Het Gelijk van Gaastra in De Morgen van 13 aug

‘Compromis en topsport horen niet samen’

Zwemcoach Ronald Gaastra komt vandaag terug uit Rio en brengt mee: zilver, veel emoties en persoonlijke glorie. Géén rancune en geen te vereffenen rekeningen. Zegt hij. ‘Waarom zou ik niet zen zijn? Welke coach in België heeft olympisch goud én zilver gewonnen?’

Voor wie onder een steen zat, dit ging hieraan vooraf. Er was eens een estafetteteam – vier jongens die 200 meter zouden zwemmen – dat bijna niet zwom. Dat kwam omdat de trainers en vooral de zwemmers het niet eens konden worden wie wel en niet moest zwemmen in de series. Details besparen we u, maar het werd een vaudeville.

Eerst wel zwemmen, dan niet zwemmen, dan weer wel zwemmen en hoe vaker werd gezwommen, hoe trager. De zwemmers waren mentaal gekraakt. De zwartepiet leek voor Pieter Timmers en zijn coach Ronald Gaastra, maar aan het eind van het spel waren ze de piet weer kwijt. Timmers deed wat weinigen verwachtten: hij wettigde zijn soloslim in de halve finale met een Belgisch record en een finaleplaats. Vierentwintig uur later werd hij in die finale ook nog eens tweede in opnieuw een dik Belgisch record. Ondergetekende had beloofd van Rio naar huis te zwemmen als Timmers 47.7 zou zwemmen. Hij zwom 47.8, dus het blijft vooralsnog vliegen, maar point taken. En voor wie is de zwartepiet nu?

Ronald Gaastra: “In elk geval niet voor mij. Jij schrijft dat ik als estafettecoach bewust mijn verantwoordelijkheid niet heb genomen en de zaak niet eerder heb uitgeklaard. Maar ik heb die verantwoordelijkheid niet, want die is mij afgenomen door de Vlaamse en Waalse zwembonden, omdat ze bang waren dat ik een beslissing zou nemen tegen hun belangen in. Die verantwoordelijkheid ligt nu bij de technische directeurs van die bonden. Alleen zijn die hier niet.

“Ik heb in de loop van het voorbije jaar meerdere malen bij de bevoegde instanties aangeklopt: het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité, de zwembond, Sport Vlaanderen, mijn collega-trainer Rik Valcke (trainer van Louis Croenen, hvdw). Telkens zei ik: ‘Jongens, we moeten een beslissing nemen.’ Iedereen stelde die beslissing maar uit. Hier in het dorp heb ik Eddy Desmedt (topsportdirecteur van het BOIC, hvdw) nog aangesproken: ‘Eddy, we moeten een beslissing nemen.’ Neen, het zou maandagavond worden beslist. Welnu, met de gevolgen die we kennen.”

Oké, maar jij wilde Pieter Timmers niet opstellen. En Louis Croenen zei: ‘Als ik de individuele finale haal, zwem ik niet.’

“En toen had ik maar drie zwemmers meer. Als men mij verwijt dat ik Timmers niet wilde laten zwemmen in de series, dan zeg ik: dat was mijn tactiek. Ik wilde met Croenen, Vanluchene, Dekoninck en Surgeloose een tijd neerzetten die goed genoeg was voor de finale. Ik had berekend dat we 7:08.65 konden halen, en ik dacht dat 7:09.25 goed zijn voor een finale. Ik zat daar twee keer maar een paar honderdsten naast. Dus ik had gelijk. Het kon.

“Maar goed, Croenen wilde eerst niet. Tot hij in de ochtend van de finale ineens overstag ging en toch zwom. Had ik Pieter wel opgesteld voor de series van de 4×200, dan hadden we de zilveren medaille op de 100 meter vrij niet gehad, dan haalde hij misschien niet eens de finale. Ik wilde Pieter wel inzetten voor de finale van de estafette, om beter te doen dan ’s ochtends en misschien zesde of zevende te worden.”

Nog nooit heeft een 28-jarige, zoals Pieter Timmers, zich in twee dagen met bijna een halve seconde verbeterd op honderd meter.

(uitgestreken gezicht) “Omdat ze niet bij mij hebben getraind. Ik heb dan ook niet voor niks 47.7 geroepen.”

Komaan Ronald, niemand zag het aankomen. Bovendien, als jullie Timmerov en Gaastrov zouden heten, schreeuwt iedereen moord en brand.

“Daar ben ik het dus ook niet mee eens. Die tijd is op het eerste gezicht een spectaculaire verbetering, maar in Londen zwom hij al 48.5. Hij traint sinds 2011 bij mij en daarvoor had hij maar weinig gedaan. Hij is in die vijf jaar negen kilogram aan spiermassa bijgekomen en hij heeft zich sinds Londen 2012 met 0.7 seconden verbeterd. Dat is een normale progressie. Vorig jaar zwom hij een estafettesplit van 47.3 (zonder starttijd, hvdw), terwijl hij toen minder was dan dit jaar. Het zegt iets over zijn potentie.

“Bij het uitzwemmen werd hij aangetikt door Florent Manaudou (Franse topzwemmer, hvdw). ‘Wow man, 47.3. Nice.’ En wat het belangrijkste is, en wat men vaak vergeet: hij heeft minimaal een jaar verloren door zijn dubbele klaplong. In 2015 en dit jaar hebben we eindelijk kunnen doortrainen.”

Hij had het misschien in zich, maar niets liet uitschijnen dat het eruit zou komen en ook jij maakte je zorgen over zijn drive. Afgelopen winter nog…

“… Die vier weken vakantie, daar zat ik mee, dat klopt. Maar deze jongen weet blijkbaar wat goed is voor hem, want hij werd steeds beter. Ik kan niet zeggen dat we op training al records hadden gezwommen, maar alle tests op de sprint wezen uit dat hij sneller was dan ooit. Het moest er alleen eens uitkomen, en hier is dat gelukt. Hij was zo relaxed. Hij liep bij het binnenkomen van het bad de verkeerde kant uit, maar dat raakte hem allemaal niet. Qua karakter is hij een sprinter.

“Heeft hij mij verbaasd? Dan zeg ik ja en neen. Neen, omwille van het talent. Ja, voor de beschikbaarheid. Pieter is een zomerzwemmer. Dan gaat hij trainen, in de winter is het allemaal wat moeizamer.”

Wat hebben jullie van die heisa meegekregen in het dorp?

