Interview Tim Declercq-Yves Lampaert in De Morgen van zaterdag 29 sep 2019

‘Uren op kop rijden, dat is me te saai’ Yves Lampaert

‘Ik kan niks anders, dat is de realiteit’ Tim Declercq

Winnen? Zélf winnen? Dat wordt (erg) lastig. Maar welke Belg zondag ook wereldkampioen op de weg wordt in Yorkshire, hij zal de hardwerkende hardrijders Lampaert en Declercq om de nek vliegen. Een dubbelgesprek met de assistkoningen van het peloton.

Streekgenoten en ploegmaats al bijna tien jaar lang en altijd in de eerste loopgraven van het peloton te vinden, dat schept een band, maar die ene dag in de Vuelta in 2017 stormde het tussen de gezworen vrienden. Ze vertellen het met tranen in de ogen, van het lachen.

Tim Declercq: “Hij vond dat ik moest wachten met op kop te gaan rijden, maar de renners die weg waren, heetten niet voor niks Thomas De Gendt, Alessandro De Marchi en Silvan Dillier, machtig goeie coureurs. Nadat we waren gaan plassen, hadden ze twee minuten en zei ik tegen Yves: ‘Ik ga beginnen te rijden.’ Ik wilde die voorsprong binnen de perken houden. Hij werd woedend: ‘Och gij dommekloot, ge gaat weer alles alleen moeten doen.'”

Yves Lampaert: “Tim is altijd zenuwachtig en getiktakt om op kop te rijden. Ik werd kwaad: ‘Je weet niet wat het is om op kop te rijden. En ik kom je niet helpen.'”

Declercq: “En ik dan weer tegen hem: ‘Ik kan beter op kop rijden dan jij.’ Enfin, dat ging minutenlang door totdat Niki Terpstra naar voren kwam gereden. ‘Jongens, nu stoppen, het hele peloton lacht jullie uit.’ Maar hij voegde er wel aan toe: ‘Tim, jij hebt gelijk, we geven hun geen zeven minuten.'”

Vrienden zijn het, zoals gezegd, streekgenoten, én ploegmaats. Wij spraken hen afgelopen week in Yorkshire waar ze samen trainden – niet in hun vertrouwde Deceuninck-Quick-Step-uitrusting, maar in die van de Belgische nationale ploeg. Zondag wordt het WK hier afgesloten met de langverwachte wegrit, 285 aartsmoeilijke kilometers lang.

Het wordt zondag echt stormweer en het parcours is al niet het meest veilige.

Lampaert (bekijkt de beelden van de voorspellingen): “Liggen wij hier niet juist buiten? Het kan nog veranderen zeker? Goh ja…en dan nog. ’t Zal dan voor de Belgen zijn. Dat ik woensdag in de tijdrit ben gevallen, dat was niet de schuld van het parcours, maar van mij.”

Declercq: “Het asfalt ligt inderdaad wat onregelmatig, maar je hebt best nog wel wat grip, zolang het geen apocalyptische toestanden worden zoals dinsdag met die plassen op de weg. Het zijn soms heel smalle wegen en soms ook lange zware hellingen, maar allemaal nogal ver van de eindmeet. Hopelijk starten ze wat later. 8u40, dat ben ik niet gewend hoor, ik ben een slapertje.”

Lampaert: “We zijn hier al om vier uur binnen, dat is dan vijf uur in België. Ik denk dat het daarmee te maken heeft.” Hebben jullie dit jaar veel samen opgetrokken?

Lampaert: “Het voorjaar waren we wel veel samen, daarna niet meer. Ik heb toen nog gezegd, en het was gemeend: het zal dan op het WK zijn dat we weer samen rijden.”

Declercq: “Zodra het bekend was dat ik niet naar de Tour ging en hij wel, hadden we een totaal ander programma. Ik vond het jammer van de Tour, maar in mijn achterhoofd speelde het idee om mij in de Vuelta te tonen. Het viel wel mee, ik heb mij zonder Yves ook geamuseerd.”

Jullie trainen ook vaak samen.

