Column Heldenverering in De Morgen van maandag 22 december 2025

Heldenverering

Elk nadeel heeft zijn voordeel. Geen enkele van de vier weekendkranten heeft zaterdag mijn brievenbus bereikt en zo kwam het dat ik digitaal in een katern belandde van een krant waarvan ik normaal alleen de sportpagina’s tot mij neem. In dat katern een interview met ex-wielrenner Leif Hoste. Goed dat zijn naam ergens boven aan de pagina stond of ik had hem niet herkend.

Lang verhaal kort: hij is nu zes maanden nuchter, maar dronk tot voor kort drie flessen wodka per dag. Thuis in zijn eentje. Hoste is een van die sporters die de terugkeer naar het echte leven niet te best hebben verteerd. Het leverde hem “minstens tien opnames op een spoedafdeling” op.

Hoste is een tragisch figuur. Was nooit de slimste als wielrenner, ook nooit een winnaar, vaak net niet (drie keer tweede in de Ronde van Vlaanderen) en aan het eind van zijn carrière nog eens achtervolgd door een dopingveroordeling. Zijn biologisch paspoort schoot inzake misbruik/gebruik van epo alle kanten op.

Daar hing een boete aan vast van 150.000 euro, te betalen aan de UCI, maar die werd hem kwijtgescholden door een Gentse rechter die in weerwil van alle wetenschap vond dat het biologische paspoort geen hard bewijs was voor doping. Vreemd, maar al bij al een geluk bij een ongeluk voor de arme Hoste.

Naast het interview stond een duidend stukje over topsporters die met mentale problemen kampen na hun carrière. Vier op de tien nog wel, zo zou uit een bevraging van 239 topsporters zijn gebleken. Die kwamen voornamelijk uit twee landen, België en Australië. Honderdvijftig van hen waren Belgen. Twee bemerkingen. Aan de representativiteit van dat staal mangelt het een beetje. En de definitie ‘topsporter’ is blijkbaar niet altijd en overal dezelfde.

In de meeste landen met een goedwerkend sportmodel ben je pas topsporter als je de potentie hebt om bij de beste acht van de wereld te behoren. In ons toevalmodel zijn we daar een beetje coulanter in. De top zestien van de wereld van ver in zicht hebben is ook al goed in Vlaanderen voor een salaris. In Franstalig België ben je soms al topsporter als je van een kampioenschap zelfstandig de weg terug naar huis vindt.

Dat onderzoek naar het mentale welbevinden tijdens de nacarrière van sporters, het zegt het zelf, focust op wat na de carrière zou moeten gebeuren. Er staat: “Het einde van een topsportcarrière voelt vaak als vallen van een klif. Een atleet verliest niet alleen zijn sport, maar ook een deel van wie hij is buiten de sport.”

Het resultaat van die bevraging is een initiatief dat aan de KU Leuven wordt opgestart: More than Sport, een digitaal begeleidingsprogramma voor ex-sporters. More than sport is een beetje more of the same. Sport Vlaanderen heeft al zo’n nazorgtraject en ook het BOIC beweert er een te hebben, maar dat lijkt meer op windowdressing.

Zouden we niet beter focussen op hoe we met die sporters omgaan als ze komen piepen en daarna tijdens hun al of niet succesvolle bestorming van de wereldtop?

In dat verband wil ik graag altijd weer de in 2022 overleden voormalige Bloso-baas Carla Galle in een onbewaakt moment citeren: “We leggen veel te vroeg te veel eieren onder die atleten hun gat. En als die eieren weg zijn, weten ze van geen hout pijlen meer te maken en zitten ze op de blaren.”

Wisselslagzwemster Galle trainde twee keer per dag en haalde twee masterdiploma’s tijdens haar zwemcarrière die haar op de Olympische Spelen van Mexico bracht. “Ik ben één keer geïnterviewd door de televisie (een memorabel interview, dat wel, HV) en af en toe stond ik in de krant op de Aalsterse pagina’s. Vandaag denken onze atleten dat ze top zijn als ze veel volgers op sociale media hebben. En als ze er goed uitzien, moeten ze niet eens presteren om in de gazet te komen.”

Hoste verwoordt het ook mooi. “Wij waren voor veel mensen heiligen. Vooral hier in West-Vlaanderen zijn wielrenners helden.” Denk in dat verband maar aan het tragische levenseinde van Frank Vandenbroucke.

De Belgische media met hun sportobsessie hebben een verpletterende verantwoordelijkheid in die heldenverering. Het is ondoenbaar om in Europa nog een nationaal krantenlandschap te vinden waar de nummer 156 in een discipline maar een scheet moet laten om een hele pagina te krijgen.

Haast nergens anders wordt meer over sport geschreven, terwijl we niet bepaald een groot sportland zijn. Onze sportverslaggeving is te omstandig, niet selectief genoeg, te weinig kritisch, te opgeklopt, te veel navelstaarderij en supporterspraat. Niet te verwonderen dat af en toe zo’n zelfverklaarde topsporter van die piëdestal valt.

Column Broos en Brys in De Morgen van zaterdag 20 december 2025

Broos en Brys

Halfweg deze week had Hugo Broos het dan toch begrepen. Hij excuseerde zich middels een persconferentie en een af te lezen A4’tje voor zijn ongelukkige woordkeuze. Hugo wil geen racist worden genoemd.

Hij zei: “Ik heb met mensen van kleur gespeeld, hen gecoacht en met hen gewerkt in Nigeria en Kameroen, en nu al vier jaar in Zuid-Afrika.” Die ‘mensen van kleur’, tja, niet duidelijk of dat wel goed is begrepen want in Zuid-Afrika wijst dat doorgaans op een gemengde raciale afkomst, een beetje Europees, een beetje Aziatisch en een beetje Afrikaans.

Niet elke donkere huid is een swartmens in Zuid-Afrika, maar ze hebben er wel allemaal lange tenen, langer dan in de rest van Afrika. De blanke Afrikaners hebben de langste, maar die mogen van Donald Trump gratis naar de VS.

Nog Broos: “Je kunt hen allemaal vragen wat voor man ik ben. Misschien zullen sommigen zeggen dat ik een slechte coach ben, anderen dat ik een goede coach ben, of dat ik koppig ben, maar niemand zal mij een racist noemen.”

Doen we ook niet. Of hij een goede coach is, dat laten we in het midden. Minstens een beetje onhandig. Zijn uitval was randje dom, volgens hem te wijten aan een taalprobleem. De les: als je na bijna veertig jaar in dat vak, waarvan meer dan tien jaar in het buitenland, nog steeds steenkolenengels spreekt, waag je dan niet verder dan voetbaltaal.

