publieke opinie verkocht te krijgen.

Zaterdag mocht de minister van sport van de Fédération Wallonië-Bruxelles uitleggen hoe hij zijn topsport wil laten aansluiten bij hoe Vlaanderen het aanpakt. Dat lukt nooit, door de cultuurverschillen, maar dat is een aparte column waard. In dat verband sprak de timing van het kabinet Weyts boekdelen: uitgerekend afgelopen vrijdag maakten die bekend dat de topsport in Vlaanderen weer meer geld krijgt. Het totale budget zou nu 30 miljoen bedragen voor het olympisch jaar 2024 en de jaren daarna.

Vandaag arriveert Vlaams sportminister Ben Weyts in Belek om toelichting te geven bij die genereuze geste. Die moet de atleten uit dit landsdeel in de ratrace naar de olympische podia de duw in de rug geven. Waarvoor dank. Een substantiële verhoging van het topsportbudget is op zijn plaats. Ten slotte: dertig miljoen voor de hele Vlaamse topsport, dat is 1,7 promille van alle Vlaamse subsidies die in 2022 zijn uitgedeeld. Daar kan/mag/moet nog wat bij.

Column Gentse Zesdaagse in De Morgen van zaterdag 18 november 2023

Gentse Zesdaagse

Mijn vader zaliger was correspondent voor een aantal Franstalige kranten. Dat omvatte verslagen van La Gantoise en Racing de Gand, van een occasionele atletiekmeeting, maar ook de Six Jours de Gand.

Pa stonk als hij naar de zesdaagse was geweest. Juister: het hele huis stonk als ik de volgende ochtend opstond. Naar rook, van sigaretten, sigaren, van alles door elkaar en hij rookte en dronk niet. Mij leek die zesdaagse een café waar ook aan sport werd gedaan. Dat was van een afstand bekeken en op hele jonge leeftijd. Ik zat er niet ver naast.

Niettemin lag op een ochtend naast mijn hoofdeinde een heel mooi cadeau. Pa had op de zesdaagse zijn stoute schoenen aangetrokken en was naar het hokje van het illustere duo Merckx-Sercu gestapt met de vraag om een foto te signeren. Ergens moet ik die nog hebben, ik kan mij niet inbeelden dat ik die ooit zou hebben weggegooid. “Voor Hans”, zo stond het er, en daaronder de krabbel van Eddy de Grote.

Gisteren had ik op de zesdaagse kunnen zitten, vip, uitgenodigd door een vriend. Ik kon niet. Andere verplichtingen. Ik schreef dit stukje vanop het vliegtuig naar eerst Istanbul en daarna Antalya, alwaar we een bus onder onze kont hebben gekregen die ons naar Belek bracht, het oord waar de Belgische olympische ploeg nu al een paar jaar verzamelt met het oog op de Spelen.

Jawel, u las het goed, Eddy Merckx heeft nog zesdaagsen gereden, samen met de (op de wielerbaan) nog grotere Patrick Sercu, die in tegenstelling tot Merckx wel ooit olympisch goud heeft gewonnen. In de jaren vijftig reden en wonnen klassieke renners als Rik Van Looy, Rik Van Steenbergen en Fred De Bruyne in Gent. De jaren zestig, zeventig en tachtig waren de jaren van Sercu, maar wie toen ook allemaal de revue passeerde en won: Merckx, Van Looy, Jempi Monseré, Roger De Vlaeminck, samen hebben die zowat alle wielerwedstrijden van hun tijd gewonnen en meer dan één keer. En toen was het afgelopen.

De zesdaagse van Gent werd vanaf de jaren tachtig gewonnen door B- en C-renners als Etienne De Wilde, Stan Tourné, Danny Clark en Don Allen. In de jaren negentig werd het er niet beter op. Geen enkele winnaar van een zesdaagse kwam aan de enkels van hun illustere voorgangers, met uitzondering van die passage van Mark Cavendish en Bradley Wiggins in 2016.

Deze week las ik een verhaal over en met Iljo Keisse. Iljo verdient respect voor hoe hij zichzelf heeft heruitgevonden als renner, maar wie hem de titel van keizer van de Gentse zesdaagse geeft, moet zijn historisch kompas laten nakijken. Iljo heeft zijn best gedaan, het Gentse publiek vermaakt, zeven keer gewonnen, maar de keizer van Gent blijft Patrick Sercu en niemand anders. Sercu (11 keer gewonnen in Gent op 88 keer winst in zesdaagsen) heeft op de weg ook nooit een klassieker gewonnen maar wel 6 ritten in de Tour en 13 in de Giro.

Nadat Keisse op last van Patrick Lefevere van de weg een prioriteit had gemaakt, ging het nog sneller bergaf met de kwaliteit op de baan. De koning van de Gentse zesdaagse werd plots Kenny De Ketele. Het is maar hoe je het bekijkt, dat koningschap, maar De Ketele heeft zijn hele leven voor (Top)Sport Vlaanderen gereden. Tot zijn 36ste in een opleidingsploeg, dat was niet uit vrije wil maar omdat geen enkele andere wielerploeg hem ooit is komen halen zoals wel Keisse, Jasper De Buyst en recent Robbe Ghys en Fabio Van den Bossche.

