Column Tubeless in De Morgen van dinsdag 19 april 2022

Tubeless

Je zou nu toch verwachten dat na de uitvinding van de derailleur – geleden van tussen de twee wereldoorlogen – een aantal kwantumsprongen zijn gemaakt met betrekking tot het materiaal. Neen dus.

De fysiologie heeft men al redelijk onder de knie, maar het valt wel op dat de meest recente inzichten in training gelieerd zijn aan baanbrekend onderzoek van een Belg (Jan Olbrecht) uit de jaren tachtig en dus eigenlijk geleend zijn van het zwemmen.

Inzake materiaal blijft wielrennen een sport van grootmoederwijsheden. Wetenschappelijk onderzoek beperkt zich tot “we hebben het uitgeprobeerd” en we hebben gekozen voor… Het beste voorbeeld van dat nattevingerwerk zijn de banden. Op mijn eerste koersfiets – gekocht bij Plum met geld van mijn studentenjob bij de Gentse Jaarbeurs (8.000 frank) – lagen bandjes van 19 millimeter breed. Goed hard oppompen, zei de verkoper, dan rijd je minder snel lek. Eén Sint-Kwintensberg naar boven – toen nog kasseien – en mijn ballen zaten in mijn keel.

Mijn tweede koersfiets, zelf opgehaald bij Eddy Merckx, was een titaniumkader dat hij nog liggen had voor zijn (gestopte) zoon Axel. Dat was bijna een kwarteeuw geleden. De bandjes waren 21 millimeter breed. Acht bar, zei Eddy, zeven als het kasseien zijn. Eén Stationsberg en… u raadt het al.

Vijf jaar geleden en twee fietsen verder lagen er 23 millimeters op. Niet meer dan zeven bar, zei de verkoper. En hij fluisterde mij toe dat vijf genoeg was voor kasseien, maar dat ik moest oppassen voor een doorstuik. Stuuk, want ik woonde toen al in West-Vlaanderen.

Vijf jaar geleden las ik over tubelessbanden ontwikkeld door Schwalbe. Dat was de toekomst, geen binnenband, dus geen doorstuik, en tenslotte waren autobanden al decennia tubeless. Mountainbikers hadden ze ook al. Ik probeerde de combo uit. Derde rit met de groep, vergeten dat tubelessbanden vaker moeten worden opgepompt en ik stond aan de kant met een burp, een fenomeen waarbij de band in een bocht ineens heel wat lucht laat ontsnappen. Dat gaat gepaard met verlies van de latexmelk die kleine gaatjes moet stoppen. Fietsmaten lachten: er komt sperma uit zijn banden.

Zondag reden haast alle ploegen tubeless. Her en der waren er nog met gewone tubes, vaak ook met latexmelk in het binnenbandje. Grootmoeders aan het werk. Enkele merken hadden hun nieuwste fiets van de stal gehaald. Zaterdag won een vier keer duurder prototype van mijn Trek Domane bij de vrouwen. Zondag niet. Toen won een Pinarello Dogma F – de aeroversie nog wel – voorzien van een dubbel stuurlint en tubelessbanden. De man die met de fiets reed, werd ook al tweede twee weken geleden in de Ronde van Vlaanderen. Het zal dus wel een goede set-up zijn geweest.

Je zou nu toch verwachten dat het inmiddels zo klaar als een klontje is wat het beste materiaal is om die vijftig kilometer helse kasseien te trotseren. Inmiddels worden in gewone wedstrijden steeds vaker 28-millimeterbanden gemonteerd – met vijf tot zes bar druk – en voor Roubaix tot en met 32 millimeter. Niet te geloven dat men er pas deze eeuw is achter gekomen dat een breder oppervlak niet noodzakelijk tot meer rolweerstand leidt en dat comfort even belangrijk is om energie te sparen.

Van het zelfverklaarde epicentrum van het wielrennen zal het niet komen. Vlaanderen eet, drinkt en slaapt koers, maar heeft nagelaten de sport te claimen op technologisch vlak. Ja goed, Tom Boonen mag dan te pas en te onpas reclame maken voor zijn versnellingsnaaf die de voorste derailleur op termijn moet vervangen. Ook die beloftevolle innovatie zal zich voorbij de scepsis van de mechaniekers en oud-coureurs moeten wringen om ingang te krijgen.

Zoals wel vaker zal innovatie komen van buitenlandse ploegen die geen last hebben van op traditie gebaseerde aannames, maar alles opnieuw in vraag stellen. Vlaanderen loopt achterop. Op alle vlakken. Het enige Belgische aan de winnaar van de kasseiklassieker was zijn kledij, ontwikkeld door het Limburgse Bioracer. Laat dat even doordringen: zowel de Ronde van Vlaanderen als Parijs-Roubaix zijn gewonnen door Nederlanders.

Wout van Aert kwam zoals wel vaker het dichtst in de buurt, maar niet dicht genoeg. Dylan van Baarle reed in zijn eentje weg van twee van de sterkste tijdrijders ter wereld. Die Nederlanders: veel beter in de grote rondes en zeven monumenten gewonnen in de laatste tien jaar, tegenover vijf voor België, drie voor Vlaanderen als je Philippe Gilbert vergeet.

Wij claimen dat de koers van ons is. Misschien afgemeten aan het aantal gekken langs het parcours die desgevallend hun eigen renners van de fiets trekken, maar niet op de weg.