Dus niet grappig willen zijn en zeggen: “Nu is hij zwart en hij zal wit zijn als hij hier buitenkomt.” Maar wel: “Hij zal hier bleek buitenkomen als ik met hem klaar ben.” Of zoiets.

Opvallend aan zijn excuses was dat die geen betrekking hadden op de manager van de speler die hij wilde berispen. Die had hij aangeduid als “dat kleine vrouwtje”. Gevoelige zielen en de Unia’s van deze wereld zullen daar zowel bodyshaming als seksisme in zien. Broos mag dan al of niet schuldbesef voorwenden, hij vindt zichzelf en vooral zijn omgeving het voornaamste slachtoffer van deze rel.

Hij besloot: “Het ergste is dat mijn familie – mijn vrouw, mijn kinderen en mijn kleinkinderen – hier ook van hebben afgezien.” Let op, dit is lang niet afgelopen. We zullen het snel weten hoe groot het krediet van Broos is. Maandag speelt hij met zijn Zuid-Afrika tegen Angola en op tweede kerstdag tegen Egypte.

Het is weer de tijd van het jaar: de Afrika Cup. Altijd vreemd hoe belangrijk dat toernooi wordt gemaakt. Zowel sportief als economisch heeft het geen waarde. Wat de Afrika Cup toevoegt aan het wereldvoetbal, naast een opstoot van nationalisme, zijn grappige verhalen.

In november, toen nog voor de WK-kwalificatie, beschuldigde de bondscoach van Nigeria, ene Éric Chelle, de Congolese bank ervan voodoo te hebben gebruikt. Een staflid had tijdens de strafschoppenreeks gezwaaid met water. Met goed gevolg, want Nigeria verloor die wedstrijd tegen Congo en kan nu niet naar het WK.

Chelle is een Malinees die zijn hele carrière in de Franse divisies speelde en nadien coach en manager werd in Frankrijk. Pas in 2022 keerde hij terug naar Afrika voor een job als coach. Dat hij aanstoot neemt aan een zwaaiend flesje water en het bijpassende bijgeloof is zo ridicuul als dat bijgeloof zelf.

Wie wat voodoo had kunnen gebruiken, is Marc Brys, tot voor kort bondscoach van Kameroen. De minzame ex-politieman zal de Afrika Cup niet halen. De wereldbeker van volgend jaar ook niet en dat heeft hem nu definitief de kop gekost. Die lag al een paar keer op het kapblok, maar telkens als de beul wilde toeslaan, ontsnapte Brys op miraculeuze wijze.

Het was van bij het begin een rare situatie waarin hij was beland. Brys had een arbeidscontract met de regering, meer in het bijzonder met het ministerie van Sport. Brys had geen contract met de Kameroense voetbalbond, waar ex-topspits Samuel Eto’o de plak zwaait. Hij had eerst wel een relatie, dan een slechte, later een steeds slechtere en op den duur helemaal geen relatie meer met de egotripper Eto’o.

Die probeerde de voorbije jaren als bondsvoorzitter zijn hem opgedrongen bondscoach en diens nationale ploeg te boycotten. Je zou kunnen besluiten dat Brys een slachtoffer is, en Eto’o een zot, maar Brys is in deze ook een beetje Broos, niet helemaal op de hoogte van hoe het wel moest.

De zeggenschap over een nationale ploeg ligt onveranderd bij de nationale bond. Meer zelfs, als een nationale overheid ingrijpt in een sportbond, weze het in voetbal dan wel in een olympisch comité, dan heeft zowel de wereldvoetbalbond FIFA als het Internationaal Olympisch Comité het recht de betrokken bond en ploegen te schorsen. Brys was een illegale Europeaan in Afrika.

Column Glijdende waaghalzerij in De Morgen van maandag 15 december 2025

Glijdende waaghalzerij

De Amerikaanse Lindsey Vonn is gisteren vierde geworden in de super-G in Sankt Moritz. Eergisteren werd ze tweede in de afdaling en vrijdag zelfs eerste, ook in de afdaling. Als u de sportpagina’s niet geregeld leest, zal u dat niet veel zeggen, alle begrip daarvoor.

Zou het helpen om erbij te vermelden dat ze al 41 is?

Ook niet? Leeftijd zit tussen de oren, dat is een beetje waar, en in het skiën vind je wel vaker gevorderde dertigers die met spuug, plakband en enkele vijzen meer dan eens terug in elkaar zijn gezet. Hoewel, vrijdag klopte ze een Duitse van 22 die haar dochter had kunnen zijn.

Bovendien was ze vorig jaar al eens tweede geworden aan het eind het seizoen 2024-’25 in haar thuisland. Dat was tussen de plooien van het sportnieuws blijven hangen. Ze is sinds haar triomf in Sankt Moritz wel de oudste skiër, mannen en vrouwen door elkaar, die ooit een wereldbeker heeft gewonnen.

Het was haar 83ste overwinning. Als ze er nog vier kan winnen, wat lastig wordt maar niet onmogelijk, is ze de slalomlegende Ingemar Stenmark voorbij. Aan de 104 van haar landgenote Mikaela Shiffrin raakt ze nooit meer, dat staat vast.

Aan Vonn heb ik al eens een column gewijd, weliswaar niet in deze propere gazet en waar dan wel, dat doet er nu niet toe. Dat ging toen zo, we schrijven december 2012:

“Vonn is regerend olympisch kampioene op de afdaling en een van de vijf skiesters (inmiddels zijn dat er zes) uit de geschiedenis van die sport die in alle vijf de onderdelen ooit een wedstrijd wonnen. Ze vindt zichzelf zo goed dat ze nu met de mannen wil meedoen. Eerst een keertje om te proberen, in Lake Louise bijvoorbeeld, waar ze al negen keer tegen haar seksegenoten heeft gewonnen. Dat begon te vervelen, en daarom wilde ze op 24 november bij de mannen starten.

“De internationale skifederatie FIS heeft dat geweigerd. Was ik de FIS, ik had haar laten starten. Meteen op de Lauberhorn in Wengen: 4,5 kilometer lang, in de Haneggschuss 160 kilometer per uur. De zwaarste afdaling ter wereld, waar de sterkste mannen total loss beneden komen.