 

“Ik meer dan Pieter, omdat hij die meldingen op zijn telefoon toch meteen wiste. Maar bij het openen van Twitter was het eerste woord dat hij zag staan meteen raak: ‘Egoïst’. En mijn mailbox en Twitter puilde ook meteen uit. Ik wil je het wel eens laten zien: om doodziek van te worden. Dat krijg je dan. Je probeert je af te sluiten, maar het komt toch binnen. Maar zoals ik zei, Pieter was dit toernooi niet van zijn stuk te brengen, en dat is wel knap.”

Al iets gehoord van de Vlaamse Zwemfederatie (VZF)?

“De enige van de bobo’s die heeft gereageerd, is Michel Louwagie, maar dat is de nationale voorzitter. De Vlaamse voorzitter, Johnny Van der Straeten, heb ik niet gehoord, maar deze man heeft iets tegen mij en wil mij treffen. Ik ben mijn parttime als topsporttrainer bij de VZF kwijt, mede door hem.

“Ik zit volgend jaar helemaal bij Brabo in Antwerpen en niet meer bij de bond. Dat scheelt 20 procent van mijn inkomen. En als ze nu alsnog met een aanbieding komen? Dan zal ik mijn eisen stellen, want zoals het de voorbije jaren is gegaan, dat wil ik niet meer. Ik weet dat het volgend topsportactieplan meer inzet op verzelfstandiging van de topsport, en dat is een goede zaak. Ik heb daar met Sport Vlaanderen al over gesproken, maar zij zeggen ook dat het finaal toch de bond is die beslist of ze iemand willen voordragen voor een contract.”

Hoeveel oud zeer is er nu bij gekomen?

“Geen. Dieter Dekoninck en Glenn Surgeloose zijn wel even boos geweest op mij, omdat ik de boodschapper was dat er geen team zou zijn. Die jongens wilden zwemmen. Tussen mij en Rik Valcke? Geen oud zeer, ik zweer het je. Ik waardeer hoe Rik werkt, maar ik kan er geen pinten mee pakken zoals met Stefaan Obreno, met wie ik het op zwemgebied dan weer grondig oneens ben. Rik wordt nu head coach. Hoeveel keer heb je hem al gehoord? Niet. Oké, dat bedoel ik. Een head coach moet aanwezig zijn, de zaak zichtbaar en verbaal managen. Ik denk niet dat hij dat goed kan.”

Ik ben lang niet de enige die zegt dat jij van conflicten leeft.

“Men praat mij dat aan, omdat ik zeg wat ik denk. Hoe krijg je in België dingen gedaan? Door een compromis te zoeken, of door het probleem te zoeken. Het compromis en topsport, die horen niet samen. Dus zoek je af en toe het conflict. Ik schuw dat ook niet als het tot een oplossing leidt, maar het gebeurt vaker dan me lief is.

“De Stad Antwerpen, mijn werkgever, vindt Gaastra geweldig. Ik zit nu elf jaar bij Brabo en daarvoor veertien jaar als head coach bij de Vlaamse bond. Als ik zou leven van conflicten, denk je dat het zo lang had geduurd? Ik werk al vier jaar met een uitgelezen team van specialisten, met onder meer Jan Olbrecht voor de lactaatbepaling en het duo Tom Goegebuer-Bieke Vandenabeele voor de krachttraining – experten in hun vak. Denk je dat die zo lang zouden blijven als ik altijd in conflict zou gaan?

“Wanneer maak ik ruzie? Als ik mijn goesting niet krijg. En nu ga ik mij tot de laatste snik verzetten tegen dat belachelijke plan om het hele topzwemmen onder te brengen in de Wezenberg in Antwerpen. De Stad Antwerpen heeft de voorbije tien jaar twee miljoen in het zwemmen gestopt, en nu zegt de bond: ‘Rot eens op.’

“Ik voorspel alleen maar ellende, nu ook de Vlaamse Zwemfederatie met Rik Valcke weggaat uit Wachtebeke en bij ons zal komen trainen. Dat is het slechtste wat ze konden doen. Er is gewoon niet genoeg zwemwater, en zo kunnen we bijvoorbeeld niet altijd de camerabaan gebruiken. De topsportcoördinator van de bond zei mij letterlijk: je hebt voor 90 procent gelijk, maar nu praten we er niet meer over. Dan begin ik nog maar.”

Heb je nu geen sterkere argumenten om je gelijk te halen?

“Dat zou moeten, maar ik denk het niet. Overal tegenin gaan, kost veel energie. Als het aan mij ligt, zijn dit mijn laatste Spelen. Het WK volgend jaar in Boedapest en dan misschien nog een EK, en dan laat ik de grote toernooien over aan mijn assistent. Ik heb hier geen zin meer in.”

Nederland wenkt toch?

“Dat is ooit ter sprake gekomen. Ik heb twee keer met Joop Alberda gesproken, maar die is weg als technisch directeur. Later ben ik nog eens gaan spreken, maar toen besloten ze dat ze iemand overkoepelend wilden voor alle disciplines en een head coach voor het zwemmen die ook zelf aan het bad stond. Nou, als ik naar Eindhoven moet gaan wonen met vrouw en kinderen, die alles hebben in Antwerpen, om in Eindhoven elke ochtend en avond aan het bad te gaan staan, dan kan ik dat evengoed in Antwerpen doen. Ik heb in Antwerpen een prachtig bad, een schitterende omkadering en dus een topprogramma. Bij ons kun je wereldtop worden.”

Nooit bang geweest dat je met pek en veren terug moest?

“Neen. Ik weet wat ik kan. Jan Olbrecht zegt: ‘Jij bent de beste trainer met wie ik ooit heb gewerkt.’ En Jacco Verhaeren (Nederlandse bondscoach van Australië, HVDW) passeerde gisteren en zei: ‘Nog steeds de meester.’ Daar heb ik iets aan. En aan mijn resultaten, want die staan ook: al mijn zwemmers hebben records gezwommen, een medaille gewonnen of hun persoonlijk record verbeterd.

“Coach van het jaar? (grijns) Wordt dat dan niet Marc Wilmots? Ik kan helemaal geen coach van het jaar worden, man, want daarvoor moet je Belg zijn.”

