Column Truel in Toscane (de biostatisticus in mij was fout) in De Morgen van zaterdag 6 maart 2021

Truel in Toscane

Een duel zou een leenwoord uit het Frans zijn, in de betekenis van ‘tweegevecht’, voor het eerst aangetroffen in 1636. U weet wel waar we dat copy-paste vandaan halen. Op de Engelse Wikipedia staat een mooiere uitleg. Het woord gaat terug op het Latijn. In den beginne was er bellum, oorlog. En de Romeinen hadden ook dualis, als tweevoud bekend van de Latijnse grammatica maar ook gewoon in de betekenis van tweetal.

Duellum, een samentrekking van bellum en dualis, zou uit de vijftiende eeuw stammen. Een duellum diende om een juridisch dispuut te beslissen. Pas in de zeventiende eeuw werd het een gevecht om de eer tussen twee personen. Om zo uit te komen bij Lucky Luke en Phil IJzerdraad in de Far West. Behalve dat laatste is wat hierboven staat copy-paste uit Oxford Languages.

Een duel met drie is een innerlijke tegenspraak. Daarom is het tijd voor een neologisme: doe maar truel. Voor het eerst sinds de Ronde van Vlaanderen nemen de grote drie van het klassieke werk op wielen het weer tegen elkaar op. Van die Ronde 2020, uitzonderlijk gereden in de herfst, herinneren we ons de millimetersprint tussen Mathieu van der Poel en Wout van Aert, gewonnen door de Belgische Nederlander vóór de Nederlandse Belg.

De Fransman Julian Alaphilippe was er toen al af. Niet afgewaaid, niet afgereden, wel afgevallen. Hij haalde nooit de streep omdat hij tegen de motor van een volger opknalde. De kans dat ze daar in Siena bij het rennersontbijt vandaag deze krant lezen is quasi nihil, dus geen verwijten dat ik olie op het vuur gooi met de duiding dat het incident in de Ronde van Vlaanderen onderhuids nog nazindert.

Elke wielrenner, van de top tot het zevende knoopsgat, weet wat daar fout is gegaan. Van Aert reed in de slipstream tot kort op de motor en maakte dan een zwieper naar links. Van der Poel kon die zwiep nog net imiteren. Alaphilippe niet. Als dit bij drie wielertoeristen gebeurt, krijgt Van Aert de volle laag.

Het zijn profs en geen toeristen, oké, en volle finale, holle ogen. Maar bij Deceuninck-QuickStep leeft alvast het gevoel dat Wout van Aert minstens even met het handje had kunnen wapperen of zijn rechterhand naar beneden steken, wijzend op een obstakel. Bij Alpecin-Fenix is hooguit een keer gegromd, vanuit de blauw-witte hoek heb ik het begrip ‘oncollegiaal’ opgevangen. In welke mate dat vier maanden later nog leeft, geen idee, maar op de Planeet Koers vergeet men doorgaans niet snel.

Of Alaphilippe daardoor vanmiddag ongenadig op het wiel van Van Aert zal springen en minder fel op dat van Van der Poel, dat valt allemaal af te wachten. We kunnen misschien bij Michel en José een biostatisticus zetten als extra-analist; die zal ons vast wel achteraf kunnen uitleggen waarom alles wat vooraf is voorspeld niet is uitgekomen en het is gelopen zoals het is gelopen.

De Strade Bianche, de koers van de witte wegen, dat is rallyrijden met een formule 1-auto. Gravelrijden mag dan in zijn – mijn gravelbike is al een halfjaar onderweg -, het blijft een anachronisme. Maar als de renners het zelf leuk vinden verstomt vanzelf
de kritiek van randfiguren als ondergetekende. De Strade is een boreling vergeleken met de honderdjarigen als Luik, Ronde van Vlaanderen, Milaan-Sanremo, Lombardije en Parijs-Roubaix, en toch waardeert het peloton inmiddels de helletocht door de Toscaanse wijn- en olijfheuvels als een zesde monument.