“Ooit verloor Gernot Reinstadler bij de aankomst in Wengen na een val van vermoeidheid een been en bloedde hij ter plekke dood. Vonn had wel anders gepiept in Wengen. De organisatie heeft haar voorgesteld om in Lake Louise als voorskiester te starten. Benieuwd of ze dat aanvaardt.”

Dat heeft ze toen niet gedaan, met Vonn is het alles of niks. Daar kan Tiger Woods, haar lief tussen 2013 en 2015, over meespreken. Toen de seksverslaafde golfer weer eens met een ander was gezien, was het definitief voorbij, dit even terzijde.

2012 was het laatste van haar sportieve superjaren. Nadien ging het minder, hoewel ze er op de Spelen van Peyongchang in 2018 nog een bronsje kon uitpersen op de afdaling. Een jaar later stopte ze met helse kniepijnen. Ze dacht dat die wel zouden overgaan eenmaal gestopt, helaas. In april 2024 liet ze zich een halve nieuwe knie steken. Een groot succes, weg pijn, weer kunnen trainen, weer goesting in skiën en geen jaar later stond ze op het podium in Sun Valley.

Orthopeden zullen van mening verschillen over de vraag of het verstandig is om met een nieuwe knie recreatief te skiën, laat staan op het hoogste competitieve niveau. De reacties zijn interessant. De ene zegt dat het perfect mogelijk is, want hij skiet zelf en heeft een hele nieuwe knie. De andere zegt dat het gekkenwerk is en verwijst naar complicaties bij een val en een nieuwe breuk rond de prothese.

Het voordeel van Vonn is dat het maar om een halve nieuwe knie gaat en dat er nog wel wat revisie mogelijk is (heb ik mij laten vertellen). Voor de geïnteresseerden: de operatie werd uitgevoerd met de MAKO-robotarm van het bekende Stryker, aldus Wikipedia, een geavanceerde robotassistentietechnologie die orthopedische chirurgen helpt bij het plaatsen van knie- en heupprotheses met extreme precisie, gebaseerd op een 3D-model van de anatomie van de patiënt.

Het voordeel van Vonn is ook dat ze geen slalom of reuzenslalom skiet, want daar is de druk op het gewricht vele malen groter. Olympisch kampioen Tommy Moe zei het ooit anders: “Downhill is niet echt skiën. Het is glijdende waaghalzerij. Hij (of zij) die wint is wie zoveel mogelijk ratio kan uitschakelen.”

Ik hoop van harte dat ze genoeg ratio kan opzijzetten over anderhalve maand in Cortina om een tweede gouden medaille te halen en dat ze haar belofte van 2018 kan waarmaken. Toen sprak ze tegen CNN: “Als het Witte Huis mij vraagt om te komen, ga ik niet. Ik hou van het Amerikaanse volk, niet van deze president.” Dat was dezelfde als nu.

Column Medelijden in De Morgen van zaterdag 13 december 2025

Medelijden

Ik had met een aantal mensen te doen deze week. In volgorde van oplopend medelijden:

– Met Sam Baro, de eigenaar-voorzitter van KAA Gent, slechts een heel klein beetje. Hij is afdoende gewaarschuwd voor de (afwezigheid van) mores in het voetbal. Onder andere door mijzelf. Dat ging zo.

“Sam, weet jij wel in welke wereld je terechtkomt? Geen immoreler en amoreler sportmilieu dan het voetbal.”

Antwoord Sam: “Ik denk dat ik het weet, maar ik ga het anders doen.”

Repliek: “Ik denk dat je het onderschat. Of je bent slecht en daarom ga je in het voetbal, of je gaat in het voetbal en wordt slecht.”

Baro leert snel. Hij verloor zijn trainer aan Club Brugge en deed daarop hetzelfde: een trainer ergens anders weghalen. In overleg, zegt hij, en dat klopt, maar ‘overleg’ is hier evengoed synoniem voor ‘gepast smartengeld’.

In ondergeschikte orde is er een vorm van empathie voor de fans van KAA Gent die al meer dan tien jaar geen boegbeelden hadden zien vertrekken naar Club. Niet treuren, Buffalo’s. Denk terug aan die andere ‘Joego’, de Servische doelman Bojan Jorgacevic, in 2011 het laatste grote verlies aan de aartsvijand.

Alleen was dat was geen verlies want Jorgacevic had één rotslechte knie, waardoor hij maar aan één kant snel naar de grond kon. Gent regelde een beperkte medische screening en loosde hem maar wat graag. Die knie, Club kwam daar snel achter.

– Meer empathie is er voor Nicky Hayen, de ontslagen trainer van Club Brugge. Hayen mag zich behoorlijk bedrogen voelen. Deze zomer werd een halve basisploeg verkocht. Hij kreeg de opdracht in de kwekerij in Westkapelle een nieuwe generatie plofkippen klaar te stomen voor de internationale verkoop. Tegelijk moest hij goed presteren in Europa en de competitie domineren.

Hij zag ook hoe zijn vorig jaar terecht fel geroemde as Mignolet-Onyedika-Vanaken-Jutglà aan renovatie toe was. De eerste ligt steeds vaker in de lappenmand, de laatste werd verkocht en Raphael Onyedika spaart zich om top te zijn in de topwedstrijden met het oog op die aankomende transfer.

Twee kleine toespelingen op de onervarenheid van zijn kern volstonden om de boter te hebben gegeten bij het Club-bestuur, dat hem nooit voor vol heeft aangezien maar hem in 2024 onder druk van de tribunes een contract gaf.

Wat die tribunes betreft, het is bekend dat het gemiddelde IQ van voetbalsupporters erg laag scoort. Dat bewezen nog maar eens de reacties op het ontslag van Hayen. “Madou buiten, Rigaux buiten…” Onzin.

– Daarom: de grootste empathie is deze week voor Dévy Rigaux, de sportief directeur die spitsroeden moest lopen op de persconferentie. Neen, zijn optreden was niet bepaald sterk. De club had hem wat beter kunnen coachen.

‘Ze’ hadden het gevoel dat het op was. ‘Ze’ waren niet over één nacht ijs gegaan. Zijn opmerking dat ‘ze’ in eer en geweten hadden gehandeld met Hayen en met KAA Gent had een hoog Comical Ali-gehalte. “Ivan Leko stond erop om zelf contact te nemen met Gent.” Grappig.

Slotsom: het zetbaasje Rigaux wordt er nu door een meerderheid van Club-fans van verdacht de geliefde FCB-trainer te hebben vermoord. Compleet onterecht.

