‘Van der Poel heeft dat speelse, Van Aert is een machine’
Nooit had een bondscoach in het wielrennen meer te vertellen dan Sven Vanthourenhout (40), en dat in een jaar met twee wereld- kampioenschappen in België. Dit weekend is het WK veldrijden in Oostende. ‘Ik moet die gasten niet vertellen hoe ze moeten winnen.’
Hij genoot al veel respect onder wielrenners en volgers, en toen Sven Vanthourenhout op maandag 18 januari de selecties voor het WK cross bekendmaakte, is dat respect alleen maar gegroeid. Omdat Wout van Aert de wereldbeker won, krijgt Tim Merlier de extra plaats, en hoewel die Belg is, heeft de Nederlander Mathieu van der Poel er meteen een potentiële handlanger bij. Voor Thibau Nys, zoon van zijn boezemvriend Sven Nys, had hij dan weer geen plaats in de belofteselectie. Sven Vanthourenhout kan alle beslissingen objectiveren.
“Selecties zijn een gevolg van uitslagen. Sven Nys belde mij de week voor ik de selectie zou bekendmaken. ‘Hoe staat Thibau er voor?’, vroeg hij. Ik zei: ‘Niet goed.’ Sven en ik hebben jaren samen opgetrokken, maar dat speelt hier geen rol. Wil je mijn Excel-file met alle uitslagen zien? Van de laatste tien wedstrijden staat er zeven keer dnf (did not finish, red.) bij Thibau. Ik heb in eer en geweten geselecteerd, gebaseerd op data.”
Groot talent wellicht, de kleine Nys, maar overbelicht.
(zucht) “Als er nu iets is waar Sven en ik van mening over verschillen… Hoe Thibau nu bezig is, dat zou carrièrebedreigend kunnen zijn. De media-aandacht, de sociale media, maar ook de belasting op jonge leeftijd en vooral het verwachtingspatroon. Sven weet hoe ik daarover denk. Los daarvan is het misschien niet eens zo erg dat Thibau eens tegen de muur loopt. Het zal hem weer met beide voeten op de grond zetten.”
Hoe wordt een coach van de beloften – de categorie onder 23 jaar – ineens bondscoach van veld en weg?
“Dat begint met de renner die stopt (maart 2016, red.) en een mooie kans krijgt om bij Telenet-Fidea de beloften en de vrouwen te begeleiden. Ik heb mij toen meteen gesmeten en een dik jaar later heeft de bond mij gevraagd om in de plaats van Rudy De Bie bondscoach veldrijden te worden. De Bie had het daar moeilijk mee, en terecht. Het had netter gekund, zeker hoe het in de media is gekomen, maar ik heb hem meteen gebeld: ‘Rudy, dit is mij gevraagd en ik heb toegezegd. Kunnen we samenzitten?’ Een dag later zaten we om de tafel en ik heb hem nadien vaak om raad gevraagd.
“Omdat ik in dienst van de bond was, wilde ik mij ook nuttig maken in de maanden dat er geen veldrijden was. Zo ben ik meegegaan om te helpen met Carlo Bomans en zijn klimproject. Daar zat toen ene Remco Evenepoel in. Tegelijk hielp ik Ludwig Willems met zijn vrouwenploeg en zo was ik overal bij betrokken. Op het moment dat Kevin De Weert na het WK in Innsbruck in 2018 als bondscoach stopte en naar Lotto-Soudal ging, dacht iedereen dat ik hem zou opvolgen.
“Het werd Rik Verbrugghe, maar toen hij ook al na een jaar vertrok om sportdirecteur bij Israel Start-Up Nation te worden (het team van Chris Froome, red.), kwam ik weer in beeld. ‘Zijn weg en veld te combineren?’, vroegen ze bij de bond. Welnu, als er twee disciplines te combineren zijn, dan wel die. Zo is het gegaan.”
