We hebben een rivaliteit
Het zal ongetwijfeld te maken hebben met die veertig min of meer normale jaren voorafgaand aan 2020, en misschien dat de jongere lezer daar anders tegenaan kijkt, maar dit sportjaar wil ik snel vergeten. Nog zo een en ik geef er de brui aan.
Wie verzint nu een Gent-Wevelgem in herfstkleuren, samenvallend met Parijs-Tours, een bergrit in de Giro en ergens een Superprestige veldrijden, was dat niet in Gieten? Tegelijk nog wel met tennis op Roland Garros, wat een treurnis. Roland Garros hoort gespeeld te worden onder een mooie late lentezon, met heel af en toe een bui, maar niet onder een dichtschuivend dak bij twaalf graden.
Zaterdag won een Poolse dochter van een roeier haar eerste proftoernooi ooit, meteen een grand slam. Zondag was het Rafael Nadal tegen Novak Djokovic. ‘Djoko’ droeg lange mouwen, Nadal een horloge van 1 miljoen dollar. Daar knap ik ook op af.
Voetbal dan maar? Helaas. Deze treurnis-met-bal-op-gras kan echt niet boeien. Niet de competitie, niet het Europees voetbal wat al is gepasseerd en wat nog moet komen en al helemaal niet het interlandvoetbal, het is één grote schone schijn die wordt opgehouden. Die oefeninterland tegen Ivoorkust deze week, kan iemand daar het nut van uitleggen? Idem voor de Nations League overigens. Zou er echt een topland geïnteresseerd zijn in dat onding? Ik heb medelijden met collega’s die daarover pagina’s vol moeten schrijven. Dit is de rechte weg naar een burn-out. Kan iemand ook uitleggen waarom de ene sportkrant in Vlaanderen het onding tegen Ivoorkust best wel oké vond en de andere niet? Zou dat met de commerciële deals rond de Rode Duivels te maken hebben?
Net toen najaars- of nacarrièreblues ongenadig hard wilde toeslaan, was er de finale van Gent-Wevelgem. Hoop doet leven. Heerlijke koers gezien, weeral. Wielrennen is de enige sport die beter is geworden van corona, zo lijkt het wel. Dat beeld van de nummers acht en negen in de uitslag, de beste sprinters op papier van de kopgroep tot op enkele kilometer van de meet, maar kansloos want te veel kruit verschoten. En dan die interviews. Dames en heren, ouderen en jongeren, sire, we hebben weer een rivaliteit in het cyclisme gelijkwaardig aan die tussen Rik Van Looy en Eddy Merckx destijds. Met dat verschil dat wij er veel langer van kunnen genieten want Rik was twaalf jaar ouder dan Merckx, die al na een jaar veel te sterk was voor Van Looy.
De rivaliteit tussen Wout van Aert en Mathieu van der Poel moet niet ten top worden gedreven, maar ze is geen verzinsel. Ze bestaat. Hoogst uitzonderlijk: ze is voor één keer niet uitgelokt door de media. Wel integendeel, in alle commentaren tijdens de dolle zomer van Van Aert bleef het respect voor Van der Poel groot. Terecht werd af en toe gewezen op de stappen die Van Aert had gezet en hoe zijn eeuwige rivaal Van der Poel daar zou naar kijken. Meer tweedracht is niet gezaaid. Van der Poel prees onlangs nog zijn concurrent als een van de beste renners van de wereld en hij gaf ridderlijk toe dat Van Aert dingen kon die hij niet kon.
Beetje vreemd hoe Wout van Aert na Gent-Wevelgem sprak. Hij zei iets in de trant van “ik vind het laag om zo te koersen” en “er was er een die liever wilde dat ik verloor dan dat hij won”. Harde woorden en als Van Aert het wedstrijdverslag zal terugkijken, spreekt hij wellicht anders. Van der Poel heeft veel geïnvesteerd in deze wedstrijd, meer zelfs dan Van Aert tot de finale begon. Dat hij vervolgens een paar keer een gat dichtreed op een groepje waarbij ook Van Aert zat, was zijn verdomde plicht. Alleen deed Van der Poel dat niet met de fluksheid die we van hem zagen in de finales van 2019 en kon hij niet reageren toen de vier wegreden.
Deze Van der Poel is niet de Van der Poel van 2019 en was gisteren net iets minder dan Van Aert, iets wat hij ootmoedig toegaf, maar Van Aert heeft ongelijk als hij beweert dat Van der Poel continu op zijn wiel heeft gereden. Hier schieten we niks mee op, jongens. Deze rivaliteit die in het veld is begonnen en die altijd keurig is gebleven – hoewel rond de WK’s in Bieles en Valkenburg heel even haat en nijd de bovenhand dreigden te nemen – kan een heel vervelend oorlogje worden.
Een Belg in Nederlandse loondienst die de beste Nederlander in Belgische loondienst laf koersgedrag verwijt, dat is heftig. Wout van Aert rijdt in het Oranje op wielen, Jumbo-Visma. Mathieu van der Poel, die woont in België en ‘Belgisch-Vlaams-Kempens’ spreekt, rijdt in de tricolore Nederlandse trui. Voor wie moeten wij Belgen nu partij kiezen: voor de Belgen van Alpecin-Fenix met een Nederlandse kopman, of voor de Hollanders van Jumbo-Visma met een Belgische kopman?