Onze Vrouwen (sportzomer) in De Morgen van 17 aug

ONZE VROUWEN

Een sportland dat alleen maar scoort met vrouwen, is een slecht sportland. Maar een sportland dat niet investeert in vrouwen, is nog een slechter sportland. De historische achterstand van de vrouwensport probeert het Internationaal Olympisch Comité goed te maken door zoveel mogelijk vrouwen naar de Spelen te jagen. Die obsessie om voor elke man ook een vrouw te laten deelnemen, devalueert soms de vrouwensport en dat is nergens voor nodig.

Vrouwen hebben het vijf tot zes keer makkelijker dan mannen, afhankelijk van de sport, om een medaille te winnen, maar dat kan je de vrouw niet verwijten. In de meeste vrouwensporten is het evengoed dringen als het om de medailles gaat en om centimeters en milliseconden die beslissen over winst of verlies. Zo, dit om even het algemeen kader te schetsen.

Dit stukje gaat niet over het verschil tussen vrouwen en mannen, of misschien toch een beetje. We waren hier in Rio heel even een mannenland geworden. De eerste drie medailles van België op deze Olympische Spelen in Rio de Janeiro kwamen van mannen. Dat was voor het eerst sinds Seoel 1988, de Olympische Spelen die als ijkpunt gelden: het begin van het professionalisme en de eerste Spelen zonder boycots. In Seoel wonnen Robert Van de Walle en Frans Peeters twee keer brons; het waren onze slechtste naoorlogse Spelen ooit.

De vrouwen hebben de medaillestand gisteren – met de bronzen medaille van Jolien D’hoore in de omnium – op 3-2 gebracht.Historisch scoren wij altijd beter met onze vrouwen. Sinds 1988 hebben ze vier van de zes gouden medailles gewonnen, drie van de acht zilveren en negen van de vijftien bronzen. Zestien vrouwenmedailles staan tegenover dertien mannenmedailles, maar we zijn hier in Rio nog niet klaar. Voor één keer dat het naar Belgische normen lekker loopt, doen we nog even door.

(Later die avond plaatste het mannenhockeyteam zich voor de finale wat een zekere extra mannenmedaille oplevert.)

Investeringen

België is een progressief en rijk land en is het aan zijn status verplicht om flink in vrouwensport te investeren. Bovendien komt het rendement sneller en is het groter. Vrouwentopsport, alle euro’s daarheen? Neen, ook niet. Vrouwentopsport moet integraal deel uitmaken van het topsportbeleid van een sportbond en op gelijke voet worden behandeld als mannentopsport. Dat heeft niks te maken met equal pay voor vrouwensporters, want dat is weer een heel andere discussie die aan de economische realiteit raakt. Dit gaat over kansen bieden en stimuleren.

In de Verenigde Staten is vrouwentopsport het best ontwikkeld en dat komt door een verplichting om op universitair niveau voor elke dollar die naar mannenprogramma’s gaat ook een dollar voor vrouwenprogramma’s te investeren. Gelijke investeringen dan maar? Jazeker. Meer zelfs, een beetje positieve discriminatie zou hier niet misstaan, precies omdat de vrouwelijke topper minder makkelijk aan sponsors geraakt dan de man.

Over Nafi Thiam zijn we nu collectief wild geworden, maar hoe zit dat met het bedrijfsleven straks? Stel dat Hans van Alphen vier jaar geleden de tienkamp had gewonnen, die zou niet meer moeten werken. Ik zou van Hans een beenhesp kopen als/omdat hij daar reclame voor maakt en evengoed zou ik de yoghurtjes van Nafi kopen, maar ik ben bevooroordeeld. Ik hoop u ook.

Het was een voorrecht van redelijk dichtbij Evi Van Acker te kunnen volgen. Gisteren is ze vierde geworden na een medal race waarin ze er alles aan heeft gedaan om een verloren gewaande situatie recht te zetten. In Londen vier jaar geleden lukte dat en sleepte ze brons weg. Nu lukte het niet. Ze is een paar dagen ziek geweest. “Was ze ziek toen jij haar zag?”, vroegen journalisten mij. Ik zei heel eerlijk dat ze mij toen niet ziek leek, maar wel dat ik haar op de persconferentie twee dagen voor haar start nauwelijks durfde aankijken, zo slecht zag ze eruit. Als Evi Van Acker dat zegt, ís ze ziek geweest. Wie medailles wint, heeft recht op ziek zijn zonder dat wij dat in vraag stellen. Wie niet wint en al een heel jaar als een vod presteert, mag wel eens op het rooster worden gelegd. Ik heb haar een appje gestuurd: iets met diepe buiging voor haar vechtlust in het begin en respect aan het eind. Haar (een klein beetje) kennende baalt ze nu verschrikkelijk.

Wegbereidsters

Evi Van Acker is bio-ingenieur en Nafi Thiam studeert geologie – of was het geografie? Maakt niet uit, ze gaat nog naar school, in haar geval de universiteit. Dat combineert ze met de zwaarste trainingen die er zijn, die van de zevenkamp. Tussendoor is ze eventjes olympisch kampioen geworden. Mijn leven moet niet veranderen, zegt ze. Neen, maar het zál veranderen.

En dan was er gisteren nog Jolien D’Hoore. Studeert kinesitherapie, heeft haar bachelor afgemaakt in dubbele jaren en begint in september aan haar master in combinatie met een wegseizoen. Hopelijk is ze klaar met studeren voor Tokio en kan ze nog eens de overstap maken, want dan is ze nog maar 29. Jolien, Nafi, Evi zijn exponenten van een generatie vrouwelijke topsporters die voor hun sport alles over hebben, hun sociale en professionele leven on hold hebben gezet. En ik gooi ook die gymploeg van ons mee op de hoop, want wat ik daar in die hal in Gent heb gezien aan werkethiek, ernst en verbetenheid, dat doet geen sporter hen na.

 

Wij mogen, neen wij moeten onze huidige generatie sportvrouwen koesteren. Wat Ingrid Berghmans voor het judo van de jaren 90 was, zijn zij vandaag voor de Belgische topsport. Wegbereidsters die mee de cultuur bepalen waarbinnen talentrijke meisjes zullen opgroeien.