Bondscoach wielrennen is meer bond dan coach.
“Ik moet ervoor zorgen dat ze zich goed voelen als we naar een EK, WK of Olympische Spelen gaan. Ik werk met toppers in hun sport en die zijn logistiek wel wat gewend, ook qua voeding en sportdrank. De logistiek en randvoorwaarden op orde hebben, is mijn taak.
“Met Wout van Aert vorig jaar wees de tactiek zichzelf uit. Daar zit een logica achter. Je zet Eden Hazard ook niet achteraan en Kevin De Bruyne niet in het doel. Het is duidelijk dat Van Aert met dat palmares als kopman mee bepaalde hoe we zouden koersen. Ik moet die gasten niet vertellen hoe ze moeten winnen.
“Ik kan wel wegen op de samenstelling van een evenwichtige ploeg en zodoende een situatie creëren waarin de ploeg in die tactiek meegaat. Dat hebben we op het weg-WK in Imola afgelopen herfst zo gedaan, en dat is ook uitgevoerd. Jammer, maar helaas: er was er op die dag één beter dan Wout (Julian Alaphilippe won, red.).
“Of Primoz Roglic, een ploegmaat van Van Aert bij Jumbo-Visma, hem nog meer had kunnen helpen dan hij heeft gedaan? Ik denk echt dat hij niet beter kon.”
Het is geleden van de Merckx-jaren dat België op de weg nog zo veel talent had.
“We hebben een fantastische jonge generatie met Evenepoel en Van Aert. We hebben toppers van 20 tot bijna 40 jaar oud en er komt nog wat aan. Ooit komt de dag dat ik Philippe Gilbert en Greg Van Avermaet zal moeten bellen met de melding dat ze er niet bij zijn. Dat is dan de minder leuke kant van de job.”
U bent de eerste bondscoach met twee WK’s in eigen land.
“Ja, het wordt een wreed jaar.”
Ik wil niet onrespectvol klinken, maar u hebt in uw carrière uw wagonnetje altijd op het goeie moment aan de juiste locomotief gehaakt, te beginnen met Sven Nys.
(lacht) “Met Sven op pad gaan was voor mij anders niet altijd de beste manier om nog ambitie te koesteren. Sven trainde en trainde en legde de lat altijd hoger. Ik had dat niet nodig, ik heb dat nooit gedaan, dus ik kwam vaak in overreaching. Sven weet dat, Paul Van Den Bosch (sportcoach, red.) weet dat en ik ook.
“Als we de trainingen analyseerden, zag je dat onmiddellijk, maar ik heb geen spijt. Het is gelopen zoals het is gelopen. Ik heb een carrière met ups en veel downs gehad en dat zie ik nu als één lang leerproces dat me bij wat ik nu doe van pas komt. Ik kan dat zelf loslaten, maar kan daardoor de opkomende talenten behoeden voor wat ik fout heb gedaan.”
In de grilligheid van uw carrière zaten verdachte schommelingen.
“Ik begrijp dat je zo dacht. Als we het over het epo-tijdperk hebben, dan heb ik wel mijn verdediging klaar. Van mijn veertiende tot op vandaag heb ik een hematocriet (volume rode bloedcellen ten opzichte van het totale bloedvolume, red.) van 0,50-0,51 gehad, wat inhoudt dat er voor mij geen opties waren om dat nog hoger te krijgen (bij een hematocriet van meer dan 0,52 wordt het bloed te ‘plakkerig’, red.).
“Je bent niet de enige die mij ooit verdacht. In 2002 reden we met Domo-Farm Frites de Ronde van Zwitserland. Ik was eerstejaarsprof. We hadden zes of zeven van de toen nog tien koersdagen gehad en af en toe had ik echt afgezien. Op dag acht hadden we ’s ochtends bloedcontrole en ik had 0,502 hematocriet. Yvan Vanmol was ploegdokter. Na de rit moest ik direct bij hem op de kamer komen. Hij liep vijf keer rond de kamer zonder iets te zeggen en ik zat daar. Ik denk dat het wel vijf minuten duurde. Ik wist niet wat of hoe. Ineens sprak hij: ‘Sven, wat heb je gedaan?’