Rigaux is bij Club ooit begonnen als vertaler Spaans, vervolgens door Georges Leekens omwille van zijn aaibaarheid teammanager gemaakt. Nadat eigenaar-voorzitter Bart Verhaeghe zijn eigengereide CEO Vincent Mannaert de deur had gewezen, nam hij zelf de touwtjes terug in handen.

Verhaeghe wil absolute macht, maar komt er niet voor uit. In de picture lopen wil hij ook niet, bang als hij is van zijn tribunes. Rigaux kreeg de superpromotie tot sportief directeur, voor wat het waard was. Bob Madou kreeg dan weer het ook al holle acroniem CEO voor zijn naam. En beiden een dik salaris.

Zoals alle echte beleidsbeslissingen kwam het bevel om Hayen te dumpen direct van de Brugse capo dei capi, de almachtige Verhaeghe zelf. De toorn des volks was voor de trouwe soldaten Madou en Rigaux. Je salaris waarmaken, heet dat.

Het marsorder om Leko weg te halen bij Gent was niet geheel onverwacht gezien Verhaeghes reputatie van meest gehate mens in het Belgische voetbal. Niet alleen stoorde hij zich eraan dat met het ter ziele gaan van het contract tussen DAZN en de Pro League de andere clubs de twijfelachtige rol van Club Brugge (lees: Verhaeghe) bij het in 2022 voortrekken van voorganger Eleven weer hadden opgerakeld.

KAA Gent ging nog verder. Die dachten zo nodig mee te moeten werken aan het terugdraaien van de competitiehervorming naar achttien clubs zonder play-offs. Alleen maar goede redenen voor een strafexpeditie richting Gent en een vingerwijzing voor de rest van het Belgische voetbal.

Column Fossiel(en) in De Morgen van maandag 8 december 2025

Fossiel(en)

De laatste keer dat ik Formule 1 keek – vóór gisterennamiddag – was in 2021. Ook toen was het de laatste race, ook toen was het in Abu Dhabi, ook toen gehypet tot in het oneindige. Met open mond zitten kijken die middag, vooral naar de uitkomst waar ik helemaal niets van snapte.

Een sportieve schande, niet meer of niet minder, dat was de wereldtitel die Max Verstappen cadeau kreeg en Lewis Hamilton werd ontnomen. Gewoon omdat een ander zijn auto tegen een muur parkeert, de ene nieuwe banden kon gaan halen en de andere niet en nog wat rare reglementen werden bovengehaald.

Vier jaar en onderwijl heel wat gesprekken met F1-kenners: zo lang heeft het geduurd om een beetje op te schuiven in de richting van die kenners en hun argumentering. Met de nadruk op een beetje. Die luidt dat Formule 1 geen sport is van sportmannen tegen elkaar, maar van een hele vloot hypertechneuten en superspecialisten die het baasje in de auto aansturen als in een computerspel. PlayStation met echte mensen dus.

Die luidde ook dat Max Verstappen geen gewone echte mens is, maar wellicht de beste rijder sinds Ayrton Senna. Je las zelfs ergens dat hij de Messi van de F1 zou zijn. Welaan. Gisteren zat Messi-op-wielen na een kansloze achterstand Lando Norris op de hielen maar haalde het finaal niet. Dat hij alsnog zo dicht zat, had weeral te maken met een technicaliteit.

Enkele races geleden was de bodemplaat van de McLaren-rijders (Norris en Piastri) 0,12 millimeter te veel afgesleten. Jeetje, 0,12 millimeter, is dat erg? Ja, het was erg. Daarvoor werden ze gediskwalificeerd. Niet te geloven, die ‘sport’. Gelukkig werd deze keer wel een soort sportieve logica gerespecteerd en werd Norris wereldkampioen.

Zaterdag zitten kijken en zondag ook. Tijdverlies, dat was het.

Fout ook. De F1 is in alle opzichten fossiel. Racen met auto’s op fossiele brandstoffen is niet meer van deze tijd. De Formule 1 strooit ons zand in de ogen als ze beweert tegen 2030 klimaatneutraal te willen zijn. Dat lukt nooit, tenzij ze de verplichting invoeren om met elektrische auto’s te rijden. Er is geen objectieve reden te bedenken om dat niet te doen, behalve die ene dan.

Niemand die de kip met de gouden eieren durft te slachten. De meeste fans komen naar het circuit, soms al dagen van tevoren, precies om die brullende motoren te horen. Het blijft van de gekke dat dit vandaag nog wordt aanvaard, dat de armlastige Franstalige Gemeenschap bovendien tien miljoen of meer sponsort en de jaarlijkse verliezen dekt om in een Belgisch natuurgebied te komen racen.

Nu we het toch over fossiel(en) hebben… Dichter bij huis ging het deze week over de lokale passie motorcross. In Voor de dag viel te beluisteren hoe een N-VA-politicus de rechtszekerheid van nieuwe motorcrosscircuits wil garanderen. In Vlaanderen zijn die in de verdrukking, zo wist motorcrosskampioen Stefan Everts ons te melden. De situatie voor motorcrosscircuits in Nederland zou beter zijn dankzij een groot aantal aangesloten circuits.

Misschien heeft dat hiermee te maken: Nederland heeft zeventig procent meer inwoners dan België en slechts tien procent meer landoppervlakte waar al die Nederlanders moeten op wonen. Toch is er meer open ruimte. Planmatig beheer van ruimte en wonen gericht op verdichting heeft zo zijn voordelen.

In Vlaanderen heeft iedereen sinds de Tweede Wereldoorlog ongeveer mogen bouwen waar hij/zij wilde en daardoor wonen wij zo’n beetje overal. Dat die Vlaming geen motorcrosscircuit lust in zijn achtertuin, is de logica zelf.

Wie daar wat van vindt en wie al die klagers nimby’s vindt, moet het maar eens uitproberen. Eén keer per jaar op twee kilometer van mijn huis stelt een boer een weekend lang een akker open voor een provinciale motorcross. Zit de wind slecht, en nog wel met een heel bos ertussen, dan moet je die namiddag niet in de tuin zitten.

Vijftig jaar geleden had België drie Formule 1- circuits. Toen het oude Francorchamps te gevaarlijk werd, verhuisde het F1-circus in 1972 voor twee edities naar Nijvel/Nivelles. Daarnaast had je ook nog Zolder dat van 1975 tot 1984 organiseerde. Vandaag is er alleen nog het hypergesubsidieerde Francorchamps en ook dat is op termijn ten dode opgeschreven.

