Column over WK, Van Aert, Alaphil, Roglic edm… in De Morgen van maandag 28 sep 2020

Belgisch chauvinisme

Julian Alaphilippe van het Belgische Deceuninck-QuickStep was de beste van het hele WK-peloton. Zo heeft het scenario waar de hele Belgische pers op hoopte, pagina’s over vol schreef, minuten over vol praatte en nachten van wakker lag, zich voltrokken. Min of meer toch: een ‘Belg’ is wereldkampioen, jammer genoeg een met een Frans paspoort. Dus werd de Marseillaise gespeeld en niet de Brabançonne. Het is een detail. Het was een schone koers met een schone winnaar en zoals de meeste winnaars de laatste tijd huilde hij achteraf.

Ja, beste lezers, luisteraars en kijkers, we waren vergeten dat nog andere wereldburgers best uit de voeten kunnen op twee wielen. Mij was het nog niet onmiddellijk opgevallen, het waren enkele Nederlandse twitteraars die mij op het spoor zetten van wat zij het Belgisch chauvinisme in het wielrennen noemen. “Als een Belg ook maar een kleine kans maakt op winst, gaat het op Sporza alleen nog maar over die ene Belg”, dat was de teneur.

Een beetje gênant was het zeer zeker. Veel was terug te voeren op die uit de context gehaalde en tig keer herhaalde quote van Wout van Aert nadat die uit zijn kot was gelokt met de vraag: “Ben jij favoriet voor het WK?” Met zijn gekende droogheid repliceerde hij dat er niet veel koersen meer zijn waarvoor hij geen favoriet is. Van Aert een beetje kennende, bedoelde hij daar allicht mee dat iedereen in België (en in de eerste plaats de media) van hem verwachten dat hij overal wint waar hij start.

Van Aert zelf is te veel heer en te nuchter om zichzelf overal en altijd als favoriet naar voren te schuiven. Het had gekund, Wout van Aert wereldkampioen, maar het profiel van de cruciale klim leende zich toch eerder voor jumpers à la Valverde (tien jaar jonger), Fuglsang (die te ver zat), Alaphilippe (die dus wel) of Roglic en Pogacar, als die laatste twee in vorm zijn. Tadej Pogacar probeerde de weg te effenen voor Primoz Roglic en dunde zo het peloton uit. Dat Roglic vervolgens bleef zitten en alleen nog kon volgen, sprak boekdelen.

Toen hij vervolgens maar twee keer twintig meter op kop reed bij zijn beurten in de achtervolging op Alaphilippe werd dat in de Sporza- studio net niet als hoogverraad gekwalificeerd. Een guillotine werd ter plekke opgetuigd, maar het was Van Aert zelf die de doodstraf voor zijn Sloveense ploegmaat afwendde met de melding dat iedereen op de limiet zat.

We moeten een beetje ernstig blijven: men mag ervan denken wat men wil, een WK wordt gereden met landenploegen en niet met merkenploegen.

Sommige landen nemen dat heel serieus. Als wij het normaal vinden dat we deze keer als één man voor een Belg in dienstverband bij het Nederlandse Jumbo-Visma rijden, is het dan niet een beetje klein om te beginnen zeuren over Roglic en waarom die het gat op Alaphilippe niet meer dichtreed? Eddy Planckaert, oldskool koers, vond het niks minder dan een schande. Bram Tankink geloofde dan weer de verklaring van Van Aert: “Wij kunnen dat hier nu zeggen (dat Roglic een sleper is), maar als Wout het anders ziet, wil ik hem wel geloven.”

Kijk de beelden terug en zie hoe Alaphilippe op die laatste helling achterom kijkt, ziet dat Van Aert pijn lijdt en hem los uit het wiel rijdt. Bekijk daarna de laatste tien of wat kilometers. Hoe hij die vijf op tweehonderd meter houdt: pure, onversneden klasse, zonder meer.

Oké, als het niet aan die lamzak van een Roglic lag dat Van Aert niet kon terugkeren, dan moest het de schuld zijn van de motoren die vóór Alaphilippe uit reden. Plausibel. Deze week publiceerde hoogleraar Bert Blocken zijn studie over drafting achter motoren en daaruit bleek dat een vooroprijdende motor zelfs op vijftig meter 1,6 seconde per kilometer voordeel oplevert. Je kunt daar moord en brand over schreeuwen, of je kunt het zien als een kleine aanmoedigingspremie voor de moedige ontsnapper, helemaal als die achterna wordt gezeten door vijf van de beste renners in de wereld en in zijn eentje probeert voorop te blijven.

Waar blijkbaar niemand een verkeerd woord over kwijt wilde, was de tactiek van de Belgen. Was het nu echt aan ‘ons’ om de laatste twee ronden op kop te rijden? Had dat niet anders, slimmer gekund? Bijvoorbeeld de Italianen in eigen achtertuin verplichten te werken, idem voor de Fransen en de Nederlanders. Neen, wij moesten zo nodig met zes hemelsblauwen de laatste vijftig kilometer op kop rijden en de koers hard maken.

Van Aert sprong op het wiel van elke vlieg die hem wilde passeren, behalve die ene laatste vlieg. Als we daar een beetje zuiniger op de watts waren geweest, dan had Van Aert Poggio-gewijs in de slipstream van Alaphilippe gezeten, had Tiesj Benoot misschien die laatste klim overleefd en had hij het gat op Alaphilippe mee kunnen dichtrijden. Of niet.