“Ik was eerstejaarsprof, ik had nooit iets gedaan en ook nooit iets zien doen. Yvan toonde mij de bloeduitslag. ‘Goh,’ zei ik, ‘50,2, dat is goed.’ Hij was verontwaardigd dat ik er nog trots op was ook. Ik legde hem uit dat Toon Cruyt, die later ook bij de ploeg-Lefevere is gekomen, altijd van jongs af aan mijn sportarts is geweest en dat hij mijn bloedwaarden kende. Yvan heeft Toon toen meteen gebeld en die heeft hem gerustgesteld: ‘Niet mee inzitten, van bij de nieuwelingen is die nooit onder de 0,49 gegaan.'”
Point taken, maar verklaar uw carrière dan eens? Vergeef mij het sarcasme, maar één ding zullen ze van de bondscoach Vanthourenhout niet leren en dat is veel winnen.
“Dat klopt helemaal. Ik was geen grote winnaar. Ik ben ervan overtuigd dat je niet noodzakelijk de beste ploegleider bent omdat je veel koersen hebt gewonnen. En ik ben ook het bewijs dat wat je in de jeugd presteert, niet altijd op latere leeftijd een vervolg krijgt. Ik heb als jeugdrenner heel veel gewonnen, tot bij de beloften, waar ik wereldkampioen werd in het veld.
“Ik ben prof geworden op mijn twintigste. De winter 2004-2005 was mijn beste in de cross. Daarna ben ik bij Rabobank gekomen en is het bergaf gegaan. Ik heb als jeugdrenner nooit veel getraind, eerder gewoon gefietst. Ik had dat talent: ik kon winnen zonder echt te trainen. Ik had waarschijnlijk wel een ‘motor’ want ik overleefde die Ronde van Zwitserland ook als eerstejaarsprof. Ik kwam zelfs een keer als vijfde over de meet in een rit die de Duitser Erik Zabel won.
“Later heb ik mij te veel belast door met Sven Nys mee te willen doen, daar ben ik wel zeker van. Ik was veel beter gewoon blijven fietsen in plaats van zo intensief te trainen. Eigenlijk was ik ook de eerste van de nieuwe generatie die de weg combineerde met drie maanden veld, een beetje zoals Tim Merlier en Gianni Vermeersch nu, en uiteraard ook Mathieu van der Poel en Wout van Aert, maar met hen ga ik mij niet vergelijken.”
U won vier kleine wegwedstrijden, waaronder de Grote Prijs Briek Schotte.
(lacht) “Dat levert je geen monstercontract op. De Briek Schotte, daar had ik wel mijn zinnen op gezet. Desselgem was een van de mooiere kermiskoersen en we kwamen in de finale met Max van Heeswijk, Bart Leysen en Gert Steegmans. Ik ben in de laatste anderhalve kilometer weggereden. Hoeveel ik heb moeten betalen? (lacht) Daar hangt een verhaal aan vast. Bart Leysen werd een jaar later mecanicien bij Patrick Lefevere in de ploeg. Alles viel in de juiste plooi.”
U zat wel erg mooi op uw fiets.
“Dat zeggen ze nog steeds.”
Maar dat maakt het uittesten van het BK-parcours met de televisie in uw spoor niet minder belachelijk.
“Dat doe ik omdat de bond dat vraagt, onder meer voor hun partners. Ik sta daar niet om te springen, om heel eerlijk te zijn. Ik ken mijn plaats. Fietsen is voor mij nog alleen recreatief. Ik heb ook vaker mijn loopschoenen dan mijn wielerschoenen aan.”
Lopen kon u beter dan Sven Nys.