De zesdaagse is in 2015 omschreven als een dinosaurus, met uitsterven bedreigd. In dat jaar bleef Gent samen met Berlijn, Kopenhagen, Bremen en Rotterdam als enige over op de zesdaagsenkalender. Vandaag zijn dat nog Gent en Rotterdam. De al uitgestorven dino’s hebben met de moderne DNA-technieken een betere kans op een doorstart dan de uitstervende zesdaagsen.

Wie zich amuseert op de Gentse zesdaagse, be my guest, maar maak niet de fout te denken dat het over topsport gaat. De Gentse zesdaagse is in de eerste plaats een hospitality-happening, de Gentse Winterfeesten mét studenten. Zodoende is het vooral een kaskoe voor organisator Golazo.

Zoals gymnastiek zich verhoudt tot circus, zo verhoudt baanwielrennen zich tot de zesdaagse. Die voegt niks toe aan de topsport baanwielrennen, wel integendeel. Dat bleek nog op de laatste twee Olympische Spelen die ploegkoers op het programma hadden. De keizers en koningen van die Gentse hobbelpiste van 166 meter kwamen zowel in Peking in 2008 als in Tokio in 2021 op een echte olympische baan van 250 meter tekort om die ene laatste ronde te nemen. Ghys-Van Den Bossche volgende zomer in Parijs, dat zou het kunnen worden, de eerste ploegkoersmedaille in twintig jaar.

Column De Liefhebber in De Morgen van maandag 13 november 2023

De Liefhebber

Gisteren heeft Wout van Aert een gran fondo gereden in Colombia. De uitslag is niet bekend en die doet er ook niet toe. Een goede gok: hij is vooraan geëindigd.

Een gran fondo, dat is een wielerwedstrijd voor wielertoeristen. Veel wielertoeristen. Vooraan in de gran fondo’s rijden de toeristen die zich prof wanen. Of profs die net toerist zijn geworden en niet willen afkicken van de fiets. De rest van het gigantische peloton bestaat uit meestal goed getrainde wielertoeristen die proberen in een groepje terecht te komen dat ongeveer hun snelheid rijdt.

Vervolgens proberen ze daar zo min mogelijk op kop te rijden en dus zo weinig mogelijk watt te investeren. Naïeve kloten zoals ondergetekende die zich (in gruppetto 37) niet willen laten kennen en hun deel van het kopwerk wel doen, uit schrik om op de sociale media als profiteur te worden weggezet, worden dan bij het begin van de allereerste helling uit de wielen gereden.

Mijn eerste gran fondo was meteen ook mijn laatste. De Granfondo Eddy Merckx, dat was ik deze grootheid verplicht, heb ik één keer gereden op mijn toenmalige Merckx. Die wedstrijd startte in Hoei. Klein probleem, hij arriveerde ook in Hoei en na een kilometer of tweehonderd moest je nog eens die plaatselijke Muur naar boven.

Die is zo steil — en dat is dan weer een voordeel voor het eindgemiddelde — dat de Garmin denkt dat je stilstaat en vanzelf stopt met registreren, terwijl je je waarachtig wel naar boven sleurt aan een weergaloze 4,5 kilometer per uur.

Enfin, afgezien daarvan is fietsen in zo’n gran-fondomierennest gewoon niet plezant. Altijd opletten voor een gek voor, achter of naast die denkt dat hij alleen onderweg is (nooit een zij, die rijden ook hard maar beschaafd). Altijd ook opletten voor een uitgewoonde die tussen het kader hangend koste wat het kost wil blijven volgen. En ook altijd opletten voor de plotse hindernis die in het begin nog wel wordt aangegeven, maar niet langer naarmate de kilometers zich opstapelen en alertheid en altruïsme verminderen.

Daar zal Wout van Aert geen last van hebben gehad. Je kan er gif op innemen dat hij die wedstrijd vooraan heeft gereden, ver van de gekmakende menigte op twee wielen, beschermd voor en achter hem. Maar wat we ons nu moeten afvragen met zijn allen — hij moet just niks en hij mag just alles, maar wij vragen we het ons toch af — wat deed Wout van Aert in godsnaam op dat moment van het jaar bij een wielertoeristentocht in Colombia?

Wat zal het zijn, een jetlag van acht uur? Dat alleen al overbruggen en daarna ter plekke een beetje rondrijden op wegen die hij niet kent. Dan die verplichte nummers zoals in maatpak met vlinderdas een dansje moeten placeren met een rosse van daarachter (zie de gespecialiseerde sites). En gisteren die gran fondo. Vervolgens terugvliegen na een dag of acht, dus als je die jetlag hebt verteerd, je een tweede op je nek halen.

Trainingstechnisch slaat dit nergens op. La Tebaida, waar de start is van El Giro de Rigo, ligt op 1.200 meter hoogte. De rit zelf is 140 kilometer over — zo staat het op de site — “difficult terrain with longer, steeper hills”. Nu is de laatste jaren wel meer veranderd inzake trainingsopbouw, maar lange, steile hellingen op hoogte, in november, dat is vreemd.

November is de maand dat Wout van Aert na een periode van relatieve rust zonder veel stress weer de fiets moet ontdekken, naast een veelvoud van andere trainingen zoals stabilisatie, beetje indoor, beetje gravel, beetje cross, gewoon bezig zijn, die motor op gang houden. Bij voorkeur op vlak terrein, de beentjes laten draaien en op gezette tijden wat achter de brommer en geleidelijk aan enkele prikkels in het bos, met het oog op de cross.