Hoeveel man mag een vrouw zijn in de sport in De Morgen van 13 aug

Semenya (v/m)

Hoeveel vrouw moet een vrouw zijn? Hoeveel man mag een vrouw zijn? Hoe weeg je het recht van het individu af tegen honderd jaar afspraken in de sport? Het testosteron van de Zuid-Afrikaanse hardloopster Caster Semenya (25) wordt hét onderwerp van de olympische atletiekweek.

Ze weet van de heisa. Ze kent de verhalen. Maar hopelijk leest Caster Semenya niet te vaak de sociale media waar ‘she’ steevast als ‘he’ en ‘it’ wordt gelabeld. Of nog erger: als hermafrodiet of tweeslachtige. Het dossier Semenya bevindt zich op het kruispunt van medische en sportwetenschap, racisme en seksisme, en het helpt duidelijk niet dat ze naast mannelijke trekken ook een zwarte huid en een Zuid-Afrikaans paspoort heeft.

Caster Semenya liep voor het laatst in Monaco op 15 juli. Ze cruisete op haar 800 meter naar een makkelijke 1:55.33. De eerste 400 legde ze af in 56 seconden, hield dan wat in om niet te ver voor te zijn en liep de tweede ronde in 59 seconden, waarvan de laatste 200 meter in 28 rond, kwestie van wat zekerheid te hebben over winst. Die heeft ze sowieso, want er komt geen vrouw bij haar in de buurt als ze een beetje op volle kracht kan lopen. Volle kracht is bij haar synoniem voor lopen met de steun van alle hormonen die ze van Moeder Natuur heeft gekregen. En dat zijn er nogal wat.

Caster Semenya is hyperandrogeen, wat wil zeggen dat ze meer dan gemiddeld mannelijke hormonen produceert. Dat is ook aan haar lichaamsbouw te zien: brede, gespierde schouders en een smalle bips is normaal typisch voor de man, maar onderscheidt ook de atletische vrouwen met veel testosteron van hun seksegenoten. Een genetische test is natuurlijk beter om hyperandrogenisme te bepalen en daaruit is gebleken dat Semenya net als de mannen een Y-chromosoom heeft.

Dat chromosoom, of liever het SRY-gen op dat chromosoom, regelt de ontwikkeling van de testikels en de productie van testosteron. Maar soms doet dat gen en die testosteron bij de foetus in de baarmoeder niet helemaal waarvoor het bedoeld is, en dan blijft het lichaam tussen de twee seksen hangen. De wetenschap noemt haar een ‘intersekse atlete’, wat niet wil zeggen dat ze geen vrouw is. Caster Semenya is een zij. Hormonaal staat ze evenwel dichter bij een man dan de gemiddelde vrouw.

Daaruit volgt de vraag: hoeveel vrouw móét een vrouw en hoeveel man mág een vrouw zijn om aan vrouwensport te mogen deelnemen? De vraag lijkt seksistisch, en werd in het verleden meestal beantwoord door mannen, maar ze is het gevolg van het voorrecht dat meer dan een eeuw geleden op eis van de vrouwen werd verleend: sporten in een aparte categorie.

Vrouwen sporten bij vrouwen om ook een kans op een prijs te maken. Om in de categorie vrouwen thuis te horen, volstaat het niet om als vrouw in de burgerlijke stand ingeschreven te zijn. Er is een verschil tussen biologisch een vrouw zijn (geslacht) en je een vrouw voelen (gender).

Clitoris-check

Hoeveel vrouw een man mag zijn, die vraag wordt nooit gesteld aan de man, en daar begint het hele debat. In de sport hebben mannen geen baat bij veel vrouwelijke (en dus minder mannelijke) hormonen. Sport is bijna altijd een verhaal van testosteron, niet alleen door het surplus aan kracht, snelheid, precisie en alles wat dat hormoon nog veroorzaakt, maar ook omwille van de wil om te winnen, te heersen, zelfs geweld in extreme gevallen. Allemaal ingrediënten die onmiskenbaar gelieerd zijn aan topsport.

Vrouwen met een teveel aan testosteron komen vaker voor in de topsport dan in de maatschappij. De enige grote studie vond 5 procent deelneemsters die meer dan 10 nanomol per liter testosteron lieten optekenen, de grens die tot 2015 gold om aan vrouwensport te mogen deelnemen.

Door extrapolatie kwam men tot 14 procent topsportsters die zouden kunnen worden gekwalificeerd als hyperandrogeen. Die grens van 10 nanomol bestaat niet meer, maar daarover verder meer.

Van het moment dat de vrouw apart van de man aan sport deed, was er discussie over winnaressen die als man worden gestigmatiseerd. Lange tijd waren er erg discriminerende en vernederende ‘de visu-tests’: atletes aan wie men twijfelde, moesten zich uitkleden en hun genitaliën laten controleren door artsen. Bij de dopingcontrole is de controleurs ook ooit gevraagd om te letten op overdreven ontwikkelde clitorissen bij de vrouw, vaak een teken van hyperandrogenisme.

De eerste atletes die werden geviseerd omdat ze man zouden zijn, waren deelneemsters aan de Spelen in Berlijn in 1936. Loopster en verspringster Zde#ka Koubková uit Tsjechië en de Engelse kogelstootster en speerwerpster Mary Edith Louise Weston werden ervan verdacht mannen te zijn. Later waren die de eersten om een sekse-operatie te ondergaan en ze gingen verder door het leven als Zden#k Koubek en Mark Weston.

Dichter en recenter bij ons was er de Friezin Foekje Dillema, die in 1950 geschorst werd omdat ze geen geslachtstest wilde ondergaan. Die had de internationale atletiekbond verordonneerd naar aanleiding van het EK in Brussel dat jaar. Dillema zou nooit meer lopen en ging verder door het leven als een ‘kween’, de naam die werd gegeven aan onvruchtbare hoefdieren die beide geslachtskenmerken bezaten. Nadien en tot 2010 werden intersekse atleten gewoon geweerd.

Dutee Chand

De bovengrens van 10 nanomol per liter kwam er in 2009 en was het gevolg van het verschijnen van de junior Caster Semenya op de internationale scene. Het meisje liep meteen 1:55.45 als 18-jarige en sprong vooral in het oog door haar uitgesproken mannelijke stijl. Die 10 nanomol was drie keer hoger dan gemiddeld werd gevonden bij de vrouwelijke deelneemsters aan het WK van 2009. Later lekte nog uit dat Semenya geen baarmoeder of eierstokken had.

