Column Koersen rond de kerk in De Morgen van maandag 23 april 2018

Koersen rond de kerk

Als we nu ook al geen Luxemburgers kunnen bijhouden op de fiets, wordt het dan geen tijd voor collectieve euthanasie van het Belgische (lees Vlaamse plus Gilbert) wielrennen? Dat las ik ergens in een reactie en ik moest erom lachen. Bob Jungels is een Luxemburger die rijdt voor een Belgische ploeg en met Luxemburg hebben wij Belgen een band. Eigenlijk is dat een stuk België, met al die Belgische postbusbedrijfjes en dat Belgische geld dat daar geparkeerd is, maar dat willen ze daar niet geweten hebben.

Ooit was zelfs QuickStep een Luxemburgse ploeg, maar dat wist niemand en dat was ook de bedoeling want dat was fiscaal- en sociaal-technisch opportunisme. Daar is Patrick Lefevere ook behoorlijk voor op de vingers getikt, dat even terzijde.

Nu is QuickStep weer een Belgische ploeg en de beste ploeg van het voorjaar 2018. De semiklassiekers werden namens QuickStep dan weer gewonnen door Niki Terpstra (E3 Harelbeke), Yves Lampaert (Dwars door Vlaanderen) en Julian Alaphilippe (Waalse Pijl).

Ze hebben ook twee monumenten gewonnen met Niki Terpstra – een Nederlander in de Ronde van Vlaanderen, deed dat even pijn zeg – en gisteren in Luik met Bob Jungels, een Luxemburger. Niet treuren, dat is de moderne topsport: FC Barcelona hangt af van een Argentijn, Real Madrid van een Portugees en Man City van een Belg.

Eerste conclusie van het voorjaar 2018: QuickStep is met afstand de beste ploeg.

Tweede conclusie: de doorgebroken talenten Michael Valgren Andersen en Mads Pedersen komen uit een klein wielerland met een traditie van recreatief en werkgerelateerd fietsen, Denemarken. Bob Jungels komt uit een nog kleiner wielerland met meer Porsches dan Specializeds.

Derde conclusie: de Belgen doen mee, zelfs tot diep in de finale, maar winnen is lastig. De Lotto-Soudal-ploeg was oké tot 3 maart. Tim Wellens had al twee keer gewonnen in mindere koersen, maar die dag won Tiesj Benoot de Strade Bianche, een wedstrijd die ook al ooit het epitheton klassieker kreeg, maar dat is een blasfemie. Dat gezegd zijnde, valt op de prestatie van Benoot niks af te dingen. Die jongen is een topper in wording. Wellens is dat trouwens ook. Als je die uit een peloton ziet vertrekken, daar druipt grote klasse van af, maar het blijft om de een of andere reden beperkt tot Brabantse Pijl en aanverwanten.

Het wordt tijd dat we in dit koersland beseffen waar het echt om draait en dat zijn de vijf monumenten. Net als een tennisser niks voorstelt als hij alleen maar in Miami, Monaco of Bercy wint maar nooit eens in Melbourne, Parijs, Londen of New York, zo wordt een wielercarrière niet afgemeten aan een Omloop of Le Samyn maar aan het aantal prijzen in monumenten en in grote rondes.

Over grote rondes zullen we maar zwijgen. Lucien Van Impe in 1976 (Tour), Freddy Maertens in 1977 (Vuelta) en Johan De Muynck in 1978 (Giro) zijn de laatste Belgische winnaars van een grote ronde. Daarna volgt de grote lange leegte. Die werd jarenlang vergoelijkt met de mantra ‘wij zijn een land van eendagswielrenners’ of nog ‘die doping die je nodig hebt om grote rondes te winnen, daar doen wij niet aan’.

Eendagswielrenners zijn we geweest, maar dat zijn we vandaag niet meer. De cijfers liegen niet. In jaren 50, 60 en 70 wonnen we respectievelijk 22, 27 en 34 van de vijftig monumenten die in tien jaar werden gereden. De jaren 70 waren de jaren van een gouden duo en hun supporting cast: Eddy Merckx (19 keer eerste, waarvan 6 in de jaren 60) en Roger De Vlaeminck (11).

De daaropvolgende drie decennia vielen we terug naar 11, 10 en in de jaren 2000 tot 2009 12 overwinningen (de twee van Andrei Tchmil na zijn naturalisatie zijn niet meegerekend). In het tweede decennium van de 20ste eeuw komen we voorlopig aan acht, waarvan er vijf zijn behaald in de wonderjaren 2011 en 2012, toen we dachten dat we erbovenop waren. We stevenen af op een absoluut dieptepunt. Sinds de laatste van Tom Boonen in 2012 (Parijs-Roubaix) is het huilen met de pet op en hebben we nog twee monumenten gewonnen: Philippe Gilbert in de Ronde vorig jaar en Greg Van Avermaet in Roubaix.

Soms was daar wat geluk mee gemoeid, maar de les van die wedstrijden is dat geluk alleen van tel is als je vooraan zit. Precies dat niet te verwaarlozen onderdeel van de kunst van het winnen lijkt tegenwoordig het probleem: als het om de prijzen gaat, rijden er geen Belgen meer vooraan. Gisteren waren tot op een kilometer voor het einde Belgen in zicht, maar toen een paar minuten later de uitslag op het scherm verscheen, waren de eerste tien buitenlanders.

Laat nu net Luik-Bastenaken-Luik dé referentiekoers zijn om uit te maken wie de allrounders met de grote motoren zijn. Dat kan dan conclusie vier zijn: wij hebben derny’s, crossmotoren, maar geen of te weinig motoren met een grote cilinderinhoud. En dat ligt dan weer aan de opleiding, maar dat willen ze in het Vlaanderen van koersen rond de kerktoren niet geweten hebben.

 

Koersen rond de kerk