Er is maar één hele goede reden voor Wout van Aert om tegen alle wetten, regels en logica in naar Colombia te vliegen en die is niet dat hij daarvoor goed betaald kreeg. Wout van Aert gebruikt zijn fiets om zijn wereld te ontdekken. Op de doodsaaie Sierra Nevada waar alle wegen naar boven leiden, bekende hij ooit: “Zie ik een wegje waar ik nog niet in ben gereden, dan kan ik er niet aan weerstaan om af te slaan, offroad of niet, met welke fiets dan ook.”

Wout van Aert is een liefhebber in de puurste betekenis van het woord. Hij fietst gewoon graag, liefst op onbekende wegen, in streken waar hij nog nooit was. Graag doen wat je doet, blij zijn met wat je al hebt, het is het recept voor een lange en gelukkige carrière. En als hij volgend jaar die twee klassiekers wint die hij nog nooit heeft gewonnen, dan weten we hoe dat komt: allen naar Colombia!

Column Kortzichtigheid in De Morgen van 10 november 2023

Kortzichtigheid

Als u soms de onweerstaanbare behoefte heeft om voorbij de holheid van de voetballerij te kijken, dan is dit een tip: surf naar football-observatory.com en abonneer u als de wiedeweerga op hun gratis newsletter. Ze beloven ‘exclusive weekly and monthly data analysis’ over het wereldvoetbal en daar is niks van gelogen.

Natuurlijk is het aan u om door het bos de bomen te zien staan. Zo hadden ze laatst een post met een overzicht van de beste jonge (onder 23 jaar) dribbelaars wereldwijd. Dat was gebaseerd op de cijfers van het databedrijf Wyscout, dat bij alle clubs bekend is.

Antonio Nusa van Club stond daarin op één met een gemiddelde van bijna elf dribbels over negentig minuten. Nuance: Nusa dribbelt in de pintjesliga, niet in een van de vijf grote voetballanden. De hoogste gerangschikte jonge dribbelaar uit die G5 is overigens Lamine Yamal van Barcelona op plaats zeven.

Vorige maand hield football-observatory.com ook een bevraging onder de profvoetbalclubs, de fans en de spelers. Zo werden we iets wijzer met betrekking tot wat de voetballerij zelf als urgente problemen bestempelt.

Op vier kwam daar ‘corruptie’ uit met 53,5 procent. Vervolgens met 58,5 procent ‘clubs in handen van staten’ – denk daarbij aan Man City en PSG. Iets urgenter nog was racisme en het urgentst met 62 procent was het witwassen van geld.

Vanuit het oogpunt van het spelersgedrag stond dan weer de schwalbe op één, gevolgd door tijdrekken, klagen en agressie. Inzake transfers was de grootste doorn in het oog de commissie aan de makelaar, gevolgd door fraude bij transfers, de inflatie in transferprijzen en de internationale mensenhandel met minderjarigen.

De antwoorden en dus de prioriteiten die uit het rapport naar voren komen, laten vermoeden dat vooral de clubmanagers die bevraging hebben ingevuld. Dat meer dan zes op de tien respondenten zich zo storen aan de witwasserij wil zeggen dat ze ermee te maken hebben of hadden of – in het slechtste geval – ertegen moeten optornen.

Heel opvallend waren de resultaten in het deelgebied ‘economische issues’.

Op de vraag waartegen duidelijk actie zou moeten komen, was nog geen 30 procent ervan overtuigd dat de dominantie van de Engelse Premier League aan banden moest worden gelegd. Veertig procent vond dan weer wel dat de financiële verschillen tussen de competities een probleem zijn en iets meer (ook slechts 43 procent) vond dat de financiële verschillen binnen een en dezelfde competitie moesten worden aangepakt. Ook de inflatie van de spelerslonen was maar voor minder dan de helft van de respondenten een probleem.

In het domein ‘integriteit’ kwam weer witwassen als eerste eruit, gevolgd door corruptie, matchfixing en als laatste schuldgraad van de clubs. Slechts in vier op de tien antwoorden waren die schulden een probleem. Deze bevraging had dus gerust de titel ‘Kortzichtigheid in het voetbal in cijfers’ kunnen voeren.

Als nu één probleem echt urgent is en met stip op één zou moeten staan in het hedendaagse voetbal, dan wel de inflatie in lonen en transferprijzen. Die twee fenomenen zijn wellicht verantwoordelijk voor de allergrootste ellende in het voetbal – zoals onder meer dat witwassen en die duistere makelaars – maar de meerderheid steekt liever zijn kop in het zand, het Belgisch voetbal op kop.

Deze week raakte het nieuws bekend dat een van de op papier best geleide clubs van het land, de enige met een nieuw stadion nog wel, 19 miljoen euro schuld heeft moeten rapporteren. Dat was KAA Gent. Het bedrag was even iets te hoog om het aan covid en de overheidsingrepen in de parafiscaliteit van de spelerslonen te wijten. De schulden werden evenwel contextualiseerd: ‘We hebben haast niks verkocht, en in België draait geen enkele club break-even zonder uitgaande transfers.’

