Column Pseudo-wielrenners in De Morgen van zaterdag 13 april 2019

Pseudowielrenners

Bij de E3 Prijs een voormalige voetballer-analist tegen het lijf gelopen. “Wat een job hé, coureur. Wat verdienen die gasten nu eigenlijk?”, vroeg hij. “Klopt het dat er zulke grote verschillen zijn?” Ik ratel dan een stukje uit mijn lessen op:

– dat we heel weinig weten van salarissen van wielrenners;

– dat het komt omdat de verschillen zo groot zijn, want dat een renner van 35.000 euro bruto per jaar onderweg soms naast een renner van 3,5 miljoen euro per jaar rijdt en hem op een goede dag kan kloppen;

– dat het gemiddeld salaris van 350.000 euro per jaar zoals in het Belgisch voetbal niet wordt gehaald;

– dat de totale omzet van de WorldTour-ploegen – de Champions League van het wielrennen – een derde waard is van één club, Real Madrid, of 60 procent van de Jupiler Pro League.

“Oei,” zei de ex-voetballer die inmiddels fanatiek golft, “en dat voor zo’n zware sport, echt eerlijk is dat niet.” Voorspelbare reactie, maar onterecht. Er zijn wel meer zware jobs die weinig betalen, zoals Patrick Lefevere van de week aangaf, en die zijn een stuk minder plezant en ook gevaarlijk.

Van de week was er wat spel over een enquête die Sporta had afgenomen bij wielrenners. De kop in een krant loog er niet om: ‘De helft van het peloton kan niet leven van zijn loon.’ Als de procontinentale en continentale ploegen daar ook bij zijn gerekend, kan het kloppen en is het ook niet meer dan terecht.

Even verder stond nog een grafiekje dat de wervende titel tegensprak. Het statement ‘dankzij de koers kan ik sparen’ werd positief beantwoord door 97 procent van de WorldTour-renners, 64 procent van de procontinentale renners en maar liefst 58 procent van de continentale renners. De helft zeurt dat ze niet rondkomen, maar driekwart slaagt er toch in om te sparen, het is het één of het ander.

Jan Bakelants vond dat de koek groter moest. Het wielrennen is geen koek, hooguit een petit-beurretje. Breek dat en je hebt vooral kruimels. Ticketing? Onbestaande. Tv-rechten? Te verwaarlozen want geen mens – behalve de Vlaming en enkele niches geïnteresseerden in andere landen – kijkt naar koers. Ook nog: de productiekosten zijn veel te duur. Sponsoring? Dat zou een oplossing zijn, maar als zich een grote speler als Sky of opvolger Ineos aandient, staat het peloton op zijn achterste poten omdat het competitief evenwicht zou worden ontwricht. Daarbij vergeten ze dat de helft van de WorldTour-ploegen overleeft bij de gratie van een mecenas of een overheid.

Volgens twee verschillende rankings op basis van verschillende gecombineerde criteria is wielrennen wereldwijd even groot als badminton. Dat hoeft geen belemmering te zijn voor een goed economisch model. Het meest lucratieve businessmodel in de sport is American football. De teams zijn daar 1 miljard euro waard en de spelers verdienen gemiddeld 2 miljoen euro. American football is wereldwijd kleiner dan wielrennen.

Nog een voorbeeld dichter bij huis: veldrijden. Er zijn BK’s geweest met meer camera’s dan ingeschreven profs, maar een beetje veldrijder verdient goed zijn boterham. Het businessmodel van veldrijden klopt: relatief weinig organisatorische en tv-productiekosten, ticketing op een vast circuit, spektakel, een gebald tv-format en weinig fietsend personeel om te betalen.

De wegwielrenner die niet rondkomt, zou er beter mee ophouden of een parttimejob erbij nemen. Het kan, een beetje werken én trainen én koersen. De would-beprofs die drie/vier uur gaan trainen bij een echte prof in het wiel en verder geen slag uitvoeren, zoals de echte prof, heb ik op verschillende momenten in mijn loopbaan zien voorbijkomen. Bij de wielerbond onder de vorm van de domste maatregel die ooit is uitgevonden: het VDAB-statuut, waardoor ze hun dop krijgen zonder werk te moeten zoeken. Of als docent: zelfs de pseudovoetballers komen (op maandagochtend) vaker naar de les dan de pseudowielrenners.

Hoeveel Belgen met een koersfiets noemen zich prof? Honderdvijftig, tweehonderd? Honderd daarvan zijn hobbyisten. Als het Belgisch wielrennen één probleem moet erkennen, dan in de eerste plaats dat er te veel wielrenners zijn. Dat is geen nieuwe conclusie. De systeemfout is in de jaren 60 begonnen toen de verlaagde sociale zekerheid voor wielrenners werd ingevoerd om de sector te helpen. (Juist, de maatregel die nu bij voetbal onder vuur ligt en terecht.) De ongemakkelijke waarheid is dat het Belgisch wielrennen al een halve eeuw boven zijn stand leeft en door allerlei goedbedoelde maatregelen maar niet gesaneerd geraakt.

 

20190413_De-Morgen_p-19_Pseudowielrenners