Over koers en Vlaamse klei
Beloven, omkopen, bedriegen, profiteren, kans, onkans, respect, afschuw, verdriet, vreugde, pijn, genot, rijk, arm, en ten slotte de dood: wielrennen is het verhevigde leven, en het peloton is de kleine afspiegeling van de maatschappij. Daarom past koers ons als een handschoen.
Toen de formidabele wielrenner en Tour-winnaar Stephen Roche zijn jonge collega en landgenoot Paul Kimmage – later auteur van het sterke getuigenis The Rough Ride – op bezoek kreeg en die hem om goede raad vroeg, antwoordde Roche: “Neem ze te grazen, voor ze jou te grazen nemen.” Dat is precies hoe een oude wijze wielerdokter voor mij jaren geleden de microkosmos van het peloton ontleedde: “In de koers lap je een ander erbij zodra je kunt. Zonder scrupules, want dan staat het al 1-0 voor jou. Je weet immers dat hij je terug zal pakken en dan staat het nog maar 1-1.”
De grote Rik Van Looy vertelde ooit in een interview hoe bijzonder complex wielrennen wel niet was: een zogeheten spel van ploegen, maar waarin naarmate de kilometers vorderen, steeds meer de individuele belangen primeren. “In de koers mag je je twee handen kussen als ze binnen je ploeg niet tegen jou rijden. Vóór jou rijden, is nog een heel andere affaire. Dat bestaat niet echt, tenzij je ze extra betaalt.”
Ten slotte laten we de éminence grise van de VRT-commentatoren aan het woord. Het credo van José Decauwer luidt nog altijd: “Eet eerst het bord van een ander leeg, voor je aan dat van jou begint.”
Katholiek
Wielrennen is de meest katholieke en dus meest hypocriete sport die de mens ooit heeft uitgevonden. Dat is een boutade waar evenveel waarheid als verzinsel in zit. Zoals de theoloog professor Dries Vanysacker terecht opmerkt: “Door Gino Bartali (een Italiaan die de bijnaam ‘De Monnik’ kreeg omwille van zijn intense belijdenis van het geloof; HV) is men de perceptie gaan creëren dat wielrennen een katholieke sport is. En dat is nu nog altijd een adagium. Men vergeet wel dat er in protestantse landen evenzeer aan wielrennen werd en wordt gedaan.”
Dat klopt, en ook weer niet. In de protestantse landen werd aan wielrennen gedaan, maar de sport werd er nooit deel van het maatschappelijk bestel en zat er nooit in de onderbuik. Het is echt geen toeval dat de naties van het eerste wieleruur zonder uitzondering katholieke regio’s zijn: Italië, Frankrijk en België. Het ultrakatholieke Spanje kwam iets later en Nederland – ook eerder het katholieke zuiden – nog later. Roche en Kimmage hierboven kwamen uit het katholieke Ierland.
Vandaag verschillen de Noord-Europese calvinistische maatschappijen in mores allicht niet al te veel meer van de West-Europese katholieke, maar wielrennen werd al honderd jaar geleden onze nationale passie, en toen was dat onderscheid wel duidelijk. Alleen in Frankrijk, Italië en België werden de vaak katholiek geïnspireerde media ook organisatoren van wielerwedstrijden. De Tour de France werd zelfs uitgevonden om een nieuwe sportkrant te promoten en meteen bij de eerste editie stond het lijden van de deelnemers centraal. Later zou Sportwereld de Ronde van Vlaanderen uitvinden.
Wielrennen past de Vlaamse volksaard als een handschoen. Wij zijn geen volk van rechtuit en rechtdoor. Wij zijn harde werkers, vriendelijk maar gereserveerd en gesloten, al helemaal tegen buitenstaanders. Wij zijn ook een volk dat in de loop van de geschiedenis door scha en schande, na vele oorlogen op ons grondgebied en decennialange bezettingen, heeft geleerd dat je met een slecht compromis meer bereikt dan met te veel strengheid in de leer. We zijn eerlijk, maar we rekken dat begrip tot in de oneindigheid en tot aan de grens van de oneerlijkheid want we zijn overlevers en plantrekkers. Wielrennen ís een sport van overleven en plantrekken. Wielrennen is ons leven, maar verhevigd, dixit collega Jan Wauters zaliger.