Afgezien van die aberratie (mensenhandel als sluitpost) valt toch vooral op dat de financiële ratrace in ’s lands voetbal stilaan voor drama’s zorgt. De laatste vijf jaar stegen de televisierechten in België jaarlijks met 5 procent, de commerciële inkomsten met 8 procent en ticketing daalde met 10 procent.

In die periode steeg het aantal contractspelers bij de eersteklasseclubs van 900 naar 1.300. De salarismassa steeg voor alle profclubs samen in dit land met 70 procent. Resultaat: de Belgische profclubs, nog steeds zwaar gesubsidieerd via kortingen op belastingen en sociale lasten, maakten in het eerste seizoen na covid 156 miljoen euro schulden, 16 miljoen euro meer dan tijdens covid. En geen mens die daar iets van durft te zeggen.

Column Golden Balls in De Morgen van maandag 6 november 2023

Golden Balls

Sportdocumentaires over topsporters, topteams of topsport zijn al te vaak unisono lofbetuigingen, streng geregisseerd en geredigeerd, met als doel een product in de markt te zetten.

Er zijn een paar uitzonderingen. Sunderland ‘Til I Die, over het wel en wee van een voetbalclub, was van een zelden geziene rauwheid en echtheid. O.J.: Made in America uit 2016 was ook allesbehalve een lofdicht op de weliswaar vrijgesproken voor moord (op zijn vrouw), maar burgerlijk wel aansprakelijk gestelde en later voor andere wandaden tot 33 jaar veroordeelde ex-footballspeler Simpson.

Het decor van O.J. was de Verenigde Staten, met zijn grote en vooral kleine kantjes. Dat was ook het geval bij Bill Russell: Legend (ook op Netflix), een aanrader, over de zwarte activist en recordbrekend basketbalkampioen.

De sportdocu aller sportdocu’s is natuurlijk The Last Dance over het seizoen 1997-1998 van de Chicago Bulls, het laatste van Michael Jordan in Chicago. Zelfs de hoofdrolspeler moest herhaaldelijk door het stof als onmogelijke mens.

Wat al die documentaires, van O.J. tot MJ, gemeen hadden, was dat ze het ecosysteem van de rich and famous als een soort extra laagje aanboden, maar in wezen ging het nog altijd om de sport. Na het bingen van Beckham op Netflix blijf je als sportliefhebber op je honger zitten. Voetbal is hier een alibi om nog maar eens datzelfde product in de markt te zetten.

Deze docuserie volgt Beckhams steile opgang van jeugdspeler van bescheiden komaf tot wereldwijde voetbalster. Een historisch doelpunt in 1996 – een trap vanop de eigen helft – zet David op het spoor naar roem en Victoria Adams, Posh van de Spice Girls.

Na de worldcup van 1998, waar hij wordt uitgesloten voor natrappen en Engeland wordt uitgeschakeld – door het gehate Argentinië nog wel -, gaat Beckham door een depressie, krijgt doodsbedreigingen maar trekt zich op aan het vaderschap.

Als de spanning tussen hem en trainer Sir Alex Ferguson te groot wordt en de club hem aan Barcelona wil verkopen, kiest hij voor Real Madrid. In de laatste van vier afleveringen overlopen David en Victoria nog eens zijn traject langs Real Madrid, LA Galaxy, AC Milan en uiteindelijk Paris Saint-Germain. Ze filosoferen over het leven, wat het is geweest, en wat het nu is…

De docu scoort goed op IMDb. 8,3 nog wel. David Beckham was tenslotte de Prins Harry van het Engelse voetbal. Deze docuserie is dan ook een beetje een bewegende tabloid, maar dan met het echtpaar als eindredacteurs. Eén enkel keertje mag het pittig, zoals wanneer Beckham de plebejische afkomst van zijn vrouw in vraag stelt. “Working class? Jij? Met welke auto werd jij naar school gebracht? Een Rolls- Royce! Right. (lachje)”

En dan is er nog die mooie relativerende gastrol van Sir Alex Ferguson, die vindt dat Beckham door Victoria nooit de absolute top heeft gehaald.

Beckham is een docu over Beckham, maar ook mét de nv Beckham. Dat merk je aan de onderwerpen die zijn vermeden. Die veelbesproken ene affaire in Madrid komt aan bod, maar wat met al die andere uitschuivers? Wat met zijn voorlopig mislukte campagne om ridder te worden in de hoop als Sir David door het leven te kunnen? En hoe zit dat met Victoria die haar realityshow in de VS in rook zag opgaan en van wie het modemerk het slecht doet? Ten slotte: als het hen zo voor de wind gaat, waarom dan die 150 miljoen dollar van dat foute Qatar aanvaarden voor het ‘ambassadeurschap’ van het WK en waarom geen woord over de rel die dat veroorzaakte?

Beckham is zo’n clever opgetuigde hagiografie dat je op den duur gaat geloven dat hij ooit de beste van de wereld was. Neen dus. Hij hád een formidabele traptechniek. En hij ís kampioen geworden in vier verschillende landen, finaal telkens met bescheiden bijdrages, tenzij in enkele van de zes Premier League-titels met Man United.

Opvallend toch dat in die jaren een aantal van zijn collega’s van Man U individuele prijzen wonnen, maar hij nooit door zijn medespelers voor PFA Player of the Year is gekozen en evenmin voor de Premier League Player of the Season. Ook nooit voor de Ballon d’Or of voor de FIFA World Player of the Year. In zijn beste seizoen (98-99) werd hij wel UEFA Club Footballer of the Year.