De lijst met winnaars is na veertien edities wel nog niet helemaal wat we van een monument verwachten. Aleksandr Kolobnev die in 2007 de eerste editie wint, niet om wild van te worden. Gelukkig was Aleksandr Vinokoerov niet in de buurt, anders had Kolobnev die misschien ook verkocht. Niemand die nog een gilletje slaakt bij het horen van de naam Thomas Lövkvist in 2009, of Maksim Iglinski in 2010, of Moreno Moser in 2013. De andere edities kregen dan weer Fabian Cancellara (drie keer), Michal Kwiatkowski (twee keer), Philippe Gilbert, Zdenek Stybar en Tiesj Benoot als winnaar. De laatste twee gingen naar de hoofdrolspelers van vanmiddag: Julian Alaphilippe en Wout van Aert.

Editie vijftien van de Strade Bianche is de Ronde van Frankrijk van de klassiekers. Iedereen die een beetje met de fiets kan rijden, wil erbij zijn. Om het koerscentrisme van de Lage Landen even te verlaten: Tadej Pogacar, Tom Pidcock en Egan Bernal rijden ook mee.

Waar in de Tour de belangen tussen kandidaat-ritwinnaars en kandidaat-eindwinnaars erg uiteenlopen, heeft iedereen vanmiddag hetzelfde doel: zo snel mogelijk in Siena aankomen, naar boven rijden door de smalle straatjes en arriveren op de Piazza del Campo. De biostatisticus in mij voorspelt dat het een kaartersduel met vier wordt en dat Pogacar er niet ver van zal zijn.

Column over openingsweekend in De Morgen van maandag 1 maart 2021

Zonnige zondag

Toen ik gisteren rond halfdrie net voor mijn oprit de Garmin stopte, zag ik 27,3 gemiddeld voor 80 kilometer. Kan beter, maar ter verschoning: het was solo, er stond veel wind en ik heb een helse maand achter de rug. Bijgedachte, in de laatste rechte lijn naar huis: laat dat AstraZeneca-vaccin maar komen. Gezien wie ik allemaal heb ingehaald en niemand die mij inhaalde – ook belangrijk – ben ik als 55-plusser in betere vorm dan de meeste twintigers, dertigers, veertigers. Mensen op hun geboortedatum in gezondheidshokjes indelen, wat een krankzinnig idee.

Geen mooiere zondagen dan zonnige zondagen die zowel late winter- als vroege lentedagen kunnen zijn. Geen mooiere dagen waarbij een planning die je in gedachten had ook uitkomt. Niet te laat opstaan, lekker laat ontbijten beschut buiten, en dan de fiets op om op tijd terug te zijn voor de koers. Dat alles in een heerlijke lentezon, crispy fris, vooral aan de voeten, maar wat deert het als je van bovenaf wordt verwarmd en de Garmin doet waarvoor hij is gekocht: je het allesverwarmende gevoel geven dat het nog niet (helemaal) op is.

Net op tijd terug ook om José De Cauwer (71) op zijn gezegende leeftijd weer een onversneden oneliner te horen debiteren. Als u hem niet hebt gehoord, welaan, hier is hij: in de koers is de kortste weg al lang genoeg. Eerlijk: geniaal, hoe die zomaar uit de losse pols kwam. Die kan op een tegel worden gebrand, op een muur worden geschilderd. De aanleiding was een voorval op zaterdag toen een groot deel van het peloton door de bosjes over een aardeweg een shortcut nam om de opstopping aan de voet van de Molenberg te vermijden.

Renners kankeren niet geheel ten onrechte op de UCI en op sommige organisatoren en op hun vakbond, maar als ze vijf meter kunnen stelen, zullen ze het niet laten. Op de Vesten in Geraardsbergen gingen ze zelfs doodleuk op het trottoir rijden om de kasseien te vermijden. Nu doping niet langer een structureel probleem is in het peloton wordt het tijd om ook die andere vreemde gewoontes aan te pakken. Overigens verheugend dat De Cauwer – van de generatie waarin echt alles kon – dat afsnijden ook laakbaar gedrag vond.