Lampaert: “Ik woon in Hulste onder Ingelmunster, hij in Houthulst. We treffen elkaar aan het Kanaal Roeselare-Leie en dan doen we onze trainingsritten, zoveel mogelijk met de vaste groep van De Melkerie, met Stijn Steels, Bert Van Lerberghe, Jens Debusschere, Jonas Rickaert.”

Declercq: “Waar onze groepsnaam vandaan komt? Toen we nog allemaal bij Topsport Vlaanderen reden en Dwars door Vlaanderen verkenden, was Bert Van Lerberghe de hele tijd aan het melken of we toch niet te veel hellingen zouden doen. Het komt dus van het werkwoord melken, zeuren.”

Wat zijn de regels op training?

Lampaert: “Onze enige regel is de Strava-regel. (lacht) Als we thuiskomen, en we downloaden onze rit, willen we op het kaartje een schoon rondeke zien.”

Dat lijkt eerder een dwangneurose dan trainen.

Declercq: “Gelukkig zit niet iedereen op Strava, maar de mannen die het hebben, willen na afloop een proper toerke zien op hun laptop. Regel één: dezelfde weg heen en terug is een no-go. Regel twee: kruisingen zoveel mogelijk vermijden maar dat is moeilijk als iedereen van alle windrichtingen komt, dus is het zoeken om voor iedereen goed te doen.”

Lampaert: “Het is toch in de eerste plaats de Strava van Tim waarmee rekening wordt gehouden.”

Declercq: “Niet waar. Die van Rickie (Rickaert, HV) ook. Podium is trakteren, dat is regel drie.” Lampaert: “En dat is altijd voor dezelfde.”

Ja, net nog de Ronde van Slovakije gewonnen, mooi zo. Zes overwinningen dit jaar al.

Lampaert: “Dank u. De koers viel voor mij ook eens in de juiste plooi. Ik had een goeie tijdrit gereden en tweede gesprint op een technische aankomst. Toen Elia Viviani de bonificaties wegpakte in de laatste rit door Arnaud Démare te kloppen in de sprint, was het voor mij. Met één seconde, maar het was genoeg.

“Wat zei jij, zes overwinningen? (neemt de uitdraai van ProCyclingStats en trekt grote ogen) Ik heb maar vier keer gewonnen: twee UCI-overwinningen en twee kermiskoersen, Gullegem en Izegem, en Patrick Lefevere was altijd aanwezig én content.”

Declercq (kijkt mee): “Je hebt al 81 dagen gekoerst dit jaar, méér dan ik.”
Lampaert: “Ik heb een beetje opslag gehad, ik moet een beetje meer werken.”
Declercq: “Als dat het criterium zou zijn, dan moet je veel meer rijden dan ik.”

Niet dat ik het er extra wil inwrijven, maar jij hebt als prof nog nooit gewonnen, dat klopt?

Declercq: “Euh ja, ja, maar ik heb wel twee keer IWT Oetingen gewonnen…”

Lampaert: “Ik wist het, ik wist dat het ging komen. Hij is daar recordhouder.” (gelach)

Declercq: “Jaja, de Internationale Wielertrofee Oetingen, een 1.2 wedstrijd (eendagskoers van de tweede categorie, red.), maar wel met profs. Ik wil de top tien hier leggen hoor.”

Lampaert: “Doe maar…”

Declercq: “Er zitten wrede namen tussen: euh… Silvan Dillier, Loïc Vliegen, Mike Teunissen… Eén keer solo en één keer in de sprint met drie. Toen was ik nog rapper dan nu.”

Lampaert: “Je had ze gewoon karamel gereden, die mannen konden niet meer sprinten.”

Declercq: “Ik ben ooit getest aan de UGent onder de Dexa-scan en daaruit bleek dat ik vooral trage spiervezels heb. Al mijn trainingen en die lange stukken op kop rijden heeft dat nog versterkt. Yves heeft zijn explosiviteit beter behouden.”

Ik heb jullie leren kennen op de stages met Topsport Vlaanderen in Calpe…

Lampaert: “Een schone tijd. En toen konden we niet vermoeden dat we ooit bij de beste renners van het land zouden worden geselecteerd op een heel selectief parcours dan nog.”

