Doodlopende straat
Die Ronde van Vlaanderen toch. Alle Vlamingen aan het feest, behalve die van wie we het hadden verwacht, die gasten op hun koersfiets. Maar wat hebben ze dat weer goed gedaan, de mannen van Flanders Classics: van de armlastige koers een verdienmodel maken is hun kunstje. Van de week stonden Wouter Vandenhaute en Tomas Van Den Spiegel broederlijk zij aan zij in de kranten. Tomas sprak maar een kwart van de tijd en bewees daarmee slimmer te zijn dan al zijn voorgangers die ooit zijn geofferd op het altaar van het ego van de kleine grote baas.
Er werd geklaagd over de wurggreep van de Tour de France op het hele wielerbestel. Terecht, maar het Vlaams voorjaar houdt evengoed het Belgisch wielerbestel in een wurggreep en de regionale obsessie met de Ronde hypothekeert de ontwikkeling van onze renners. Om het te vertalen voor Tomas: met pleintjesbasket is het lastig de NBA te halen.
In het verlengde daarvan wordt het stilaan tijd dat we ons afvragen waarom wij zoveel steengoede renners hebben – niet sarcastisch bedoeld, want in de breedte zijn we meer dan ooit een topland – en waarom we toch zo weinig winnen. In voetbaltaal: we spelen mooi voetbal, creëren kansen bij de vleet, maar scoren o zo moeilijk. Analyseer de Belgische overwinningen van de laatste decennia en
je vindt één constante: wij zijn op ons best als het erg lastig wordt. Doe daar wat regen bij, slechte wegen en een snuifje kou en wij blinken uit. Herinner u Tiesj Benoot in de Strade Bianche vorig jaar.
Als lastig ons ding is, moeten we ook uitblinken in grote rondes, toch? Ja nou ja, dat ligt eraan. Grote rondes zijn vaak erg lastig, maar het gaat geregeld bergop en onze renners blinken niet uit op de weegschaal. De naald slaat althans niet uit in de richting waar ze zou moeten uitslaan. Dat heeft minder te maken met een aversie voor anorexia dan wel met de typologie van de jonge renner die zich doorheen de jeugdcategorieën heeft geworsteld en uiteindelijk een profcontract krijgt.
De mooiste Belgische triomfen van de laatste jaren in grote klassiekers werden behaald in de Ronde van Vlaanderen en Parijs- Roubaix, twee extreem lastige thuiswedstrijden waarbij het sloopwerk loonde en er na een schifting uiteindelijk nog een Belg of meer dan één overbleef die de rest aan gort kon rijden. Greg Van Avermaet was onze beste van de voorbije jaren, maar ook hij is van het extreme sloopwerk. Van Avermaet ís de hedendaagse Vlaamse renner, zo klassiek en zo ‘Briek’ als maar kan. Greg kan alles goed – hard rijden op vlak, klimmen, sprinten – maar kan niks supergoed. Nochtans is dat in meer dan één topsport een vaststelling: ook de allrounder moet iets erg goed kunnen.
Analyseer de winnaars van de grote monumenten van de laatste jaren en je vindt één constante: grote motoren met een enorme versnelling. Of grote motoren met aan het eind een sterke sprint. Of grote motoren die ook bijzonder goed kunnen klimmen en als ze dan ook nog eens kunnen versnellen en sprinten op commando, zoals Julian Alaphilippe, ben je er nooit mee klaar.
Onze Vlaamse renners zijn permekeaanse figuren die kromgebogen over hun stuur tegen of met de wind hele pelotons op sleeptouw nemen. Mijn extreme bewondering voor ‘El Tractor’ Tim Declercq of voor ‘John Deere’ Yves Lampaert is oneindig, maar met dat beulswerk win je heel zelden.
Tiesj Benoot, Sep Vanmarcke, Jasper Stuyven… Noem ze maar op, alle jonge Belgische renners die winstkans werden toegedicht. Fantastische atleten, daar niet van, maar ze komen allemaal uit dezelfde mal. Het zijn beukers, zware machines, de ene met al meer pk dan de andere, coureurs van het zuiverste soort, maar geen finisseurs.
Het valt te vrezen dat het aan onze opleiding ligt. Van bij de jeugd is koers rijden in dit land een puur darwinistisch gebeuren, een slopende overlevingsstrijd. Alleen de meest fysiek geavanceerden in hun ontwikkeling blijven over. Wielrennen heeft geen categorie zoals in voetbal met talenten die nog iets te licht wegen voor hun leeftijdsgenoten.
Wie te licht is, soms letterlijk, wordt in de Vlaamse jeugdkoersen ongenadig uit het wiel geblazen en vernederd. De sterkste renners winnen hun wedstrijden door een overaanbod wattage, niet door koersinzicht of door een allesbepalende versnelling, en al helemaal niet omdat ze doordacht zijn opgeleid.
Onze talentenfuik bestaat uit kasseikoersen en molshoopsprinten, de core van het Vlaamse voorjaar en zo voorbeeldig gepromoot door Flanders Classics, waardoor elk rennertje hier te lande denkt dat de Kwaremont naar de hemel voert. Een misvatting, de Kwaremont is een doodlopende straat (ook al staan er volgende week drie Belgen op het podium in Roubaix).