Kuurne-Brussel-Kuurne was zondag een veel mooiere wedstrijd dan de Omloop Het Nieuwsblad zaterdag, met dank aan Mathieu van der Poel die 86 kilometer in de aanval was met een paar anderen en ongeveer 43 kilometer daarvan op kop reed. Hij werd net voor de rooie vod van de laatste kilometer gepakt. Nadien zei hij: “Ik heb mijneige geamuseerd vandaag. Het was een ingeving van het moment en ik heb het de hele dag naar mijn zin gehad.”

Hij wordt weleens vergeleken met Eddy Merckx, die Mathieu van der Poel, maar als dit Merckx was overkomen, dan had je hem nogal gehoord. In theorie, want ik herinner mij niet dat dit de beste Merckx ooit is overkomen. Koersen waren in zijn tijd ook veel meer mano a mano, een strijd van man tegen man. Van der Poel is vijftig jaar te laat geboren.

De Omloop en Kuurne-Brussel-Kuurne zijn in 2021 definitief gedegradeerd tot openingskoersen die geen andere functie hebben dan het peloton klaarstomen voor het echte werk. Ondanks alle heisa, drukte en gehyp is de Omloop de Belgische versie van de Grand Prix Cycliste La Marseillaise.

Belgiës nummer één, Wout van Aert, liet het hele openingsweekend schieten. Mathieu van der Poel ook, maar die moest halsoverkop vertrekken uit de Emiraten en laste dan maar Kuurne in zijn programma in, net als morgen Le Samyn, nog zo’n C-wedstrijd.

De uitleg waarom Van der Poel niet in de Omloop aan de start kwam en wel in Kuurne, die geloof ik niet helemaal. Omdat het minder hectisch zou zijn, omdat er minder druk zou zijn. Gisteren luidde het na de overwinning van Mads Pedersen in Kuurne dan weer dat de laatste helling te ver van de meet lag. De Omloop, met die Muur en Bosberg en dan nog elf kilometer bergaf naar Ninove, waar zijn vader ooit won, had veel beter gepast bij zijn kwaliteiten. Wat de echte uitleg is, ik zou het niet weten, maar ik meen mij een quote te herinneren dat ze bij Alpecin-Fenix niet aan het handje van Flanders Classics wensen te lopen zoals andere ploegen/renners.

Dit hebben we weer gehad. Circus Fiets vertrekt nu naar het zuiden, met volgende week de Strade Bianche. Daarna volgen Tirreno en Parijs-Nice, waarna De Koers op 20 maart echt begint met Milaan-Sanremo, het eerste monument. Daarna komt de hele fietsende zooi weer onze kant op voor de echt grote wedstrijden. Koop een 65 inch oled of qled, vul die ijskast en ga ervoor zitten: 2021 wordt een grandcrujaar. Wielrennen is de enige sport die er in tijden van corona op vooruit is gegaan.

Column over beursgang van Club in De Morgen van zaterdag 27 februari 2021

Naar de beurs

Ooit kocht ik een boek van onze voormalige veldritmedewerker Paul D’Hoore. Hij was beursgoeroe geworden en op de vraag welke aandelen je moet kopen, antwoordde hij poepsimpel: je kunt misschien beginnen met aandelen van een merk waar je zelf in gelooft.

Kort daarna zat ik in de VS en had mij naar binnen gepraat bij Phil Knight en Nike. Phil zou ik maar vijf minuten spreken, geleund tegen zijn Honda Acura, maar ter compensatie voor de niet nagekomen afspraak kreeg ik een bezoek van twee dagen en tot slot een pasje voor drie uur shoppen in de personeelswinkel.

Mijn laatste babbel had ik met de baas van investors relations. Dat zijn de gasten die communiceren met potentiële en huidige investeerders van een (beursgenoteerde) onderneming. “One good advise”, zei de man toen hij mij uitgeleide deed, “buy Nike stock. It’s emo combined with a lot of ratio.”