Het Internationaal Olympisch Comité nam net voor de Spelen van Londen in 2012 de bepalingen van de IAAF over. Semenya liep daar de 800 meter, maar had niet de eindkick in de finale die nodig was om te winnen. Met haar 1:57 pakte ze wel zilver. Toen ging het gerucht dat ze de race opzettelijk had verloren. Vandaag weten we met zekerheid dat ze kort tevoren met een hormoontherapie was begonnen om haar testosteron onder een aanvaardbaar niveau te houden, dezelfde therapie die transgenders volgen als ze vrouw willen worden.

Semenya verdween vanaf 2012 een paar jaar van het hoogste plan. Ze geraakte op het WK van 2015 niet eens in de finale, 2:00 lopen was al een hele opdracht en ze ging door een depressie, wellicht een bijwerking van de chemische castratie die ze moest ondergaan.

De hulp kwam uit onverwachte hoek. In India was de hyperandrogene sprintster Dutee Chand aan de kant gezet door haar federatie en de IAAF, en zij vocht die beslissing aan bij het sportarbitragetribunaal TAS in Lausanne. Ze kreeg gedeeltelijk gelijk in juli 2015, onder meer omdat de IAAF en haar Indiase bond andere grenzen hanteerden.

De uitspraak van het TAS was hoogst onwetenschappelijk en kwam neer op het ontkennen van de zon. Ze vonden dat er onvoldoende bewijs was geleverd dat een zeer hoog testosterongehalte een voordeel zou zijn. De IAAF had twee jaar de tijd om met nieuw bewijs te komen en gedurende die tijd zou de regel opgeschort worden. Indien er geen bewijs was geleverd binnen die twee jaar, zou die regel voor altijd worden geschrapt.

Ineens vielen de Spelen van Rio in een juridisch en medisch vacuüm. In één klap werden de beperkingen op het testosterongehalte opgeheven. Semenya stopte met haar hormoontherapie en bij de eerste meeting in 2016 liep ze meteen zes seconden sneller dan in 2015.

Dilemma zonder oplossing

“De uitspraak van het TAS was een mooie overwinning voor de mensenrechten, maar niet voor de sport.” Dat zei Joanne Harper vorig jaar tegen USA Today. Harper was een van de experts die werden geraadpleegd. Zij was tegen het afschaffen van de bovengrens van testosteron en is als ervaringsdeskundige goed geplaatst. Dr. Harper is zelf transgender en begrijpt de beslissing van het TAS niet: “Hiermee zet je de doos van Pandora open. Het is duidelijk dat wie te veel testosteron heeft, van een oneigenlijk voordeel geniet. De 800 meter op de Spelen in Rio is de meest zekere medaille. Schrijf maar op: Caster Semenya.”

Een andere wetenschapster, Maria José Martinez-Patiño, adviseert het IOC over seksekwesties. Ook zij heeft recht van spreken. Ze was hordenloopster en werd internationaal beroemd toen ze in 1985 bij een seksetest een man bleek te zijn. Zo stond het althans in de krant. Ze bleek een XY-vrouw te zijn met niet-afgedaalde testes. “Veins een blessure”, gaven de bobo’s als raad, maar ze vocht terug.

Na heel veel tests kon ze bewijzen dat ze geen testosteronvoordeel had, want ze was androgeen insensitief. Met andere woorden: ze produceerde wel veel testosteron, maar het lichaam deed daar niks mee. Het kwaad was geschied: ze verloor haar startrecht, haar status, haar lief en haar trots. Die heeft ze terug als lid van de commissie van het IOC die de sekseproblematiek onder de loep neemt.

En raar maar waar, ze is vóór de hormonale bovengrens: “De realiteit van de sport is het biologische voordeel, maar er moeten regels zijn en die bovengrens was goed. Ik heb dat bepleit bij het TAS, maar blijkbaar wilden ze niet luisteren. Afgezien daarvan voel ik
mee met Caster en Dutee. We zijn drie verschillende vrouwen met drie verschillende verhalen, tenzij dat ene aspect dat we gemeen hebben: we zijn alle drie gestigmatiseerd omwille van een medische speling van het lot.”

Ook Joanne Harper pleit voor een hormonale bovengrens. “Het is een dilemma zonder een perfecte oplossing. Testosteron is the name of the game en als je daar geen limiet op plakt, begeef je je op een slipperige helling.”

Het absurde aan deze discussie is dat ze wordt gevoerd door dezelfde club die vindt dat vrouwen en mannen compleet gelijk zijn en dat het hormonale verschil een uitvinding is van mannen om de vrouwen te laten geloven dat ze minder waard zouden zijn. Waarna al snel het geladen begrip ‘biologisch racisme’ valt.

De slippery slope waar Harper het over heeft, is het einde van de vrouwensport, want dat is het gevolg van de uitspraak van het TAS: er zijn voorlopig geen regels om te bepalen wie een vrouw is. Zonder duidelijke spelregels, gebaseerd op hormonale waarden, is de vrouwensport als aparte categorie een aflopend verhaal. Elke man die zich vrouw voelt en noemt – of doet alsof in de hoop op sportief succes – kan dan in theorie deelnemen aan de vrouwenwedstrijden.

Fraudedeur staat open

In de praktijk zal het zo’n vaart niet lopen, zegt ook Harper. “Er zijn nu geen gevallen bekend van mannen die bij de vrouwen deelnemen om te frauderen, maar dit zet wel de deur open voor misbruik. Dit is duidelijk zo’n geval waarbij een heel kleine minderheid moet worden gediscrimineerd om een oneindig veel grotere groep in bescherming te nemen. Ik wil geen enkele intersekse atleet uitsluiten, maar er zijn hormonale grenzen om te respecteren en dan vraag ik niet dat ze zich laten opereren.

“Ik wil ook niemand uitsluiten die zich tot de vrouwelijke gender wil bekeren, maar sport leeft bij regels en die hebben we nu niet. Ik zit in de commissie die namens de IAAF met een sluitende regelgeving wil komen. Jammer genoeg hebben we die voor de Spelen van Rio niet. Hoeveel intersekse atleten met verhoogde testosteron zullen winnen, weet ik niet. Toch een paar.”

En wat met transgenders?

Ook voor transgenders gelden tegenwoordig andere bepalingen en daar kan dokter Joanne Harper zich wel in vinden. De oude bepalingen eisten een sekseveranderende operatie en een hormonale behandeling die minimaal twee jaar onderweg moest zijn.