De Belgische motorcrossers moeten dus niet klagen. Naast enkele occasionele kleine lokale circuits zijn er nog vier grote speeltuinen: Lommel, Balen, Genk en Nismes volstaan. Politici die bedoelen met ‘rechtszekerheid voor motorcross’ dat de omwonenden geen klacht mogen indienen als ze ergens van plan zijn om elk weekend hels lawaai te komen maken, zijn van het padje af.

Column Imagogeld in De Morgen van zaterdag 6 december 2025

Imagogeld

Eerder deze week is de top van de best verdienende vrouwelijke sporters bekendgemaakt. Vroeger leidde het zakenblad Forbes de dans in dat soort berichten en klasseringen, tegenwoordig moet je daarvoor bij de gespecialiseerde site Sportico zijn. Alle bedragen die volgen zijn in dollar, zo gaat dat in de mondiale topsport.

Sinds Anna Koernikova zijn waarnemers van de topsportindustrie een beetje argwanend als ze lijstjes van vrouwelijke topverdieners onder ogen krijgen. De Russische (tegenwoordig Amerikaanse) Koernikova stond jarenlang bovenaan als best betaalde vrouwelijke atleet, met geregeld 10 miljoen dollar aan sponsorinkomsten. Dat was een beetje een raadsel, maar eigenlijk ook weer niet.

Die 10 miljoen dollar – élk jaar – oversteeg ruimschoots haar totale prijzengeld dat ze verdiende op het WTA-circuit. Over haar hele carrière heeft ze ‘amper’ 4 miljoen bij elkaar getikt met het spelletje tennis. Koernikova werd betaald omwille van haar looks, niet haar prestaties. Hoe is het anders te verklaren dat ze vijf jaar de best betaalde vrouwelijke sporter van de wereld was, zonder ook maar één WTA-toernooi, laat staan een grand slam te winnen.

In 2025 is het opnieuw een tennisspeelster die de ranking aanvoert. Een zwarte, maar ook daar moeten we niet verbaasd over zijn. Topsporter is ook bij de vrouwen het inclusiefste beroep ter wereld, althans wat huidskleur betreft. Serena Williams stond jarenlang op nummer één. Zij was tegelijk vaak de echte sportieve nummer één, met uitzondering dan van de jaren dat Kim Clijsters en Justine Henin de beste maar niet de best betaalde speelsters ter wereld waren.

Coco Gauff heeft dit jaar 31 miljoen dollar verdiend. Ze klopte Aryna Sabalenka (30 miljoen) en Iga Swiatek (23 miljoen) op het podium van de grootverdieners, twee speelsters die op de sportieve eindranking boven haar staan. De logica achter die non-logica is simpel: geografie. Amerikaanse atleten harken vergeleken bij niet-Amerikanen altijd een veelvoud aan extrasportieve inkomsten bij elkaar. New Balance, Rolex, Bose, Baker Tilly, Fanatics, Head en UPS, het is geen verkeerd rijtje dat Gauff ondersteunt ten belope van 23 miljoen per jaar.

Heel opvallend aan de topverdieners bij de vrouwen is het belang van die niet-sportieve inkomsten. Zeventig procent van de inkomsten van de top vijftien bij de vrouwen wordt buiten het speelveld verdiend. Imagogeld is alles in de vrouwentopsport. Bij de mannen is dat het omgekeerde: 72 procent van de inkomsten van de vijftien best betaalde atleten halen zij uit hun sportieve arbeid.

In de top bij de vrouwen staan zelfs drie atleten die sportief nauwelijks het zout op de aardappelen verdienen, maar wel de miljoenen aanslepen.

Eileen Gu, nummer vier in de ranking, is een Chinees-Amerikaanse die 2025 afsloot met 23 miljoen dollar inkomsten; 99,9 procent daarvan is sponsoring. Als u haar niet kent, ze neemt over een maand deel in Cortina aan de Winterspelen in het freestyleskiën en wel namens China, waar ze razend populair is. Venus Williams, inmiddels 45 en kampend met een auto-immuunziekte, speelde in 2025 vier enkelpartijtjes en verloor er drie. Niettemin: 10 miljoen bijgeschreven op de rekening.

Hebt u een dochter – dochtertje, want vroeg beginnen is de boodschap – en wilt u een rustige oude dag: tennis, tennis, tennis. Tien van de vijftien best betaalde vrouwelijke sporters komen uit het tennis. Golf, twee speelsters, is een goeie B-optie. Verder staat er één gymnast tussen (Simone Biles), Gu (reeds vermeld) en ten slotte basketbalspeler Caitlin Clark.

Zij is een fenomeen. Aanbeden door de MAGA-achterban van Donald Trump, gehaat door nogal wat zwarte collega’s. Haar bijnaam is, niet geheel terecht, dan ook MAGA Barbie. Ze miste dan wel door blessure de laatste drie maanden van het seizoen, maar is meer dan ooit de blanke hoop in de zwarte dagen van de vrouwencompetitie WNBA.

Die WNBA – de W staat voor woke, aldus de Republikeinen – werkt samen met groepen zoals Planned Parenthood en GLSEN, een lgbtq+-jeugdorganisatie. Na de moord op George Floyd in 2020 droegen de speelsters opwarmingsshirts met ‘Black Lives Matter’ en wedstrijdshirts met de naam van Breonna Taylor, een slachtoffer van politiegeweld.

En nu is er Clark, zo blank als wit kan zijn. Voor haar prestaties op het veld wordt ze niet al te best vergoed: slechts 100.000 dollar als tweedejaars. Naast het veld daarentegen: 16 miljoen aan commerciële deals, meer dan al haar andere basketbalcollega’s samen.

Column Ongelijk speelveld in De Morgen van maandag 1 december 2025

Ongelijk speelveld

Vorige week lag in de Premier League een belangrijk voorstel ter stemming. De bedoeling was het financiële speelveld te effenen. Financiële regels bestaan al langer.

De Fransen waren in 2006 eerst met hun financiële controle van het voetbal. Dat was eerder gericht op het vroegtijdig stoppen van te gekke uitgaven en de faillissementen die daar het gevolg van waren.

De eerste echte aanzet kwam van de UEFA en dat heette de Financial Fair Play (FFP). Ook hier was de bedoeling in de eerste plaats het vermijden van de negatieve publiciteit door plots failliete topclubs. Een eerlijke herverdeling van middelen was niet aan de orde. De Engelsen hadden ook hun rekening gemaakt en stelden vast dat de clubs bijna 4 miljard euro schulden hadden. Ze volgden snel en hun eigen versie van de financiële regels heette de Profit and Sustainability Rules (PSR).