Na die twee dagen kwam ik in trance naar buiten. Ik geloofde na dat bezoek in Nike. Kortom: ik heb Nike-aandelen gekocht. En in één moeite ook Apple, want daar geloofde ik ook in. Een paar jaar later heb ik die aandelen voor het dubbele verkocht. Dom misschien, maar de andere gouden regel van beursgoeroes was toen: verkopen als je 20 procent winst hebt.

Voor wie niet snel genoeg aandelen kan kopen van Club Brugge, als die beursgang er ooit komt: kópen, doe wat je niet laten kunt. Besef alleen dat de ratio compleet ontbreekt en denk een beetje na voor je je hele spaarvarken aan Verhaeghe-Mannaert toevertrouwt. Voetbalaandelen zijn per definitie emo-aandelen en daarmee maak je nooit winst, zo heeft het verleden uitgewezen.

Nogal wat economen en beursspecialisten beweren op basis van de slechte resultaten uit het verleden (in dezen wel een garantie voor de toekomst) dat voetbalaandelen pure geldklopperij zijn, bedoeld om de brave fans geld afhandig te maken waar ze niks voor in de plaats krijgen. Niet een stukje van de opbrengst bij de verkoop van Charles De Ketelaere, en voor de dividenden moet je het ook niet doen want voetbalclubs maken liever verlies dan winst.

Anderzijds worden ze wel uitgenodigd voor de jaarlijkse algemene vergadering. Jammer maar helaas, daar liggen alleen hamerstukken en worden dingen besproken waar ze niks van begrijpen. Voor de blauw-zwarte fermette-Vlaming, voor wie het bruto familiaal geluk rechtevenredig is met de resultaten van ‘de Club’, maakt dat niks uit. Die spaart zich desnoods het eten uit de mond voor zijn/haar voetbalkerk, en de gedachte van aandeelhouder te zijn versterkt nog die betrokkenheid.

Geniaal idee dus, die beursgang. Alleen, hoe moet dat gaan en waarover spreken we eigenlijk? Is het een kapitaalverhoging met het oog op de bouw van het stadion? Of gaat het om de verkoop van bestaande aandelen, dus om de huidige aandeelhouders te laten cashen? Mijn gok: het is een beetje van allebei.

Het lijkt weinig waarschijnlijk dat meer dan 30 procent van de aandelen van FCB op de beurs zullen komen. Ter info: Bart Verhaeghe heeft 70 procent, manager Vincent Mannaert 17,5 en de resterende zowat 12 procent is in handen van wat ondernemers (onder meer Luc Maes van Latexco en Jan Boone van Lotus).

De Tijd berekende wat de beurswaarde van Club zou kunnen zijn en kwam uit op een koers/omzetverhouding van 1,6 tot 1,8, dus 233 miljoen euro. De krant baseert zich op wat ze vergelijkbare Europese clubs noemt. Ik wil gestudeerde economen niet tegenspreken, maar Club kan niet de vergelijking doorstaan met Man United, Juventus, Lyon, Dortmund, zelfs niet met Celtic en Ajax.

De reden is simpel: Club is marktleider in België, de elfde voetbaleconomie van de planeet, en op korte, middellange en lange termijn komt daar weinig verandering in. Bepaald triest en onverdiend hoe Club donderdag werd uitgeschakeld door Dinamo Kiev, maar helemaal dramatisch dat dit op termijn meer dan waarschijnlijk België (FCB dus) de rechtstreekse plaatsing voor de eindronde van de Champions League kost.

Na de hervorming van de Champions League en de Europese competities is het goed mogelijk dat de toegang tot de vetste vetpotten van het Europees voetbal voor de Belgische kampioen extra wordt bemoeilijkt. De groeimarge voor Belgische clubs is miniem en het zou weleens kunnen dat Club financieel op zijn top zit.

De timing om een eventuele beursgang net nu te laten lekken leek de juiste, maar het Europees avontuur legt nog maar eens de vinger op de wonde: voetbal is de meest oneerlijke en onvoorspelbare sport en daarom een hoogst volatiele business. Bij Club is die onzekerheid dubbel, want dat stadion staat er nog lang niet en die Beneliga waar ze in Brugge zo hard op hopen komt er helemaal niet.