Voor vrouwen die man worden, valt elke beperking weg. Die kunnen meteen aan de slag, maar die lopen niet dik. Chris Mosier, een duatlete die duatleet werd, is de enige die op hoog niveau aan competitie doet. Omgekeerd is een ander paar mouwen, maar voor mannen die vrouw worden, is de eis van een operatie geschrapt. En een jaar nadat de hormonale behandeling is begonnen, mag de transgendervrouw al bij haar nieuwe sekse meedoen, ook al heeft ze nog de mannelijke genitaliën.

Het is wachten op de eerste transgender die ook die bepaling van één jaar hormoontherapie aanvecht. Harper: “Ik ken geen enkele transgender die vrouw is geworden die zijn testosteron níét naar beneden wil. Maar als er veel geld te verdienen valt door je testosteron nog even op mannenniveau te houden, wie zal je dat beletten als ook die eis wegvalt?”

 

20160813_De-Morgen_p-40_Semenya-v-m–all-mail

 

Meet the Milanov(s) in De Morgen van 12 aug

‘Ik ben soms een dictator’

Philip Milanov, Belgiës eigen discobolus die vanmiddag in actie komt, heeft een Brugs accent, Bulgaarse roots, een sterke wil, een goddelijk lijf en een supertechniek. Maak kennis met zijn beschermer, opvoeder, trainer en vader. Een monoloog van ‘IJzeren Emil’.

“Ik heb geen trainingsplan. In het begin van de week weten we niet wat we gaan doen. Ik vraag Philip hoe hij zich voelt en als hij zegt ‘mijn benen zijn een beetje moe’, dan doen we niet veel met de benen. Of omgekeerd. Ik schrijf ook niks op. Eén keer per maand testen we zijn persoonlijke records en dat schrijf ik wel op. Hij gaat nog steeds vooruit.

“Maar ik heb natuurlijk wel een methode en die is tegenovergesteld aan wat ik vroeger heb geleerd en wat we gewend waren in het Oostblok. Daar werd heel veel getraind, en heel veel trainen betekent veel en lang recupereren. Om de recup te versnellen, had je…euh…chemicaliën nodig. Bij ons in Bulgarije hadden we die niet in dezelfde mate zoals in andere landen, dus moesten we slimmer zijn.

“Ik ben nu nóg slimmer geworden, want chemicaliën zijn nu helemaal uit den boze. Daarom trainen wij elke dag kracht, maar we doen slechts één of hooguit twee spiergroepen per training. En dat doen we steeds maximaal. Kwaliteit staat voorop. Jawel, ik heb daarvoor gestudeerd; vijf jaar aan de sportacademie in Sofia. Ik kon daar blijven en ik was professioneel discuswerper, maar wij woonden ver van Sofia en wij hebben een sterke familieband. Na een paar jaar ben ik naar huis gegaan.”

België, een paradijs

“Ik spreek niet graag over hoe we hier zijn terechtgekomen, omdat het niet interessant is. Moet ik er toch iets over zeggen? (spottend lachje) Allee, wij zijn in 1989 naar België gekomen. We zijn eerst proberen te vluchten via toen nog Joegoslavië, zo wilden we naar Italië, maar aan de grens hebben ze ons tegengehouden. Na de val van de Muur ben ik alleen naar België gekomen en ik heb eerst in Zon en Zee in Westende en later in het Militair Hospitaal in Bredene als vluchteling geleefd. Als ik die beelden zie van de vluchtelingen nu, dan kan ik mij daar iets bij voorstellen hoe die mensen zich voelen.

“Eigenlijk wilde ik via België naar Amerika of Canada. Toen we hier eenmaal waren geraakt, ging ik naar de ambassade van Canada en migreren was geen probleem. We moesten alleen een beetje wachten. Tijdens het wachten beseften we dat Europa toch Europa blijft en België dichter bij Bulgarije ligt dan Canada. Ik zei tegen Anna, mijn vrouw: ‘Neen, we blijven hier.’ En ik vind het nog steeds een goede keuze want wat is het hier toch een paradijs. Een kalm land, met kalme mensen, alles is hier goed. Ik voel mij hier echt goed thuis en mijn vrouw ook. Zij werkt weekends in een elektronicabedrijf, terwijl ze van opleiding lerares literatuur en geschiedenis is.

“Het enige wat we door die migratie hebben gemist, is een groter gezin. Ik had wel nog één of twee kinderen meer gewild, maar als migrant moet je eerst zorgen dat je je basis voor mekaar hebt en toen we eenmaal gesetteld waren, bleek Philip ons enige kind. Kindje alleen ja. (lacht) Philip is een brave jongen. Hij heeft geen vast lief, neen. Wel eens een avontuurtje zeker in het buitenland of op stage, denk ik. Dat mag, maar zijn studies en zijn sport gaan voorlopig voor.

“Philip was tot zijn 10 jaar een klein tenger manneke. Daarna is hij beginnen groeien en kwam er ook massa aan. Discuswerpen kreeg hij met de paplepel binnen toen hij met mij meeging terwijl ik Jo Van Daele trainde. Toen ik met Jo begon, wist hij niet wat hij moest doen. Met mij heeft hij verschillende keren zijn record verbeterd en dan… (aarzelt en mompelt) dan ben ik lelijk behandeld. Een beetje gediscrimineerd zelfs. Hij zei dat ik geen Belg was en zo.

“Ik heb Jo gecreëerd en op een dag, ik wilde beginnen met de wintertraining, hoorde ik dat hij naar Duitsland was gaan trainen met Jürgen Schult. Geen woord tegen mij en ik stond daar. Nadien heb ik Jo wel nog teruggezien. Ik denk dat het niet typisch Vlaams was, meer een probleem van persoonlijke cultuur of een gebrek aan cultuur.

De premie: een bak appels

“Nu ben ik professioneel trainer bij Sport Vlaanderen, dankzij de prestaties van Philip. Maar ik heb ook ander werk gedaan. Drie jaar in de grootste wasserij van Vlaanderen, technieker. Drie jaar in een chemische fabriek waar ook producten werden gemaakt voor het leger. Tot twee collega’s doodgingen van kanker en ik dacht: je moet hier weg. Dan bijna vier jaar bij New Holland, maar nu dus trainer. Philip behoudt zijn statuut als student-topsporter als hij top acht is in Europa en de finale haalt op de Olympische Spelen en ik ook.