‘Goldenballs’, zoals Victoria hem omdoopte, is niet meer de blaaskaak die het bij Madrid als sandwichmannetje van Adidas in zijn hoofd haalde om het nummer 23 van Nike-god Michael Jordan te plagiëren, maar hij is nog steeds in de eerste plaats marketeer van zichzelf en zijn ego. Beckham is goed en glad gemaakt, maar wie Beckham een goede sportdocu vindt, heeft nog wat huiswerk.

Column Voetbalverslaggeving in De Morgen van zaterdag 4 november 2023

Voetbalverslaggeving

Zonde dat een student journalistiek nog nooit op het idee is gekomen om een thesis te wijden aan het fenomeen van de voetbalverslaggeving in dit land. De interessantste lectuur vind je op de pagina’s waar naast het wedstrijdverslag ook punten worden gegeven aan de spelers.

Die punten zijn je reinste journalistieke waanzin. Tenzij je als verslaggever de tactische richtlijnen vooraf en in de rust hebt kunnen volgen en tenzij je genoeg van het spel kent. Dat zijn twee tenzijs te veel. Tom De Wachter beoordelen in zijn doel zal nog wel lukken, maar om te weten of Piet Spits, Jan Schijf en Peter Beton hun opdrachten naar behoren hebben uitgevoerd, is inside-information nodig.

Vervolgens is het verslag allang geen verslag meer, met als drogreden: iedereen die het interesseert heeft toch al kunnen zien hoe die wedstrijd is gelopen. Dat klopt niet. De echte reden? Zelfs als je sinds de lagere school alle Panini-smoelboekjes hebt geplakt – een voorwaarde om voetbaljournalist te worden – is het onbegonnen werk om een prestatie in een toevalsport als voetbal juist te interpreteren. Toch staat naast de punten soms een ongezouten mening. Jan Schijf, 4 (het is Tripadvisor niet, dus op 10): raakte geen bal op het middenveld en verloor het duel waaruit het winnende doelpunt volgde.

Spelers zijn erg gevoelig voor punten. Aangezien de belangrijke wedstrijden worden gevolgd door twee, drie, vier of soms meer man personeel van één redactie is het nooit zo duidelijk wie de snoodaard is geweest die de 4 op 10 heeft gegeven.

Niet de chef voetbal. Die zweeft als een deus ex machina boven het vertoon en beschrijft in eloquente bewoordingen – of wat hij daar zelf onder verstaat, bij voorkeur gelardeerd met wat Engelse woorden – wat zich voor zijn ogen heeft afgespeeld. De vaste voetbalvolger van een club – sommigen onder ons moeten daar een half leven een hele boterham mee verdienen, geen grap – pleit ook onschuldig. Hij kan het op de derde/vierde man steken. In de realiteit zijn die punten een een-tweetje of een-twee-drietje tussen de aanwezige leden van eenzelfde redactie.

Uit de punten valt af te leiden wie in welke kleedkamer voor welk medium de bron is. Het volstaat om de punten te vergelijken en je tekent zo de lijntjes uit. Zoals er ook een oorzakelijk verband is tussen een mooi weekendinterview en de punten vooraf en achteraf.

Een bijzonder fenomeen is de club die het niet te best doet, maar waarvan de redactie vermoedt dat die in de lopende jaargang wel weer boven komt drijven. Of niet. Zo kon Anderlecht heel lang op mededogen rekenen, maar de laatste twee seizoenen was dat heel wat minder en verschenen ontluisterende verhalen over het reilen en zeilen binnen paars-wit. Deze jaargang is dat weer andersom.

Met deze achtergrondkennis volstaat het om de berichtgeving over Club Brugge en Antwerp te interpreteren. Beide clubs, zesde en zevende op negen en elf punten van leider Union, worden binnen de kortste keren weer bovenaan verwacht.

Met die overweging in het achterhoofd is het slimmer en vooral veel veiliger om bijvoorbeeld na de topper van vorig weekend niet te kritisch te zijn over de voorlopige prestaties en de huisanalist te laten zeggen dat het bij beide clubs al de hele tijd van niet kunnen en soms niet willen is.

Club, dat het laatste decennium het Belgische voetbal heeft gedomineerd, wordt ontzien omdat het Club is. Het werd ook bewierookt omdat het een recordomzet heeft geboekt. Dat in die omzet de spelersverkoop en de (ook al niet-recurrente) inkomsten uit de Champions League samen 100 miljoen euro uitmaken, terwijl vaste kosten als salarissen met 30 procent stegen naar een voor België waanzinnige 92 miljoen, dat werd niet vermeld. Wie zich luidop afvraagt wat dat in 2023-’24 zal geven, met die tegenvallende kern in de Conference League, komt in Westkapelle op de zwarte lijst.

Ook kampioen Antwerp wordt vooralsnog gespaard. Ze spelen nog steeds het cynische controlevoetbal dat hen vorig jaar met het nodige geluk een titel opleverde en daar komen ze dit jaar net iets minder mee weg. In de analyses luidt het dat Antwerp te weinig de ploeg heeft versterkt en in de winterstop maar eens de portemonnee moet bovenhalen.

