De vlaggendrager
Ik was gisteren niet bij de openingsceremonie. Ik had een ticket aangeboden gekregen via via, met olympisch vipvervoer, en ik had ook een ticket kunnen krijgen via onze onvolprezen persattaché Frank Van Roost. Toch maar liever niet. Ik weet wat het kost aan energie om daar uren van tevoren te arriveren en nog eens uren te moeten zitten kijken naar een show waar je de helft van mist omdat die geconcipieerd is voor het televisiepubliek.
Helemaal nu geen publiek in het stadion zit. Het is mij daarom ook een raadsel waarom ze gisteren om 14 uur al begonnen te waarschuwen dat wie naar de opening wilde zeker niet te laat mocht vertrekken. Toen ik om 15 uur de taxi terug naar het hotel nam, meesurfend op de gratis voucher van mijn aardige Franse collega van Sud-Ouest, zag ik al Belgische collega’s die onderweg waren.
Ik ken hun programma niet, maar voor mij staat vandaag om 10 uur alweer een zwarte Toyota-limousine met chauffeur met witte handschoentjes mij op te wachten om mij naar het hockey te brengen voor meteen de clash van de Red Lions tegen de Nederlanders. Ik probeer er de eerste dag op de Olympische Spelen altijd meteen in te vliegen, kwestie van in het ritme te geraken.
In Peking was mijn eerste wedstrijd beachvolleybal voor vrouwen, waarin de niet al te fit ogende Belgische vrouwen werden afgedroogd en ik zat te smelten (van de zon) op de perstribune. Dat hadden we dan ook weer gehad. We hebben deze editie geen beachvolleybalspeelsters, nog een geluk, want als ik daar vandaag zou over schrijven zoals in 2008 word ik stante pede naar huis gesommeerd en geschandpaald.
Die openingsceremonie. Het gedoe begon gisteren om 20 uur (13 uur bij u) en ging aan één stuk door tot halftwaalf. Stel je voor dat je daarna nog naar het hotel moet. Dat mag niet met de gewone taxi, ah neen, want we zijn hier nog geen veertien dagen. Ook niet met de metro, om dezelfde reden.
Dat moet met de persbus, maar er zijn maar zoveel bussen en dus riskeer je daar uren te moeten staan wachten tot een bus je naar de centrale verzamelplaats brengt, waarna je nog met een andere bus naar je hotel moet. Als we nu één ding zeker weten na tien dagen Tokio, dan wel dat de Japanners die hier het bussysteem coördineren nooit bij Japan Rail hebben gewerkt. De treinen rijden in dit land misschien op de seconde, maar voor ons busvervoer mogen we blij zijn dat het zich aandient binnen het aangekondigde uur.
Op Atlanta na heb ik alle openingsceremonies meegemaakt. In Barcelona in 1992 liep ik zelfs mee in de parade, in zo’n gekleurd jasje van het Belgian Olympic Team. De uren daarvoor hadden we doorgebracht in de hal boven op Montjuich. De volgende dag kon ik – jonge getrainde dertiger – niet meer op mijn benen staan van eerst dat zitten, dan dat stappen en vervolgens nog een hele tijd rechtstaan op dat veld.
Daarom verbaast het mij dat een van de Belgische vlaggendragers gisterenavond Félix Denayer was. Dat is de kapitein van de Belgische hockeyploeg die geen tien uur na zijn vlaggendragerschap in actie moest komen tegen Nederland. Dat is ongezien, ongewoon en, eerlijk gezegd, redelijk ongehoord. Al helemaal als je de argumentatie hoort. “Met Nafi en Félix hebben we een man en een vrouw die de vlag zullen binnendragen, Nafi uit de Franstalige en Félix uit de Nederlandstalige gemeenschap, die zo allebei vertegenwoordigd zijn. Het symboliseert de diversiteit in ons land.”
Nafi Thiam, oké, tot daaraan toe. Die heeft nog tien dagen voor ze moet optreden. Maar Denayer, de kapitein van de ploeg die voor goud gaat, hallo? In een reactie luidde het dat het “maar om een poulewedstrijd gaat” en “dat je kunt wisselen in een teamsport”. Helemaal mee eens, maar op een toernooi in superhete en zware omstandigheden is energiebesparing cruciaal.
Maar een poulewedstrijd? Als je die wint en je kunt eerste worden, kies je wel meteen voor de meest directe weg naar een medaille. Gisteren heb ik voor alle zekerheid nog eens de vraag opgeworpen bij een gesteld lichaam van het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité. Die gaf toe dat het ongewoon was, maar de voordelen wogen op tegen de nadelen. De nadelen kende ik, dus vroeg ik naar de voordelen. Antwoord: “De eer, de trots.”
Het is niet te hopen dat ze vandaag rond zes uur in de Belgische ochtend op hun donder hebben gekregen, maar als het toch is gebeurd en Denayer bakte er toevallig niks van, dan is die trots van heel korte duur gebleken. En als het niet is gebeurd en ze hebben gewonnen, dan nog was het belachelijk en topsportonwaardig.
(ZE HEBEBN DIE WEDSTRIJD GEWONNEN. IK WIST NIET DAT ZE ZOVEEL CONDITIE OP OVERSCHOT HADDEN, WONDERBAARLIJK)