“Juist, met het lopen kon ik hem pijn doen. Wat ik beter niet had gedaan, want ik kreeg dat tijdens de fietstraining terug. Sven en ik hebben samen veel meegemaakt. Hij heeft zijn eigen palmares gecreëerd, maar er zijn ook momenten geweest dat ik voor hem een meerwaarde was. Sven was in het begin heel onzeker en had bevestiging nodig. Ik kon beargumenteren waarom hij de beste was en hij luisterde echt.
“Drie weken voor het WK van 2013 in Louisville zat hij fysiek en mentaal op of zelfs over de rand. Ik heb hem toen gezegd dat hij drie dagen van zijn fiets moest blijven – iets wat voor hem tot dan compleet ondenkbaar was. Hij heeft mijn raad opgevolgd en hij voelde bij onze trainingsrondjes in Lichtaart meteen het resultaat. Ik weet zeker dat het hem heeft geholpen om wereldkampioen te worden.”
Was u ook niet beter dan Nys in de Cape Epic die jullie samen reden?
“We waren daar ongeveer even goed. Lange inspanningen liggen mij. De eerste drie uur was hij altijd beter dan ik. Gingen we richting het vierde uur, dan kantelde dat en het vijfde uur deed ik met hem wat ik wilde. Blijkbaar is uithouding mijn talent. Ik heb in 2019 de marathon van Rotterdam gelopen. Ik had een startnummer van iemand kunnen overnemen en ik had niet echt veel getraind, maar ik was in 2u36 binnen, ook al was ik naar het einde toe aan het sterven. En dan te weten dat Koen Naert (Belgische marathonloper, red.) mij nog zo voor de muur van de 35 kilometer had gewaarschuwd.”
De cross zit nu met twee supergetalenteerde renners die als het past een intensieve training inlassen – een cross op zondag – en daar 10.000 euro voor krijgen. In die wedstrijd rijden ze dan iedereen naar huis.
“Het grote voordeel is dat Wout van Aert en Mathieu van der Poel op de weg ook geen ‘pelotonvullers’ zijn. Ze winnen Milaan-Sanremo en de Strade Bianche en in de finale van de Ronde van Vlaanderen rijden ze samen een minuut weg van andere grote namen. Onze crossers weten dat ze te maken hebben met twee echte fenomenen, dat maakt het draaglijker.
“Er is nog wel overlap geweest tussen de weg en het veld – denk maar aan Zdenek Stybar en Lars Boom – maar het is wel voor het eerst dat renners beide disciplines schijnbaar moeiteloos combineren en domineren.
“Als Mathieu en Wout er zullen zijn, rij ik met een ander verwachtingspatroon naar de wedstrijd. Ik krijg soms de opmerking dat ik te veel bewondering heb voor Van der Poel. Hoe kan je nu geen bewondering hebben voor de atleet Mathieu van der Poel? En voor Wout van Aert?
“Ik heb ook geen moeite om mijn bewondering te tonen voor wat de broers Roodhooft met hun Alpecin-Fenix presteren. Zij pakken dat erg slim aan. Twee jaar geleden hadden ze al een WorldTour-team kunnen worden door een licentie te kopen. Neen, ze hebben eerst geïnvesteerd in hun ploeg en in een prestatiecultuur. Ze bleven Pro Continentaal en mogen overal starten, maar moeten niet overal starten, hoe comfortabel is dat?”
Er zit maar één voordeel aan voor het veldrijden: wegrenners moeten niet langer bang zijn om ook te crossen.
“Daar is niet iedereen van overtuigd. Laatst had ik nog een gesprek met een trainer en die had het toch liever niet dat zijn renner – die vroeger een topcrosser was (dat was Stybar, die nu toch meedoet, hv) – nog eens in het veld zou komen rijden. Ik snap niet waarom: die intensieve prikkel kan geen kwaad, wel integendeel. De combinatie van uithouding en die korte intensieve inspanning is volgens mij een goeie zaak. Met Wout en Mathieu weet je ook zeker dat die altijd zullen crossen. Ze verdienen er goed hun boterham mee. Ze doen het erg graag. En ze winnen op het veld en op de weg.”