De waarheid is dat Antwerp op de radar staat bij de UEFA omdat het te veel uitgeeft naargelang de inkomsten. Nergens lees je in de analyses dat de club recent is beboet voor financiële doping, zelfs belachelijk weinig is beboet, net als Anderlecht overigens. Wie dat opschrijft zoals het hoort, hoeft zich niet meer op of rond de Bosuil te vertonen.

Column Sociologisch experiment in De Morgen van maandag 30 Oktober 2023

Sociologisch experiment


De NBA is vorige week aan het seizoen 2023-’24 begonnen. Het belooft een heel interessante jaargang te worden. Aan het einde van de rit zullen we weten of:

– de ouder wordende Golden State Warriors nog één keer kunnen vlammen;

– de regerende kampioenen Nikola Jokic en de Denver Nuggets na hun eerste titel eendagsvliegen zijn;

– Luka Doncic een domoor was toen hij vorig jaar voor vijf jaar bijtekende bij de Dallas Mavericks;

– Giannis Antetokounmpo ook een domoor was toen hij vorige week aan 58 miljoen dollar per jaar bijtekende;

– Toumani Camara uit Brussel evenveel minuten blijft krijgen als in het seizoensbegin;

– de French freak Victor Wembanyama een hype dan wel een blijver is;

– LeBron James er aan het einde van het seizoen mee ophoudt.

James opende deze competitie. Dat doen ze prima in de NBA, de Lakers mochten meteen op bezoek bij de kampioen. Vorig jaar was dat altijd een garantie op spannende wedstrijden, maar de Nuggets wonnen wel alle vijf de confrontaties, waaronder een 4-0 in de play-offs. In onze nacht van dinsdag op woensdag werd het in Denver 119-107.

Meer dan welke andere competitie doet de NBA er alles aan om competitief evenwicht te bewaren. Niet simpel in een sport waar op ongeveer tweehonderd doelpogingen gemiddeld tachtig keer per wedstrijd wordt gescoord.

De NBA is ook een sociologisch experiment als meest inclusieve want zwartste competitie van de planeet. In de VS is 73 procent van alle professionele sporters opgeteld blank, 8,9 procent is zwart. In de NBA is 70,4 procent van de spelers zwart. Dat zou een daling van 7 procent zijn vergeleken met tien jaar geleden, maar dat is niet het hele verhaal. Vanaf 2016 hebben de statistici ook een gemengde categorie opgetuigd. Dat eerste jaar ging het om 1 procent. Dit jaar heeft bijna 10 procent van de NBA-spelers twee of meer verschillende etnische afkomsten, en bijgevolg hebben acht op de tien basketballers in de NBA (West-)Afrika in het DNA.

Het overaanbod van zwarte spelers is volgens mij een verhaal van nurture en nature. Nurture als sociologisch fenomeen met stadskinderen die hun vaardigheden ontwikkelen op achterafpleintjes. From rags to riches via de oranje bal. De pleitbezorgers van het welbevinden zullen het niet graag horen, maar een competitieve, darwinistische, ja zelfs af en toe toxische omgeving blijft een goede leerschool.

Daarnaast, en daar zullen dan weer anderen van steigeren, zijn er onder de zwarte atleten met hun vaak langere ledematen en hoger zwaartepunt (een fysiek voordeel) meer geschikte fenotypes voor deze sport.

De NBA is de werkgever die het beste betaalt: geen andere competitie parkeert meer atleten (15) in de top 50 van de best betaalde sporters wereldwijd. American football genereert veel meer geld, maar heeft ook veel meer personeel. In de NBA hebben de ploegen vijftien dikke contracten op de payroll en dan houdt het op. Bovendien zijn de atleten ongeveer halfnaakt en erg herkenbaar, geschikter dus voor reclamedoeleinden dan de geharnaste NFL-spelers.

De NBA: een zwart spel voor een wit publiek. Geen enkele andere competitie heeft zoveel zwarte hoofdcoaches. Vorig jaar waren dat er vijftien, voor het eerst in de geschiedenis van alle wereldwijde topsportcompetities één meer dan blanke coaches. De teams zijn wel allemaal in handen van oude witte rijke mannen, tot zover de inclusie.

Van vrouwen geen spoor bij die eigenaars, tenzij als minderheidsaandeelhouders. Er was tien jaar lang één zwarte eigenaar, de godheid Michael Jordan. Tot deze zomer. Toen heeft Jordan zijn meerderheidsaandeelhouderschap omgezet in een mini-aandeel. In 2012 kocht hij de zieltogende Hornets voor 275 miljoen dollar. Volgens zakenblad Forbes en anderen zou hij voor deze verkoop 3 miljard hebben opgestreken en dat voor een soort Westerlo van de NBA, een team dat in geen jaren ook maar in de buurt van de play offs is gekomen.

Tot slot nog deze vreemde tegenstelling. De laatste vijf meest waardevolle spelers (MVP’s) van de competitie waren van niet-Amerikaanse origine. De regerende MVP heet Joel Embiid van de Philadelphia 76ers, een Kameroener. Vorig jaar in juli nam hij een Frans paspoort omdat hij daar familie heeft wonen. De Fransen wreven zich in de handen met het oog op de Olympische Spelen. Tot hij in september ook Amerikaans staatsburger werd. Op 5 oktober van dit jaar maakte de Kameroens-Franse Amerikaan bekend dat hij voor Team USA en zeker olympisch goud kiest. Die open vraag is alvast beantwoord.