Inmiddels was de UEFA na Covid-19 overgegaan naar een nieuwe set regels: de UEFA Financial Sustainability Regulations (FSR). Een niet eens nieuw principe in de FSR was de Squad Cost Ratio. Simpel gesteld: wat mag een team kosten in verhouding tot de omzet. Dat principe hadden ook de Engelsen aanvaard en zij legden dat op 85 procent van de totale omzet, die vaak door allerlei trucs werd opgepompt.

Clubs die in Europa wilden aantreden, moesten zich evenwel aan de 70 procent van de UEFA houden. Geen van die regels, ook niet de Squad Cost Ratio, had de intentie om het competitief evenwicht te bevorderen. Wat ter stemming lag vorige week in Engeland had dat wel. Lang niet zoals in de Amerika, waar echt wordt herverdeeld, maar toch min of meer een stap in de richting van het afvlakken van een in toenemende mate financieel ongelijk speelveld.

Het had een revolutie kunnen betekenen, de aanvaarding van een financiële verankering, officieel Top to Bottom Anchoring (TBA). Hoe moest dat werken? Het voorstel bestond erin dat de maximale uitgaven van een club in de Premier League zouden worden beperkt tot ongeveer vijf keer wat het twintigste gerangschikte team in de Premier League aan televisie- en prijzengeld zou ontvangen. Voor dit seizoen zou dat budgetplafond net geen 700 miljoen euro bedragen.

Lang verhaal kort: de financiële verankering werd weggestemd, door de topclubs. De Squad Cost Ratio ligt nog steeds op 85 procent maar wordt nu berekend op alle voetbalgerelateerde inkomsten. Daarbij ook de transferinkomsten, want we hebben het over de enige industrie die ongehinderd mensen mag verkopen.

Noem mij gek, desnoods geobsedeerd, maar daar zat ik aan te denken toen ik zaterdag Bayern – St. Pauli volgde vanop de rollen. Ik ergerde mij blauw aan de commentator, vooral dan omdat hij de 1-1 die aan het bittere einde nog op het bord stond moedig en net niet verdiend noemde.

Het werd nog 3-1. 1-1 was niks minder dan een sportieve schande geweest. In geen enkele ploegsport kan je met zo weinig aanvallende intenties aanspraak maken op zo’n resultaat. Voetbal mag dan juist populair zijn omwille van die onvoorspelbaarheid door extreem lage scores, wat is er in godsnaam mis met sportieve eerlijkheid? Moeten we er gewoon niet voor zorgen dat er meer kan worden gescoord in dat spel?

FC St. Pauli, pff. Hoe zij in München kwamen voetballen, dat was antivoetbal tot de tiende macht. Hun trainer, Alexander Blessin, kennen we nog van bij KV Oostende en Union. Blessin stond volgens de overlevering voor aanvallend en intens voetbal.

Aanvallen was niet aan St. Pauli besteed. Dat intense, dat kennen we van Union. Overal en altijd in duel, met een verbetenheid die grenst aan het fanatieke en het reglementaire. Tikje op de kuit hier, duwtje in de rug daar, gaan liggen voor dood, iedereen op en rond het veld op de zenuwen werken.

Inmiddels aanbeland in de cooldown, was het moment waarop ik aan dat financiële speelveld moest denken. De commentator had gelijk: het moedige St. Pauli, voorlaatste en acht duels verloren, had wel degelijk het recht om zo te voetballen.

Dat recht ontleent het aan de in het voetbal ingebakken ongelijkheid. De kleine club van Hamburg heeft vorig seizoen een omzet van 100 miljoen euro gedraaid. Bayern München klokte af op net geen 1 miljard euro. Die ongelijkheid onder Europese topcompetities en binnen alle nationale competities neemt jaar na jaar toe. De topclubs – dat bewezen ze in Engeland – vinden het mooi zo. Welaan, dan moeten ze het parkeren van een hele vloot bussen door de bezoekende kleine club en het puntenverlies na een non-wedstrijd er maar bij nemen.

Column Het Product in De Morgen van zaterdag 29 november 2025

Het Product

De minister van Media heet Cieltje Van Achter. Nu ze het een keertje over iets anders mocht hebben dan Brussel had ze ook een mening klaar over de DAZN-vaudeville.

DAZN is de rechtenhebbende partij die het Belgische profvoetbal voor vijf jaar heeft gekocht maar die daar na een half jaar alweer vanaf wil. Televisierechten stuur je niet terug via een ophaalpunt, dus dat is inmiddels een juridisch dingetje. In zoverre dat tot donderdag niet duidelijk was of er dit weekend überhaupt camera’s langs de velden zouden staan. Voorlopig wel, maar hoelang nog?

De minister noemde het onaanvaardbaar dat DAZN geen beelden zou aanleveren. De Vlaming had daar recht op! In het belang van de geloofwaardigheid van onze nieuwsvoorziening!

Misschien moet iemand van haar kabinet haar eens het fenomeen radio laten aanhoren. Voetbal op de radio, altijd spannend. Daarnaast zijn er nog de kranten en de nieuwssites om ons van sportinfo te voorzien. Meer is niet nodig om te weten hoe het je favoriete team is vergaan. Beelden van dat – laten we wel wezen – belabberde Belgische voetbal zijn geen basisbehoefte.

Uiteraard kun je je vragen stellen bij de contractbreuk door DAZN. Wat er ook van zij, de Pro League had nooit in zee moeten gaan met die partij. Dat is achteraf makkelijk spreken, maar van bij het eerste contract (toen nog met voorganger Eleven Sports) werd al gewaarschuwd voor een rampscenario.

Dat voetbalcontract was in 2020 een recordbedrag van 103 miljoen euro waard, amper enkele miljoenen meer dan wat Telenet en co. boden. Er was bijgevolg geen goede reden om van de ingespeelde, vertrouwde mediapartner naar het onbekende Eleven over te stappen. Onder meer Club Brugge en Charleroi zetten toen fel druk. Later bleek dat Eleven al commerciële deals had afgesloten met die clubs.

Na de stopzetting van de competitie in volle eerste Covid-19-golf eisten de gedumpte partijen Telenet, Proximus en VOO via arbitrage 15 miljoen euro televisiegeld terug, iets wat bij een voortzetting van hun verbintenis nooit was gebeurd. Per saldo was het profvoetbal toen al slechter af.