Declercq: “Van jou had je dat nog eerder kunnen verwachten dan van mij.”

Lampaert: “Weet je dat wij al samen rijden van bij de beloften, bij Soenens-Constructglass, wat ook geen topploeg was? Met een jaar tussen zijn we allebei bij Topsport Vlaanderen terechtgekomen, een ideale tussenstap, en later bij Lefevere. Had jij niet nog meer dan ik een droom om prof te worden? Je was er toch al ernstiger mee bezig, ook door je studies.”

Declercq: “Totaal niet. Maar ik studeerde bewegingswetenschappen en wilde vooral goed trainen. Pas vanaf het vierde jaar beloften ben ik ervoor gaan leven, nadat ik zevende was geworden in Parijs-Roubaix.”

Tim is twee jaar ouder, komt later dan Yves bij de opleidingsploeg Topsport Vlaanderen, waar Yves al na twee jaar vertrekt en jij, Tim, moet nog een jaar langer wachten om door te stromen. Stak dat?

Declercq: “Ik heb heel veel slechte eigenschappen maar jaloezie is daar niet bij. Ik misjeunde hem Quick-Step niet, maar ik wilde het voor mijzelf ook wel natuurlijk. Voor hem was ik content, bovendien zat ik dat jaar fysiek in het sukkelstraatje.”

Lampaert: “Ik denk wel dat ik een beetje een voorbeeld was voor hem, zo van ‘ik moet dat ook kunnen’. Dat gevoel had ik.” Declercq: (ernstig) “Een voorbeeld wil ik hem nu niet noemen, dat kan tegen mij worden gebruikt.”
Lampaert: “Allee how.”

Declercq: “Het is altijd plezant geweest om met Yves te kunnen blijven trainen. Hij was gemotiveerd om te trainen en hij motiveerde mij ook om te blijven proberen. Ik heb vijf jaar bij Topsport Vlaanderen gezeten en ik dacht al dat ik deel ging uitmaken van het meubilair, maar toen kwam die kans.”

Die je zelf afdwong door een mail te sturen naar Patrick Lefevere: ‘Ik ga geen koersen winnen, maar ik kan wel iets betekenen voor je ploeg.’

Declercq: “Chique van Patrick dat hij inzag dat ik potentie had. Wat ik moet doen bij Deceuninck-Quick-Step, ligt mij beter dan koersen voor eigen rekening bij Topsport Vlaanderen. Ik heb geen explosiviteit: gaan we met vijf, zes of zeven naar de meet, dan ben ik vijfde, zesde of zevende.”

Lampaert: “Yvan Vanmol (ploegarts, HV) kwam op een dag bij mij op de kamer en vroeg naar Tim, hoe dat zat met zijn inhoud en zo. Ik zei: ‘Yvan, om op kop te rijden kun je geen betere hebben’. Begrijp mij goed, Tim heeft het aan zichzelf te danken.”

Jijzelf kon ook naar Trek.

Lampaert: “Ik weet het en ik heb lang getwijfeld of dat niet beter zou zijn voor mij. Quickstep, man, man, wie daar allemaal rondreed toen ik er bijkwam: Boonen, Kwiatkowski, Cavendish, Martin, al mijn helden. Maar mijn moeder heeft altijd gebabysit op de dochter van Luc Maes van onze sponsor Latexco en hij heeft mij richting zijn ploeg geduwd. ‘Jij gaat dat goed doen,’ zei hij en dan heb ik bij Lefevere getekend.”

Wat is jullie status op dit WK?

Declercq: “Die van mij is duidelijker dan die van Yves: 100 procent helper, mij wegcijferen voor de ploeg. Wat voor werk ik precies zal moeten opknappen, dat zal de koers uitwijzen. Het ideaal is dat er een Belg mee voorop is, dan moet ik niet rijden. Maar je zou de teambesprekingen bij Nederland, Frankrijk en Italië moeten kunnen horen. Daar is regel één: géén Belg in de vroege vlucht.”

Remco Evenepoel, gedreven door zijn tijdritzilver, die op één van die hellingen wegknalt, is dat geen mooi scenario?