Column Voorbeeldfederatie in De Morgen van zaterdag 28 oktober 2023

Voorbeeldfederatie


Die sportbond stond te boek als een voorbeeldfederatie. Bij de politiek, bij ‘den Bloso’, later Sport Vlaanderen, bij de media, bij de atleten en bij iedereen die de topsport in dit land een beetje van nabij volgde. Finaal ook bij de publieke opinie, die in Tokio een Belgische vrouw als een libel door het zwerk zag zweven en goud zag winnen.

De Gymfed was onder de dwingende impuls van toen nog Bloso ontstaan uit een fusie tussen ideologisch en soms zelfs religieus geïnspireerde turnbonden. Daar was wat getouwtrek aan te pas gekomen, maar toen het belang van een sterke bond ten behoeve van een sterke sport voorop kwam te staan, draaiden alle neuzen in dezelfde richting.

Tegelijk begon die bond aan een piramidale topsportwerking, met de clubs als basis, een topsportschool als opleidingsinstituut en een nationale ploeg als uithangbord. Ze kozen voor kwaliteit en niet langer kwantiteit. Ze organiseerden en brachten zelf geld in het laatje.

Uiteindelijk durfden ze ook in het trainerskader keuzes te maken. De brutale Nederlander Gerrit Beltman werd aan de deur gezet en daar verscheen in 2009 het echtpaar Marjorie Heuls en Yves Kieffer. Eentalige Fransen in Vlaanderen, met bewezen kunde én met het rugzakje van de meeste gymcoaches: keihard, op en af en toe over het randje. Hoe ze die problematiek hebben gemanaged bij de Gymfed verdiende aanvankelijk misschien niet direct een schoonheidsprijs, maar ze herpakten zich snel.

Dat imago van voorbeeldfederatie ligt nu in duigen. Door die ene rampzalige beslissing is de Gymfed een bende knoeiers die haar gelijke niet kent. Er zullen veel redenen zijn geweest om Heuls en Kieffer aan de deur te zetten, tenslotte hadden ze niet voor niks hun vooropzeg gekregen voor na Parijs 2024. Op geen tien maanden voor de Spelen je topcoaches van de ene op de andere dag de deur wijzen is dan weer op zijn zachtst gezegd lichtzinnig.

Er waren issues met geblesseerde gymnasten die recent op het WK toch aan de bak moesten omdat de kwalificatie als team voor de Olympische Spelen op het spel stond. Er waren ook wrijvingen, met het bestuur en met het management van de Gymfed, dat niet de body had om enerzijds Heuls en Kieffer partij te bieden en anderzijds een gefrustreerd bestuur af te houden, zoals Lode Grossen dat als algemeen directeur tot 2020 wel kon.

Sportief houdt dit ontslag geen steek. De gymnasten blijven verweesd achter want er is geen directe vervanging. Uithangbord Nina Derwael – je mag van haar sportieve kansen denken wat je wilt – werd als olympisch kampioene zelfs te kakken gezet.

Afgezien daarvan verdient een gouden trainersduo sowieso een andere behandeling. Zelfs al maken ze zich onmogelijk in de omgang door hun bewezen koppigheid, dan probeer je dat te managen. Dan roep je de hulp in van de hogere instanties, in het belang van de sport, in het belang van de atleten en met respect voor het vele belastinggeld dat in die topsport is geïnvesteerd.

Administratief, financieel en dus managementgewijs is het een al even waanzinnige beslissing. Hoeveel gymnastiek vangt, is niet duidelijk, maar dat zal richting de 2 miljoen euro per jaar gaan. Ondanks een eigen verdienmodel is er zonder Vlaams geld geen nationale gymnastiekploeg met olympische ambities.

Voor zover bekend is ook Sport Vlaanderen niet vooraf geraadpleegd. De grootste financier van het gymmodel viel compleet uit de lucht toen ze de beslissing vernamen. Of ze nog hebben geprobeerd het tij te keren, is ook niet duidelijk. Volgens alvast één bron waren de ontslagbrieven maandagochtend al aangetekend verstuurd en stond de Arenbergstraat voor een voldongen feit.

Financieel is dit een aanslag op de werking van de Gymfed, maar ook op het Vlaamse topsportbudget. Niet alleen hebben ze de coaches aan de deur gezet in hun opzegtermijn van twaalf maanden, nu moeten ze ook op zoek naar een stand-in. Die kwaliteit vinden op tien maanden van de Spelen lijkt onbegonnen werk. Dat zal geld kosten, zelf te betalen, en daarna moet opnieuw worden gezocht.

Bovendien bestaat de kans dat Derwael als olympisch kampioene genoeg hefboom heeft om af te dwingen dat ze bij Heuls mag blijven trainen, waardoor die apart zal worden vergoed terwijl ze voor haar vooropzeg ook wordt doorbetaald. Leuk detail: Sport Vlaanderen vergoedt/subsidieert eventueel de opzegging van trainerscontracten, maar alleen als die opzeg effectief wordt gepresteerd.

Aan dit rampzalige verhaal zit maar één goede kant: wellicht beseft nu ook de politiek dat de autonomie van de sportbonden inzake topsport niet meer van deze tijd is.