Twee jaar later werd Eleven Sports overgenomen door de DAZN Group. Vorig jaar liep dat eerste tv-contract af en bood DAZN nog maar 84 miljoen euro voor de rechten van 2025 tot en met 2030. Zowel Eleven als DAZN beschikt niet over een eigen televisiekanaal en is dus aangewezen op een doorverkoop van zijn product via telecomoperatoren zoals Telenet en Proximus. Als ‘bedrogen’ ex-rechtenhouder stapten die in 2020 nog mee in het Eleven-verhaal, maar deze zomer weigerden ze een deal te tekenen. Gevolg: een debacle dat het profvoetbal in België op zijn grondvesten deed daveren.

Met wat simplisme zou je de volle schuld bij DAZN kunnen leggen. Sinds die dag in 2020 dat ze voor een paar miljoenen meer voor Eleven koos, heeft de Pro League minstens evenveel boter op het hoofd. Het creëerde de voorwaarden voor de perfecte storm waarin het nu zit: Eleven had nauwelijks Belgische verankering, werd kort daarna overgenomen door een Britse oligarch en inmiddels zijn Saudische oliesjeiks mede-eigenaar geworden.

De DAZN-soap leidt af van de essentie van deze affaire: de kijker lust het product Belgisch profvoetbal niet meer, althans niet tegen de prijs waarvoor het in het schap ligt. Dat je wellicht nergens in Europa goedkoper voetbal kunt bekijken, moet tot denken aanzetten.

Eindelijk heeft de sportfan door dat het Belgische voetbal een gigantische zeepbel is. Het is overgefinancierd door onrealistisch hoge televisierechten en wordt nog eens geruggensteund door 200 miljoen euro lastenverlagingen vanuit de federale portemonnee, laaghangend fruit waar Bart De Wever zich op verzoek van Georges-Louis Bouchez niet durft aan te vergrijpen.

Wat krijgt de Belgische belastingbetaler daarvoor terug? Een doorloopcompetitie dunner dan de dunste diarree. De voorbije tien jaar hebben de clubs uit 1A voor 847 miljoen euro spelers aan het buitenland verkocht.

Zeven op de tien verhandelde spelers waren jonger dan 23. De Jupiler Pro League als opleidingswalhalla? Niet echt. De meeste spelers worden jong gehaald uit het buitenland en iets minder jong weer doorverkocht. In de klassering van speelminuten voor jonge spelers die in aanmerking komen voor de nationale ploeg, Belgen dus, staat Nederland elfde. België tikt af op een bedroevende 29ste plaats op vijftig landen.

Van lokale verankering en herkenbaarheid is geen sprake. De voetbalfan wordt gevraagd om elk seizoen een halve nieuwe kern exoten te omarmen. Om vervolgens vast te stellen dat wie een paar ballen goed raakt meteen wordt doorverkocht.

Column Achteraf-uitleggers in De Morgen van maandag 24 november 2025

Achteraf-uitleggers

Weekendsportkrant 1.

Twee pagina’s interview met een technisch directeur van een voetbalclub, gevolgd door een halve pagina over een assistent-coach.

Iets verder: bijna dubbele pagina met de recentste ex-trainer van de regerende kampioen.

Aan het eind: een column over trainers.

Weekendsportkrant 2.

Na wat onzin over wielerprijzen waar geen kat nog interesse in heeft, al helemaal de renners zelf niet (ten bewijze het afgelaste gala), een interview van twee pagina’s met een trainer.

Iets verder: een goed verhaal – elk verhaal over hem is goed – over de trainer van Bayern München, dat is een Belg.

Volgende pagina: een verhaal over de recentste ex-trainer van de regerende kampioen.

Dat laatste onderwerp is niet het enige wat de twee sportkaternen met elkaar gemeen hebben. Beiden besteden ze aandacht aan Marc Overmars, technisch directeur van Antwerp, al verschilt de insteek meer dan lichtjes.

In de ene krant staat hoe hij met zijn verzwakt hart voor Antwerp heeft gekozen en wordt terloops vermeld dat er een boek is verschenen waar zijn dickpic-schandaal van bij Ajax “weer eens wordt opgerakeld”.

Niet zo in de andere sportkrant. Er was meer aan de hand dan een dickpic, aldus het boek, het ging over driehonderd pagina’s expliciete teksten aan Ajax-personeel. Het heeft er alle schijn van dat die driehonderd pagina’s berichten de echte redenen zijn om niet meer terug te willen naar Ajax en niet dat zijn geteisterd hart zich beter zou voelen op de Bosuil.

Maar nu de hamvraag van dit stukje: hoe komt het dat we in de weekendkranten nooit meer dubbele pagina’s lezen met iemand die een hoofdrol zou kunnen spelen in de speeldag die eraan komt? Een gesprek met of een verhaal over een voetballer dus, en als het even kan geen meeloper maar een bepalende speler.

De fixatie op trainers en aanverwanten is ontstaan in het tweede decennium van deze eeuw. Nog niet zo heel lang geleden zou je in die sportkaternen verhalen hebben gelezen met Bryan Heynen, Thorgan Hazard, Hans Vanaken en anderen. Nog niet zo heel lang geleden kon je gewoon naar een midweektraining gaan, bij voorkeur als het zonnetje scheen, en daar een uurtje of wat rondhangen om daarna een speler aan te schieten.

Of hij tien minuutjes had. Die had hij meestal. Bij een koffie of wat fris. En dan had jij je verhaal, want die tien werden vijftien minuutjes en soms het dubbele. Met de introductie van gesloten trainingen, persattachés en woordvoerders is dat veranderd. Die moeten hun salaris waarmaken en dat doen ze door controle uit te oefenen op wat verschijnt.

O wee de media die daar niet in meegaan. Dan wacht de zwarte lijst of de interview-vergeetput. Vandaar het overaanbod trainers op de sportpagina’s. Wekelijks worden die naar een perszaaltje, soms een heus auditorium gesommeerd om daar hun visie op de aanstaande wedstrijd te geven. Soms kun je hen ook langer spreken. Soms.

Ach, trainers. Net als analisten zijn het hineininterpreteerders, achteraf-uitleggers van iets wat niet liep zoals het vooraf door hen was voorspeld. Soms vloeien trainers en analisten in elkaar over: dat zijn de Hein-interpreteerders.

Een mens heeft bij voorkeur zo weinig mogelijk gemeen met Bart Verhaeghe, maar met de inwisselbaarheid van trainers heeft hij een punt. Formeer, koop desgevallend een wel gevoede, goed opgevoede, uitgekiende groep talenten, betaal die degelijk, en iedere aap met een hoedje en een tactisch bord zal zijn wedstrijdjes winnen.

