Hunger Games
Donderdag kreeg ik van een collega een YouTube-linkje doorgestuurd van het ongeval van Bjorg Lambrecht. Of althans van het moment waarop hij schuin door/uit het peloton wordt gekatapulteerd en in een gracht belandt. De koude rillingen liepen mij over de rug. Ik ben in mei 2003 na het aantikken van een achterwiel met ongeveer die snelheid ook uit een peloton gelanceerd en in een gracht gesukkeld, hoofd vooruit. Geen duiker in de buurt, wel een paal op anderhalve meter.
Het verdict een uur later in de kliniek was hard en mild tegelijk: nekwervel C6 gebroken maar niet verplaatst. De Houtstraat in Olsene, ergens halfweg ter hoogte van een boerderijtje, is voor altijd de plek waar ik de goeie 33 procent van alle opties – dood, verlamd of gewoon gek zoals nu – heb gekregen. Het is fout, maar de toerist van het zevende knoopsgat in mij koketteert weleens met die oorlogswonden (later kwam er nog een sleutelbeentje bij), net als de echte wielrenners hun littekens koesteren.
“Waarom accepteren we de dood in het wielrennen?” Dat vroeg een andere collega zich af. Wij accepteren niet de dood in het wielrennen, we accepteren en verheerlijken soms de val. “Goh, die coureurs, vallen, opstaan en weer doorgaan. Vergelijk dat eens met voetballers.” Vergetend dat bij die val vaak pijn en schade horen. In het beste geval is die schade de huid die tegen het asfalt is blijven plakken of een gekneusde rib. In het slechtste is het een breuk of zo’n vervelende wonde als Wout van Aert. In het allerallerslechtste, meest noodlottige, dramatische scenario volgt de dood.
Nog een andere collega belde voor een factcheck. Waar ik mij op baseerde om te schrijven dat wielrennen de gevaarlijkste sport is? Op niks, behalve dan op empirisme. Historisch en rekenkundig klopt dat niet: wellicht zullen autoracen en eventing (military) in de naoorlogse sport meer doden hebben, maar ik ben haast zeker dat deze eeuw wielrennen de kroon spant. Waar andere snelheidssporten er wel in geslaagd zijn om het gevaar terug te dringen en steeds minder tot geen doden meer hebben, heeft wielrennen de omgekeerde beweging gemaakt en is steeds gevaarlijker geworden.
‘De dood rijdt mee’ en ander fatalisme is onzin, maar het onvermijdelijke is nu eenmaal onvermijdelijk: met de fiets rijden staat vroeg of laat gelijk aan vallen. Niet altijd, niet overal, maar af en toe. Fietsen, traag dan wel snel, blijft een evenwichtsoefening op dunne bandjes (doorgaans 2,5 centimeter breed voor een wegfiets) met een steeds hogere snelheid, in een wedstrijdpeloton dat steeds dichter op elkaar is gaan rijden. Statistieken zijn er niet – waarom niet overigens? – maar niet elke waarnemer kan fout zijn: profs vallen steeds vaker. Koersen is de Hunger Games op twee wielen.
Als hij maar geen wielrenner wordt, want in die sport vallen ze zich met wat meeval een breuk of gaat hun hart rare dingen doen. Als het even tegenzit vallen ze zich dood of ontwaken niet. En als de renners niet vanzelf vallen, bestaat nog altijd de levensgrote kans dat ze omver worden geknald door een motor, door een onvoorzichtige toeschouwer of door allebei. Topsport moet beter zorg dragen voor zijn atleten. Maar hoe moet het wielrennen dat doen?
Alle oplossingen waarmee men is komen aandraven, met alle respect, geen enkele zal werken. Lokale circuits zoals de Ronde van Vlaanderen? Men vergeet dat er ook eerst 180 kilometer of zo van punt naar punt wordt gereden. Hoe wil je de hele openbare weg veilig maken? En als dat al zou kunnen, dan kan een armlastige sport als wielrennen dat onmogelijk dragen. Airbags? In een sport waarin elke gram telt met een opblaastent een bloedhete col op fietsen, succes ermee. Als men koersen echt veilig wil maken en alle risico moet worden gebannen, zoals de hedendaagse maatschappij vraagt, dan is de oplossing simpel: schaf koersen af.
Sport is zelden ongevaarlijk, maar om dat gevaar in te schatten bestaat er een begrip: aanvaard risico. Wie de K2 op wil, de meest dodelijke berg, weet dat voor elke tien succesvolle beklimmingen er één het leven laat. Ook een beenbreuk in het voetbal is een aanvaard risico. In het volleybal is dat een gescheurde achillespees. Een occasionele val bij wielrennen ís een aanvaard risico. Twintig zware valpartijen in één rittenkoers is geen aanvaard risico, maar een groot probleem. Het ongeval van Bjorg Lambrecht? Een tragedie, een drama, het noodlot in het kwadraat, en spijtig genoeg wel een aanvaard risico maar met een fatale afloop.