Column Sportbubbel in De Morgen van maandag 23 oktober 2023

Sportbubbel

Laatst postte wielerauteur Herman Chevrolet dat hij stopte met voetbal kijken. Chevrolet had net de kwartfinales van het wereldkampioenschap rugby uitgezeten en toen was het hem opgevallen hoe saai dat spel voetbal wel is.

Vrijdag had de eerste halve finale van het WK tussen Nieuw-Zeeland en Argentinië volgens rugbykenners weinig om het lijf, maar de intensiteit, de inzet, de snelheid en de overgave waarmee de All Blacks kipkap maakten van hun verre buren van onder de evenaar, en het moedige verzet van die Argentijnen, dat zie je hoogstzelden in het voetbal. De andere halve finale, zaterdag tussen Engeland en Zuid-Afrika, telde slechts één try, maar de spanning spatte van het scherm af.

Ik kijk al een halve eeuw naar dat saaie voetbal en verbaas mij steeds weer over de opwinding die dat spel opwekt. De laatste 25 jaar, vooral ten behoeve van mijn lessenreeks ‘geopolitiek van de sport’, probeer ik achter het hoe en waarom te komen van de werelddominantie van een in wezen zeer saai en oneerlijk spel dat aan elkaar hangt van moreel verwerpelijke gewoontes als mensenhandel en matennaaierij.

Ik ben niet verder geraakt dan dat precies die oneerlijkheid, die onvoorspelbaarheid en vooral dat opzoeken van de fatsoensgrenzen de aantrekkelijkheid uitmaken van het toevalspel voetbal. Voor de oer-Vlaming zal wielrennen wellicht de wereldsport nummer één zijn, maar dat is pas een dwaling. Wielrennen is 90 procent van de tijd echt saai, zelfs vandaag nog, met de spannendste generatie wielrenners ooit. Bovendien is wielrennen vaak nog oneerlijker dan voetbal als het om de uiteindelijke volgorde op het podium gaat en is het zelden beter in het oprekken van de mores, maar wel authentieker.

Wat voetbal voor heeft op al die andere sporten die ook bijzonder aantrekkelijk en spannend en spectaculair en zelfs veel atletischer zijn dan voetbal, waaronder rugby, is dat het de eerste sport was om zich te organiseren. En dus ook de eerste sport die zichzelf heeft verkocht. En zich heeft gemoderniseerd en geëxporteerd en zodoende marktleider onder de sporten is geworden.

Geen andere sport komt ook maar in de buurt van voetbal, dat nu ook de VS definitief heeft veroverd. Aan die hegemonie is voorlopig weinig te doen hoewel er duidelijke signalen zijn dat de rek eruit is, dat voetbal de grenzen van de populariteit heeft bereikt.

Deloitte publiceert elke zomer de Annual Review of Football Finance. De te verwachten omzet van de grote vijf competities zou vorig seizoen nog lichtjes zijn gestegen, maar dit seizoen afplatten in Engeland en zelfs dalen in Frankrijk, Italië, Spanje en Duitsland. Als de financiële regels in de komende jaren worden aangescherpt zoals voorzien – en niet zoals in het verleden genegeerd of omzeild – zal die groei worden gestopt.

Het eerste duidelijke signaal kwam er onder de vorm van een regelrecht commercieel drama. In Frankrijk verzocht de Ligue 1 de voorbije weken de verschillende platforms (tv, streamingdiensten en online) biedingen in te sturen. Zelf hadden ze gehoopt op een totaalpakket ter waarde van 1 miljard euro en meer als het even kon. De lopende contracten zijn opgeteld 600 miljoen waard, wat door de markt als erg hoog wordt ingeschat.

Er kwam geen enkele bieding. Geen enkele envelop, geen mail, géén, u leest het goed. Niemand van de potentiële rechtenhouders wilde zich verbranden aan deze bedragen. Wellicht wordt het nu individueel onderhandelen met platforms. Van de som die ze uit de brand slepen – niet meer dan 600 miljoen euro, zo wordt gevreesd – gaat 5 procent naar de Buffet-taks voor de breedtesport, 2,5 procent naar de voetbalbond en 13 procent naar investeerder CVC, die een deel van de rechten heeft gekocht. En dat terwijl de Franse topklasse de voorbije twee seizoenen 880 miljoen schulden heeft gemaakt. Dat wordt bibberen.Ook in de andere grote landen is de rek eruit. Het lopende contract in de Bundesliga (2020 tot 2025) is 60 miljoen euro minder waard dan het vorige. De Premier League wilde in 2021 geen nieuwe biedingen, maar speelde op zeker en vroeg en kreeg een verlenging aan dezelfde voorwaarden. La Liga zit tot 2027 gebeiteld, maar ook dat contract is maar evenveel waard als het vorige. En de Serie A mikte op 1,2 miljard, maar moest vorige week afkloppen op 900 miljoen, iets minder dan het lopende contract.

En als u nu denkt: mooi zo, meer geld voor andere sporten, neen. Als de rek uit het voetbal is, dan betekent dit dat de hele sportbubbel op springen staat. Die collaps is overigens voor het eerst voorspeld in 2019 op een congres van rechtenhouders. Door een Arabier nog wel en dus werd hij niet geloofd.