Betaald zweet
Wielrennen is bovendien een aparte sport. Van alle uithoudingssporten is het de zwaarste. Wielrennen is synoniem voor het individuele lijden, en wordt ook soms als een sportieve kruisweg afgebeeld, alleen kom je soms met veertien staties niet toe. Koersen is diep gaan, afzien, de grenzen aftasten en overschrijden. Het is ook de gevaarlijkste sport, wat het snelle compromis, de toegeving op de ethiek en de zondeval (doping) verklaart. Even makkelijk wordt de zondaar vergiffenis geschonken. Aflaten zijn op het eind van elke koersdag wel te verdienen.
Het is ook de snelste uithoudingssport in peloton waarbij je het makkelijkst kunt profiteren van het zweet van een ander. Dat zweet kan worden gestolen, maar er kan ook voor worden betaald. Terwijl de meeste sporten zijn ontstaan in Engeland en de geest van het Engelse sportsmanship omarmden – deelnemen is belangrijker dan winnen en als je wint, doe het dan in stijl – werd wielrennen op de weg al snel een volksvermaak dat Machiavelli – een katholieke Italiaan – zelf had kunnen uitvinden: in de koers heiligt het doel altijd de middelen.
Schaamteloos profiteren werd onderdeel van de tactiek. Hoe de Australiër Simon Gerrans in Milaan-Sanremo van 2012 Fabian Cancellara klopte door kilometers in zijn wiel te hangen en hem net voor de meet voorbij te sprinten, voor dat profitariaat word je in een andere sport op je gezicht getimmerd. Niet op de planeet Koers, daar kreeg Simon van Fabian een welgemeende handdruk: goed gedaan jongen. Eerst het bord van een ander leegeten en dan…
Waar je in voetbal, toch ook geen toonbeeld van hoogstaande zeden, nooit zou moeten aan beginnen, is in koers de normaalste zaak van de wereld: combines en afspraken, open en bloot. Je ziet ploegleiders met elkaar spreken, je ziet renners met elkaar spreken en je vermoedt dat het over geld gaat, want soms gaan ook duim- en wijsvinger live in de uitzending over elkaar, becommentarieerd zonder gêne. Maar als twee voetbalteams straks op het EK voetbal in dezelfde poule belang hebben bij een scoreloos gelijkspel en het daar ook op aanleggen, wordt moord en brand geschreeuwd.
Koers is dan ook ingewikkelder als competitieformat dan voetbal, omdat het niet gaat om twee tegenstanders, maar om soms twintig ploegen van negen renners die elk hun groeps- en individuele belangen hebben. Die zijn soms tegenstrijdig en soms gelijklopend, maar een ploeg mag nog zo sterk zijn, als de negentien andere ploegen samenspannen, win je nooit.
Het gevangenendilemma
Daarom is het goed om vrienden te maken in het peloton of toch te doen alsof. Daarom rijden ploegen en renners die elkaar eigenlijk niet kunnen luchten soms uren naast elkaar op kop omdat het beider zaak dient. Het peloton is een microkosmos, te vergelijken met die van de parochiale dorpspolitiek: je medestander van vandaag kan morgen je tegenstander zijn. Een dunne lijn scheidt pragmatisme en hypocrisie.
Want dit is koers, de sport van het prisoner’s dilemma game, altijd weer. Het gevangenendilemma – een wiskundig model dat een begrip is in de psychologie – toont hoe complex de relatie is tussen het eigen belang en het gemeenschappelijk belang, tussen dienst en wederdienst en tussen oneerlijk en eerlijk spel. Samenwerken levert vaak op het eerste gezicht meer voordeel op dan voor het eigenbelang gaan, en toch neigt men naar het laatste.
Wielrennen heeft daarom de reputatie gemeen en achterbaks te zijn, maar evengoed zijn opoffering en samenwerking van tel. Wielrennen is een dubbelspel, schreef ooit een psycholoog, waarbij de ongeschreven regels van eerlijk spelen wezenlijk zijn voor het gedrag van de renner. Wielrennen, in mensentaal, is een beetje De Mol, met enkele verschillen. Ook je ploegmaats kunnen potentiële mollen zijn en in het zicht van de meet wordt koers een simpel spel: dan zijn het allemaal mollen.