“Gelukkig woont Philip bij ons, want met 1.200 euro in de maand kan hij echt niet alleen wonen. Ik vind dat toch een beetje lachen. Weet je wat Kazachstan hem wil betalen als hij verandert van nationaliteit? Eén miljoen euro voor het eerste contract. Maar dan mag hij twee jaar niet uitkomen op grote toernooien, dus dat is niet aan de orde.

“Nog iets: hij heeft de Gouden Spike gewonnen. Wij naar Brussel voor foto’s, interviews, enzovoort. We wilden die schoen meenemen naar huis. Ah neen, dat mocht niet, tenzij je hem drie keer hebt gewonnen. Weet je wat we hebben meegekregen? Een bak appels, van de sponsor van de Gouden Spike. Wij met onze bak appels terug naar Brugge. Dat kan ik niet uitleggen aan de Bulgaarse trainers en atleten.

“Voor zijn tweede plaats op het wereldkampioenschap heeft Philip alleen 30.000 dollar (27.000 euro) gekregen van de internationale atletiekbond, maar geen premie hier in België. Ja, ik hou mij bezig met de financiën van Philip. Zijn grootste sponsor is Nike. Voor elk klassement op de Diamond League, elke medaille, elke plaats op de wereldranglijst, krijg je een premie. Na zijn zilveren medaille is hij atleet bij Nike World Elite geworden en voor elke grote competitie krijgt hij nu startgeld.

 

“Philip is een snelle discuswerper, een echte Europeaan, geen Amerikaan. Amerikanen zijn ruwe sporten gewend, allemaal kracht en niet te fijne techniek. Het zijn meestal grote sterke mannen, maar niet snel en niet technisch. Europese werpers zijn lichter, maar sneller, hoewel daar ook weer een verschil is. De Duitsers zijn bijvoorbeeld allemaal een stuk langer dan twee meter.

“Ik heb Philip de basis aangereikt, maar zijn techniek heeft hij helemaal zelf ontwikkeld en die is apart want wij trainen niet in een groepje waar iedereen van elkaar afkijkt. Natuurlijk kijkt Philip rond en wat hij kan gebruiken, neemt hij over. Van de Litouwer Virgilijus Alekna hebben we bijvoorbeeld geleerd om meteen te gooien van als zijn naam op het bord verschijnt. Je hebt dan nog één volle minuut, maar Philip stapt in de ring en smijt die discus meteen weg. De competitie is er niet om na te denken. Weet je, van de winter in Zuid-Afrika kwamen ze nog naar mij: ‘Emil, Philip heeft de beste techniek van de wereld.’ Dan ben ik trots.

“Het is te hopen dat ze in Rio vergeten om de ring te polieren. Dat is niet goed voor ons. Philip moet ruw beton hebben, grip om snelheid te kunnen maken, en die zware kolossen hebben liever gepolierd. Maar wij hebben wel speciale schoenen met een ideale zool om te werpen. Nu ja, speciaal. Ze kosten maar 5 euro en het zijn Chinese schoenen die ik in Bulgarije koop. Ik spray daar dan het Nike-logo op. Ik hoop dat ze daar niet moeilijk over doen want met die schoenen heeft hij al zijn beste worpen gegooid. Andere atleten willen die nu van ons afkopen. Ongelooflijk toch?

“Philip en ik hadden veel discussies, en die hebben we nog. Of de atleet een mening mag hebben? Ja, maar niet op training. Na de training wil ik als vader wel eens luisteren, op de training ben ik de baas. Ik ben een beetje een dictator, jawel. Wij spreken Bulgaars tegen elkaar, we vloeken elkaar ook stijf in het Bulgaars. Philip kan heel goed Bulgaars en dat heeft hij zichzelf helemaal aangeleerd, inclusief het schrijven. Toen ik hem daar zag zitten alleen op zijn kamertje, Bulgaars aan het leren, was ik best trots.

“Wij spreken ook nog Bulgaars thuis en we kijken Bulgaarse televisie. Met die digitale kanalen is dat makkelijk. (haalt zijn smartphone uit) Hier, een Bulgaarse zender, het is net nieuws. Soms zit ik hier in mijn hoekje naar het nieuws in Bulgarije te kijken. Naar dat van België kijken we uiteraard ook.

Boven sigaretten roken

“Wat het probleem van de Bulgaarse sport is? Iedereen is daar vertrokken. In mijn tijd woonden er negen miljoen mensen in Bulgarije, nu nog maar zeven miljoen meer. Het is nochtans een mooi land en we hadden een goed sportsysteem, waar ik veel van heb overgenomen. België heeft geen echt sportsysteem. Er is wel veel talent dat meestal niet goed wordt ontwikkeld.

“Ik heb soms de indruk dat ik meer ambitie heb dan Philip, maar dat zal wel het leeftijdsverschil zijn. Tijdens de competitie laat ik hem met rust. Ik ben geen trainer die tussen twee worpen roept dat de linkerteen wat meer moet krullen en de rechterarm enzovoort. Neen, een goed getrainde atleet weet wat hij moet doen en de ene keer is hij beter dan de andere. Ik leg mij daarbij neer. Maar ik verga wel van de zenuwen. Als het toegelaten is, ga ik boven sigaretten roken.

“‘Wat is uw doel’, vroeg Wim Vandeven (ex-trainer van Tia Hellebaut en nu high performance manager bij het BOIC, HVDW) mij op de olympische stage in Lanzarote. Ik zei: ‘Kwalificaties overleven.’ Hij vond dat te laag gemikt want Tia had hem gezegd dat de Olympische Spelen haar makkelijkste competitie waren geweest. Ja, als je hebt gewonnen, wil ik dat wel geloven, maar eerst willen wij de kwalificatie overleven en daarna zien we wel. Met discus moet je ook een beetje chance hebben.

“Je wilt de methode-Milanov kennen, welnu ik heb nog iets dat ik anders doe dan anderen: ik wil geen massages voor Philip. Wij gaan hooguit een keer om de twee maanden naar een osteopaat, maar massages laat ik niet toe. Ik wil niet dat iemand contact maakt met zijn lichaam want die trekken de energie uit hem. (lacht) Een beetje zoals jullie journalisten met al die lange interviews.”

GOLF IS PEACE in De Morgen van 12 aug

GOLF IS PEACE

Bijna nooit is het een voordeel, maar je als journalist eens goed vergissen kan een zeldzame keer geen nadeel zijn, vooral als je samen met de onheus bejegende Ronald Gaastra meer dan twintig gemeenschappelijke kilometerjaren hebt. Gaastra is die van de medailles. Gaastra is ook de kwade genius in eerdere verhalen, de slechterik die conflicten zoekt en hele aflossingsploegen boycot, maar ook de hoogst capabele trainer die nu weer een prijs heeft gehaald, en wat voor één.