Declercq: “Dat zullen die andere landen niet toelaten, tenzij inderdaad op een straffe helling, maar dan is het nog ver. Iedereen mag wegrijden, maar als er een van óns aanzet, dan hoor je tak-tak-tak. Dat is het peloton dat massaal bijschakelt omdat we niet zouden wegraken.”

Lampaert: “Dat gebeurt ook tijdens het jaar met onze ploeg. Wij mogen niet mee in de vroege vlucht.”

Welke rol wil jij?

Lampaert: “We hebben twee absoute kopmannen met Philippe Gilbert en Greg Van Avermaet, daarna kom ik met nog wat anderen. Ik zal wellicht ook momenten hard op kop moeten rijden, ik ben daar niet te goed voor. Als het gaat om de koers openbreken, zijn Oliver Naesen en ik wel de geschikte gasten.”

Leg uit alstublieft: de kunst van het op kop rijden.

Declercq: “Je kijkt wie mee is in de vlucht en je schat in wat ze kunnen. Vervolgens kijk je wie komt helpen. Daarna is het simpel: rijden, maar zorgen dat je wat overhoudt, dus checken met de vermogensmeter. Rijden ze niet snel, dan is de vraag: kunnen ze niet harder, of spelen ze ermee? Het gevaarlijkste is een vlucht die twee minuten heeft op twintig kilometer van de finish en ineens vol gas gaat rijden, waarop die info bij ons te laat binnenkomt.”

Lampaert: “Achter Tim zit je goed, hoor. Ik kan mij goed klein maken. Eigenlijk schelen wij niet zoveel in gewicht, maar ik ben aerodynamischer dan Tim en daardoor moet hij veel meer vermogen leveren.”

Declercq: “Toen ik als nieuweling ging testen, zei de prof dat als ik zou gaan roeien, hij mij meteen wilde begeleiden. Ik ben toch blij dat ik in het wielrennen ben gebleven. Het is altijd mijn droom geweest om op kop te kunnen rijden bij Deceuninck-Quick-step.”

Lampaert: “Bij mij was het ook een droom die uitkwam, maar dat urenlang op kop rijden, neen, daar houd ik niet van. Het is mij te saai. Ik maak liever een praatje in het peloton. In de Tour heb ik veel op kop moeten rijden en dat waren hele lange dagen.”

Declercq: “Ik kan niks anders, het is de realiteit. Bij mijn eerste wedstrijd met de ploeg moesten we naar Argentinië en ik reed zo lang en zo hard op kop dat de kranten mij daar ‘El Tractor’ noemden. Dat had wel wat: het past ook beter bij mij dan ‘El Ferrari’.”

Lampaert: “Ik heb een trucje als ik toch op kop moet rijden: ik kan dat niet zo lang en zo hard als Tim, maar ik rij dan een korte tijd zó hard dat ze het geweten zullen hebben. Daar wordt het peloton erg zenuwachtig van en dan komen ze over me en moet ik niet meer op kop. (lacht)”

Declercq: “Onze grootste stunt dit jaar was die waaierrit in de Vuelta. Vanaf kilometer nul. Primoz Roglic was niet mee, die zat toen achterin. Dat was geen plan, we wilden met de ploeg vooraan zitten, er was rugwind en we zijn vol gas gaan rijden. 220 kilometer verder, na 2.800 hoogtemeters en tegen 50 gemiddeld, waren we binnen en winnen dan ook nog eens de etappe met Gilbert.”

In die Vuelta is Timmeke Declercq ook even de grote Alejandro Valverde de les gaan lezen.

Lampaert: “Daar zit Tim niet mee. Voor hem is iedereen gelijk. Het was wel lastig, denk ik, want die Spanjaarden spreken geen Engels. Wat zei jij nu weer: zero class?”

Declercq: “Zero class, ja. Kijk, als iemand valt tijdens volle koers, moet je niet wachten, maar je begint ook niet vol te rijden omdat er is gevallen. Dat ben ik even gaan zeggen, toen Roglic achterop was geraakt en de Movistars begonnen te rijden. Hij protesteerde en stak zich weg achter zijn sportdirecteur. Ik zei hem: ‘Nee neen, jij bént Movistar, dit doe je niet.’ Hij heeft dan ingehouden. ’s Avonds is Jumbo-Visma van Roglic ons komen bedanken.