Uiteraard zijn er trainers die meer kunnen dan anderen, die het keer op keer waarmaken. Of die spelers beter maken, de zogeheten teachers, immens respect voor dat slag. Anderen vallen dan weer ongenadig door de mand als ze na jaren triomferen met een uitgekiende groep talenten een net iets mindere verzameling in handen krijgen.

Die kunnen zich daarna alleen nog interessant maken door raar uit de hoek te komen. Denk in dat verband aan José Mourinho. Tot welke categorie Arne Slot behoort, de jury is er nog niet uit. Liverpools wondercoach van vorig jaar werd meteen kampioen nadat de vorige wondercoach was vertrokken. Hij werd net niet heilig verklaard.

Zes maanden verder is Slot de kop van Jut, past zijn voetbal niet bij de club aldus de professionele achteraf-uitleggers en moet hij zich zorgen maken nadat hij zes van zijn laatste zeven competitiewedstrijden heeft verloren. “You’re getting sacked in the morning”, zong de Kop hem toe.

In het verlengde daarvan, Vincent Kompany bij Bayern München: toptrainer of tijdelijk eigenaar van een dikke konijnenpoot? Ik wil het eerste geloven, maar zie, zaterdag 0-2 na twintig minuten. Uiteindelijk wel 6-2. Vooralsnog een toptrainer.

Column Snipersafari in De Morgen van zaterdag 22 november 2025

Snipersafari

Het filmpje van het bezoek staat op YouTube en ik heb het nog eens bekeken ter opfrissing van het geheugen. Aangewakkerd door een verschrikkelijk bericht eerder deze week kwam het allemaal weer boven.

Hoe de voorzitter van het Internationaal Olympisch Comité, Juan Antonio Samaranch, en zijn gedoodverfde opvolger van zeven jaar later, Jacques Rogge, in een gepantserd voertuig werden gepropt, nadat hun eerst een blauwe VN-helm op het hoofd was gezet en ze een kogelvrij vest hadden aangetrokken.

Het zinnetje van de militair die ons had begroet: “Oh, you are too many, there is only one armored vehicle.” Voor de rest van de delegatie stonden er camionettes klaar, aftands, ratelend, soms zonder raam. De uitleg: snipeuh, hoe vaak we dat niet zouden horen.

Wij kregen geen blauwe helm, niet belangrijk genoeg, wel een kogelvrij vest. Dat van mij was te klein en het stonk, niet normaal hoe dat stonk. De gepantserde auto was inmiddels weg en wij mochten er niet achteraan. Op ons hadden ze niet gerekend. De afspraken waren niet overal even goed doorgekomen.

Het kapotgeschoten sportcentrum Skenderija en de compleet vernielde Zeta Olympic Hall, waar de bloedmooie achttienjarige Katarina Witt tien jaar eerder had geschitterd en nu ontheemde families tussen het puin sliepen, het was een ver-van-ons-bedshow. Rogge en Samaranch zijn wel ter plekke gegaan en kwamen onthutst terug.

Tot zover het drie uur durende blitzbezoek op 14 februari 1994. Dat even ook leek te mislukken omdat het vliegtuig waarmee we van Oslo waren gekomen een ingezette landing abrupt afbrak en daarna nog een uurtje of wat boven de Bosnische bossen bleef cirkelen.

We waren op vredesmissie, een ideetje van Samaranch, die de olympische vrede wilde promoten bij de vechtende partijen rond de stad Sarajevo. Tevergeefs. Die gedachte is overigens nog steeds niet verlaten en klonk even hol toen deze week de resolutie Olympic Truce in de Verenigde Naties werd aangenomen.

Het was niet de bedoeling dat ik daarbij was. Rogge bleek zich te hebben vergist in wie hij mee mocht vragen en briefte mij net voor het vertrek. Ik was zijn medewerker, geen journalist. Hij vroeg mij ook om niks te schrijven over die trip. Dat heb ik tot op vandaag volgehouden. De grote man is overleden, veel te vroeg; dertig jaar na datum mag het wel.

1994 was mijn tweede van vier bezoeken aan Sarajevo. In 1986 was ik er al eens voor een Europees eindtoernooi in het volleybal. Toen was het nog een vredige stad, badend in de olympische glorie van twee jaar eerder. Vanaf de jaren negentig zou dat veranderen en tot op vandaag is Sarajevo de langst belegerde hoofdstad in de geschiedenis van de moderne oorlogsvoering.

Vanuit de bergen rond Sarajevo, waar in 1984 de ski- en andere competities plaatsvonden, is de stad 1.425 dagen lang beschoten. Op 5 februari, twaalf dagen voor ons bezoek, had een mortieraanval op de Markale-markt 68 mensen gedood en 144 verwond. Toen wij er met de olympische delegatie landden, was een tijdelijk staakt-het-vuren afgesproken met de Serviërs. Dat werd ons althans voor waar meegedeeld.

Jaren later liet Rogge zich tijdens een behoorlijk rommelige terugvlucht van Olympia ontvallen dat een beetje onweer toch nog altijd minder tricky was dan destijds in Sarajevo. Ik keek hem vragend aan. Of ik dan niet wist hoe het toen was gegaan in Sarajevo met die mislukte landing? Neen dus.

Bleek dat sommige Servische facties in de bergen niet goed doorhadden dat op 14 februari de oorlog een paar uurtjes pauze moest houden. Een onverlaat had ons vliegtuig beschoten en gelukkig gemist, waarop de piloot wijselijk besloot niet te landen. Toen alle snipers en anderen op de hoogte waren van het bezoek zette hij ons alsnog aan de grond.

Dat schoot mij allemaal te binnen met dat bericht over het snipertoerisme tijdens de Bosnische burgeroorlog. Sarajevo zit onder mijn huid. Je komt er niet makkelijk, maar het is de trip waard. Sarajevo is oude en moderne geschiedenis door elkaar verweven in een stad die ooit als het Constantinopel van de Balkan werd geroemd omwille van de religieuze diversiteit en het vreedzame samenleven.

Als u er ooit raakt, één must-do en -see: neem een taxi naar de heuvel Trebevic en vraag naar de olympische bobbaan. Die is tijdens het beleg van Sarajevo gebruikt als schietstand om de stad te bombarderen. Je hebt een prachtig zicht op de stad en als je langs de bobbaan naar beneden loopt, is er tijd om te denken. Dan daalt het onvermijdelijk in: wat doen mensen elkaar toch allemaal aan?