Die Gaastra heb ik eerst een sms’je gestuurd. Ik weet dat hij geen grote drinker is, maar misschien wil een trainer die is gekielhaald, gevierendeeld en daarna weer in elkaar gevezen omdat hij alsnog op een piëdestal moest worden gezet, wel eens uitslapen de ochtend na een zilveren medaille op het op een na belangrijkste nummer van de Olympische Spelen.

De sms luidde: een verhaal voor de zaterdagkrant? Of hij tijd had? Altijd tijd, Gaastra, maar hij ging naar het golf. Meer zelfs, hij was al onderweg. Gaastra supportert voor Thomas Pieters, en nadat hij klaar was met het zwemmen was hij van plan geweest het hele golftoernooi te volgen. Alsof ze het erom hadden gedaan: het golfen begon gisteren, vier dagen lang. Gaastra is licht gehandicapt (10) in die sport. Een kenner dus. Toch kon hij maar één dag volgen, want hij moest van het BOIC naar huis omdat er geen plaats is in het dorp. Na het behalen van die medaille is die er ineens wel en zou hij zelfs een chauffeur kunnen krijgen als hij daar om vroeg. Maar nu wil hij niet meer en vanavond vertrekt hij uit Rio. Zo ken ik hem.

We troffen elkaar bij hole 5. Hij begon te kankeren. Ik liet hem kankeren. Ik legde het uit, hij legde het uit. Ik zei dat hij het niet goed had gedaan (met die estafette). Hij zei dat hij geen verantwoordelijkheid had. Ik zei ook dat ik was geschrokken toen ik op die achtbaan op het punt was aanbeland dat de helft van mij hoopte dat zijn zwemmer verzoop en de andere helft juichte om de tweede plaats, en dat zo’n innerlijke tweestrijd niet voor herhaling vatbaar is.

Op een moment in het toernooi had hij ook zo’n gevoel gehad. Dat was al te gek, vonden we allebei. Maar zijn grootste spijt was wel dat zijn zwemmer niet iets sneller was geweest, want dan had ik van Rio naar huis moeten zwemmen in plaats van vliegen. Om u maar te zeggen: het gesprek verliep hartelijk en we namen twee selfies, één met zon en één zonder. De rest leest u morgen in de krant.

Golf op de Olympische Spelen, ik was er zo niet voor. Maar dat was het tweede voordeel van veertien holes met Gaastra mee te lopen: deskundige uitleg, op het juiste moment zwijgen, dan weer stilletjes stappen of helemaal stoppen. Mark Twain schreef ooit: “Golf is a good walk spoiled”, een mooie wandeling verknoeid. Neen hoor, het was een mooie, zeer nuttige wandeling. Het ene moment kreeg ik uitleg over welk shot nodig was, het andere over wat hem allemaal was overkomen in zijn zwembiotoop.

Hij sprak vol bewondering over Thomas Pieters, een mooie ranke atleet, maar vond de dikke Thai die bij hem in de flight zat ook een heel goede speler. En toen hadden we de klassieke discussie: is golf een sport? Ik zei neen, hij zei van wel. Ik zei dat niet elk spel dat aartsmoeilijk is, daarom ook sport is. We kwamen er niet uit, maar we gingen niet schelden. Golf is peace, weg van de kotsende sociale media.

Hoort golf op de Olympische Spelen? Dat is een moeilijke. De publieke belangstelling was erg mager, maar het was dan ook nog maar dag één. O ja, dat dit een speciale sport is, kon je zien aan de Belgische team leader die met ons meeliep. Die heet Jan Baert, van de familie Baert, van Concentra, van Mediahuis, en nu houden we hierover op, want dat is de concurrentie en anders wordt onze baas pissed.

Om een lang verhaal kort te maken: ik ga na de zomer in Antwerpen een hapje eten met Ronald Gaastra. En als Thomas Pieters en Nicolas Colsaerts het goed blijven doen – ze staan op plaats vier en negen, respectievelijk vier en drie onder par – dan kom ik nog eens terug naar het golf. Ik mis Ronald nu al.

De I in Timmers (bis) in De Morgen van 10 aug 2016

(verschenen voor de finale waarin hij zilver pakt in 47.8)

Had Pieter Timmers nu gelijk om voor zichzelf te kiezen?

8.14, een Belgisch record en als zesde naar de finale, die al is gezwommen als u dit in de krant leest. Wat ook zijn tijd en plaats was afgelopen nacht (zilver en 47.8), Pieter Timmers is geslaagd in zijn soloslim. Zijn finaleplaats op een van de koningsnummers van de Olympische Spelen is bijna een medaille waard.

48.14 en sneller gaan in de tweede race van de dag, is bovendien niet veel zwemmende zielen gegeven. Na vier dagen Olympische Spelen is het een rode draad dat alleen de raszwemmers hun tijden ’s avonds hebben verbeterd. Timmers is de enige Belg die dat kon. Hulde daarvoor.

De I in Timmers heeft dus opgeleverd wat hij voor ogen had en dus heeft hij gelijk. Point taken. Dat de Belgische zwemvaudeville voor ergernis en verdeeldheid heeft gezorgd in een biotoop die weinig verstoring kan verdragen, dat zal Pieter Timmers en Ronald Gaastra een zorg wezen. Daar is zelfs enig begrip voor op te brengen. Gaastra zit op de wip als deeltijds bondscoach en lonkt naar het buitenland en Timmers hangt ergens de komende maanden zijn zwembroek aan de haak. ‘Na ons, de zondvloed’ is hier uitstekend van toepassing.

Maar geen begrip voor Gaastra, die nu onder zijn verantwoordelijkheid als coach van de estafette probeert uit te komen door te zeggen dat dit probleem al maanden geleden had moeten opgelost zijn. Heel juist, en daarvoor hebben we een coach, om problemen op te lossen, en die coach was Gaastra, en die problemen waren niet opgelost.