Lampaert: “Eigenlijk is dat wel een chique type, die Valverde. Altijd vriendelijk, heb je nooit miserie mee. Alleen spreekt hij geen Engels en mijn Spaans beperkt zich tot ‘Todos bien?’ en ‘Caliente hé?’.”

Onder een grote pet van het eigen kledingmerk R.EV passeert Remco Evenepoel onze tafel en zegt slaapwel. Zijn twee DCQS-maats zwaaien en wensen hem een even goeie nacht. Hij heeft die middag de wereld verbaasd door als tweede te eindigen in de tijdrit, de jongste ooit die dat voor elkaar kreeg.

International in het voetbal en international in het wielrennen, en prijzen pakken, dat heeft niemand hem voorgedaan. Zijn lichaamstaal is wel nog steeds die van een voetballer.

Lampaert: “Ja, maar hij heeft de beroepsernst van een triatleet. Zijn schema volgt hij nauwgezet, hij leeft totaal voor zijn sport. Alles is met een bedoeling: de beste worden. Zo’n attitude, zo’n persoonlijkheid, dat wordt een leider: ik was van dag één onder de indruk. Geen druppel alcohol ook.”

Declercq: “Toen we daarnet zijn medaille met een druppelglaasje bubbels vierden, schonk hij in, maar bleef er zelf af.”

Lampaert: “Toen op de eerste stage het glas toch tot aan zijn lippen werd gebracht en de groepsdruk groot was, bleef hij neen zeggen. Tim heeft toen gezegd ‘stop’.”

Declercq: “Hij wilde niet en een mens heeft toch het recht om geen alcohol te drinken? Hij liet zich niet intimideren. Chapeau.”

Lampaert: “Zijn overwinning in San Sebastián, pfff, nooit gezien. Allee, goed gedaan Remco, mee tot op 30 kilometer en moeten lossen, normaal jongen. Olala, hij komt nog eens terug, mooi zo. Wablief, hij brengt ook nog bidons? Klasse hoor, koers geslaagd. Watteuh? Hij is zelf gaan aanvallen. Zot, ze pakken hem wel terug. Neen dus. Wreed manneke.”

En wat met die andere Poel?

Lampaert: “Een fenomeen, Mathieu van der Poel. Zo’n machtsmens, die sprinten in de Ronde van Engeland, jongens. Het is te hopen dat hij nog veel gaat mountainbiken en crossen en een beetje minder bij ons komt rondrijden (lacht).”

Declercq: “Talent is soms universeel. Mathieu heeft dat. Die kan wellicht alles goed. Pingpongen zal hij ook winnen. Net als Julian Alaphilippe: hij koerst als de beste, maar laat hem drummen, de beste, dansen, de beste, bowlen, de beste. In Livigno zijn we op een boksbal gaan slaan voor punten: daar was hij ook de beste in.”

Oké, en nu de vraag van tien miljoen: je raakt voorop met Alaphilippe, Van der Poel, Trentin, en jullie ploegmaat Alaphilippe rijdt van jullie weg. Wat doe je?

Lampaert: “Als ik kan meespringen, dan spring ik mee. Herinner je je het WK in Bergen in 2017 nog? Toen reden Gilbert, Alaphilippe en Terpstra, allemaal van onze ploeg, ook achter elkaar aan. Dat is even lastig, maar dat is niet blijven hangen. Die ene zondag zitten we niet in dezelfde ploeg. Je kunt er enerzijds alles aan doen om iemand van de Belgen te laten winnen en anderzijds toch vermijden dat je iemand van de ploeg die jou betaalt in het verlies rijdt. Dus, als Alaphilippe wegspringt, is het aan die twee anderen om te reageren want die weten ook dat wij ploegmaats zijn. Dat kan in mijn voordeel uitdraaien.”

Declercq (droog): “Ik ben al lang blij dat mij dit niet zal overkomen.”

 

Yves Lampaert-Tim Declercq