Als we Van der Poel vergelijken met Van Aert, eerst fysiek…
“… Puur voor de cross? Voor een inspanning van een goed uur op een crosstechnisch parcours heeft Van der Poel een streepje voor. Hoe verder ze in hun carrière komen, hoe meer ze zullen verschillen en Van der Poel vaker in het voordeel is. Waarmee ik niet wil zeggen dat Van Aert nooit meer zal winnen van Van der Poel. Dat zal nog gebeuren en misschien zelfs op het WK.
“Van der Poel kan in een intervalinspanning enorm hoge waarden halen en recupereert daar heel snel van. Hij heeft dat in zich en combineert dat ook met een killerinstinct, wat dan weer verband houdt met het fysieke en technische. Mathieu komt zuiniger in die laatste ronde. Wout is toch van de langere volgehouden inspanning en traint daar ook op: tijdritten, lang meegaan in de cols. Van der Poel zie ik nooit een klassement rijden in een grote ronde, Van Aert wel.
“Ik ben gefixeerd op rondetijden. Telkens na een wedstrijd wil ik die bestuderen. Dan zie je ineens dat Van der Poel in ronde drie 25 seconden rapper is dan de rest. Hoe kan dat? Geloof mij, ik héb gecrost, dat is bijna niet te doen.”
Van der Poel heeft zich op sommige belangrijke momenten, zoals op het WK in Valkenburg in 2018, mentaal fragieler getoond dan Van Aert.
“Mentaal is Wout absoluut sterker dan Mathieu. Wout is een machine. Natuurlijk kan Mathieu ook diep gaan en afzien, maar Wout is veel meer een sterke kop. Ik heb hem al vaak op hotel meegemaakt. Het verschil tussen Wout de dagen in de aanloop naar en de dag van de wedstrijd is immens. De wielrenner wordt dan een machine, klaar om te presteren.
“Mathieu is ook ernstig bezig met zijn vak, ongetwijfeld, maar hij heeft toch eerder dat speelse in zich. Ik denk ook dat Van Aert op de minuut en de watt het schema van zijn trainer volgt en dat dit bij Mathieu toch iets anders verloopt. Ik weet wat Wout elke dag doet. Elke seconde die Marc Lamberts in het trainingsschema heeft gezet, wordt door Wout uitgevoerd. Elke dag opnieuw. Ik ken er heel weinig die dat kunnen.”
Technisch is Mathieu beter.
“Ongetwijfeld. Dat is dan het voordeel geweest van dat speelse. Hij rijdt even makkelijk en even graag met een BMX’je als met een crossmotor en hij rijdt in het veld, op de weg en niet te vergeten ook op de mountainbike. Daar wint hij, maar is hij niet bij de beste technici. Als het parcours erg technisch wordt, heeft hij soms moeite om de top te volgen.”
Hebt u nog wat kunnen morrelen aan het Oostendse parcours in het voordeel van de Belgen?
“Ik ben daar geweest. Wil je nog wat veranderd zien, vroegen ze. Ik heb niks gevraagd, behalve dat ze de trechter na de eerste bocht wat wijder zouden maken om ongelukken te voorkomen.
“Verder is het een parcours zonder veel franjes: eerst wat op de hippodroom draaien en keren, dan over de brug naar het strand, richting zee, een stukje langs het water, de dijk op en weer af, strand, brug over en weer op de hippodroom. Dat zand kan twee kanten uit. Kunnen ze erdoor rijden, dan is Van der Poel in het voordeel. Is het los en moeten ze lopen, is Van Aert in het voordeel. Als ze beiden in orde zijn, zal het spannen.”