STEEGMANS
Het Belgische nieuws van de dag, gisteren dan toch, was het stoppen van Gert Steegmans. 34 jaar, dus min of meer in de late fleur van zijn koersleven, houdt deze mini-Boonen het voor bekeken. Kan het Belgischer? Gert Steegmans heeft het management van Trek Factory Racing gevraagd om van zijn contractuele verplichtingen te worden ontheven. In mensentaal: ik moet niet meer koersen voor jullie en jullie moeten mij niet meer betalen en ik beloof dat ik stop met koersen.
Steegmans heeft dit jaar pech gehad. Vallen in Gent-Wevelgem, vallen in de Driedaagse De Panne en vallen in Parijs-Roubaix. Allemaal zonder veel erg, want hooguit een weekje zonder de fiets, maar toch genoeg om deze hele aardige jongen te doen besluiten: ik zet er hic et nunc een punt achter.
Kijk, niemand valt voor zijn plezier en vallen hoort niet bij wielrennen, maar als je profes-sioneel met een fiets rijdt, zul je weleens vallen. En zal je ook eens geblesseerd geraken, vooral als je jaren aan een stuk je lichamelijk huiswerk niet hebt gemaakt en je basis gaandeweg hebt verwaarloosd, zoals van Steegmans wel eens wordt beweerd. Dat hij het seizoen waarin hij er de brui aan gaf, moest starten met een gebroken teen en dat uitgerekend deze bagatel hem de benen afsneed, dat zijn we niet gewend van de bonken van wielrenners.
In de ploeg bij Gert Steegmans rijdt een exact even oude renner die luistert naar de naam Fabian Cancellara. Hadden we van hem het bericht gekregen dat hij na twee opeenvolgende breuken in de ruggenwervels en nog wat eerdere schouder- en andere breuken het voor bekeken had gehouden, dat hadden we nog begrepen, maar Steegmans?
Gert Steegmans was een groot talent, maar heeft het nooit waargemaakt. Hij was in de jeugdreeksen de evenknie van Tom Boonen, maar die heeft het geluk gehad dat hij net dat ietsje meer grinta heeft meegekregen en dat hij soms ook de juiste man op de juiste plaats was. Ook dat is geluk, maar dat is vooral geluk dat je afdwingt.
“De sport heeft mij veel gegeven”, zegt Steegmans, “en ik beschouw mijzelf als een gelukkig man dat ik al die levenservaring heb kunnen opdoen. Ik heb veel plezier gehad onderweg en heel veel leuke mensen ontmoet.” Dat zal allemaal wel, maar Steegmans bewijst daar alleen mee dat hij het prototype is van de Vlaamse wielrenner.
Groot worden in koersen rond de kerktoren en denken dat je het mannetje bent. Moeilijk om dat niet te geloven als iedereen rond jou dat roept en je al op jonge leeftijd een mooi contract mag tekenen in een Belgische ploeg: eerst bij de Nationale Loterij-ploegen en vervolgens onder dak bij Patrick Lefevere, waarna hij eventjes van het buitenland ging proeven (Katjoesja en RadioShack), weer werd binnengehaald door Lefevere en dan nog eens naar Trek Factory Racing ging.
Steegmans stopt en moet – als hij een beetje slim is geweest en met zijn slimheid lijkt weinig mis – niet te hard meer werken en dat is vreemd voor iemand die ooit twee Tour-ritten won en eens derde werd in Parijs-Tours. En oh ja, ook Nokere-Koerse in 2011, zijn laatste overwinning.
Gert Steegmans – en dat is niet zijn schuld – is als wielrenner verkeerd opgevoed. Was hij een Australiër of Engelsman geweest, ze hadden hem op jonge leeftijd naar het baanwielrennen gestuurd om zijn grote motor te ontwikkelen. Rond Steegmans, Boonen, Gilbert – een vierde, vijfde en zesde hardrijder hadden ze ook wel gevonden – zou een achtervolgingsploeg zijn gebouwd waarmee dit land voor olympisch goud had kunnen gaan. In dat geval had Steegmans in een gecontroleerde omgeving geleerd wat trainen en leven voor de topsport is. Hij had niet de dikke pré gehad die hij nu op jonge leeftijd kreeg, maar hij had later zijn schade kunnen inhalen.
Steegmans is de vleesgeworden beperking van het Vlaamse wielrennen, met zijn talenten die veel te vroeg als talent worden gebrandmerkt, niet worden ontwikkeld overeenkomstig hun capaciteiten, veel te lang teren op resultaten behaald in het verleden en vervolgens te vroeg worden afgeschreven, als ze er zelf niet de stekker uittrekken.