Eén benzinetank

Zoek de fout: Gaastra is geen probleemoplosser, hij had dus nooit coach van de estafette mogen worden. Gaastra is een probleemzoeker, en als er geen probleem is, dan creëert hij er zelf wel een. Hij drijft op rancune: tegen de bobo’s, af en toe tegen de journalisten, tegen andere trainers, tegen zwemmers van andere trainers. Daar haalt hij zijn gram en zijn energie uit. Hij is slim en hij is verbaal sterker dan om het even wie in het zwemwereldje en hij doet al jaren zijn zin.

Mag dat? Misschien. Soms helpt een conflictmodel in de topsport. Maar in dit hele onverkwikkelijke gedoe ziet men één aspect over het hoofd: de sloten overheidsgeld die richting Gaastra en Timmers gaan en bij uitbreiding het hele zwemmen. Gaastra wordt al twintig jaar betaald met belastinggeld en Pieter Timmers is een staatsatleet, zeer goed betaald vergeleken met bijvoorbeeld zijn Nederlandse collega’s.

Tegenover dat geld staan een aantal verplichtingen en één daarvan was de estafette. Die is op de helling gezet, niet omdat Timmers niet in de serie wilde starten, maar omdat het probleem bewust niet is uitgepraat, bijna in de hoop dat er wat stennis zou ontstaan.

Past bewondering voor de atleet die binnen zo’n verziekte sfeer toch presteert? Jazeker. Sommige atleten worden beter als negatieve energie hun richting uitkomt. De druk op Timmers om de finale te halen en het stempel van egoïst af te zweren, was immens groot en hij is met brio geslaagd. Dat de estafette met hem erbij in de finale drie seconden trager was dan in de series zonder hem, is daarvan een bijproduct, evenals de frustraties en het oud zeer waarmee die andere zwemmers nu zitten. ’s Ochtends zwommen die andere vier zonder Timmers nog op rancune. ’s Avonds brak de gemiste nachtrust hen zuur op en gingen al hun wedstrijden de mist in.

 

En nu weer sport. Wat nu voor de finale? Hoe moet Pieter Timmers die aanpakken? Misschien is het voorbeeld van Chad le Clos wel het overwegen waard. In de 200 meter vrije slag haalde die zilver met een onwaarschijnlijk snelle opening van 23.3 op de eerste vijftig. 23.3 was een dag later de opening van Timmers op de 100 meter.

Timmers heeft bewezen dat hij goed kan zwemmen. Hij is een beetje de Pieter (zelfde voornaam alvast) van den Hoogenband van België, met de nadruk op een beetje, want die zwom zestien jaar geleden al 47.84. Timmers is niet de beste starter, met matig onderwaterwerk, geen te beste tuimelaar, maar in het water is hij bij de beteren. Zijn 24.83 op de tweede vijftig is de derde snelste tijd van alle halvefinalisten, maar dat zegt ook niet alles want de Nederlander Sebastiaan Verschuren kwam nog sneller terug maar haalde de finale niet.

Zijn eerste vijftig is dan weer de op één na traagste, maar ook dat wil niet alles zeggen want de tweede tijd van de finalisten, de Australiër Kyle Chalmers, ging nog trager weg maar kwam dan weer drie tienden sneller terug dan Pieter Timmers.

De 100 meter vrije slag is als een formule 1 over twee ronden: je hebt één tank en daarmee moet je het doen. Verbruik je te veel benzine de eerste ronde, dan val je plat de tweede. Heb je aan het einde nog benzine over, dan heb je ergens niet genoeg gas gegeven.

De natte droom van het duo Gaastra-Timmers op deze laatste grote afspraak is een tijd onder de 48, de grens tussen groot en goed op de 100 meter vrije slag. Met zijn nieuw record is Timmers gestegen van plaats 54 naar 43 op de alltime ranking. Wil hij bij de snelste dertig zwemmers uit de geschiedenis geraken, dan zal hij voor zijn laatste grote afspraak in een olympisch bad risico moeten nemen. De Le Clos-tactiek of vol weggaan en kijken waar het schip strandt, heeft ook zijn charme. Soms ziet het er lullig uit, dat harken aan het eind, maar wie niet waagt, niet wint.

MET ZIJN 47.8 IS HIJ 24ste PERFORMER ALL TIME

 

Welles-nietes naast het zwembad in De Morgen in de nacht van 9 aug 2016

Welles-nietes naast het zwembad

In het olympisch bad stond een rollercoaster voor de Belgische zwemploeg. Na een dolle rit bleef één individuele finale, één teamfinale en een waterkans op een andere finale over. Maar de verdeeldheid is groter dan ooit na een vaudeville van zwemmen, niet zwemmen en toch weer zwemmen.

Maandagavond 23.30 uur (lokale tijd) Parque Olímpico

Het is in België halfvijf in de ochtend als Louis Croenen, die net een finaleplaats heeft afgedwongen op de 200 meter vlinderslag, voor de camera van Ruben Van Gucht verschijnt. Die vraagt hoe het zit met de 4×200 meter. Croenen: “Daar gaan we straks over praten, maar ik stel voor dat iedereen zwemt.”

In de vreemde tweestrijd Croenen-Timmers, die een paar weken voor de Spelen ineens kwam opborrelen – ‘Als hij niet zwemt, zwem ik ook niet’ – staat Croenen door zijn finaleplaats op 1-0. Hij is vannacht de eerste man sinds Fred Deburghgraeve in 1996 in een olympische finale. Goud zal hij niet halen, en een medaille ook niet, maar hij staat op een mentale 2-0 door zijn deelname te bevestigen aan de series van de 4×200.

Ze praten, de coaches, maar ze komen er niet uit. Wat in de achtergrond speelt, is dat Pieter Timmers zich op links ziet ingehaald als Belgiës topzwemmer en ook een finale wil op de 100 meter vrije slag. Hij wordt daarin gesteund door zijn coach Ronald Gaastra, die nota bene de coach is van het estafetteteam.

Gaastra: “Pieter zwemt de series niet.”

Rik Valcke, trainer van Louis Croenen: “Dan Louis ook niet.”

Dinsdagochtend 7.20 uur Copacabana

Het is al middag in België als uw dienaar wakker wordt en ziet dat Twitter is ontploft. Onbegrip alom. Het nationaal gevoel, het gemeenschappelijk belang, gewoon op de helling gezet door twee egoïsten.

Brigitte Becue begrijpt er niets van: hoe is het mogelijk, dit zijn wel de Olympische Spelen.

Sporza-cocommentator Sidney Appelboom, de laatste tijd wel heel erg op de hand van Ronald Gaastra, en tijdens de halve finale ook nog eens zeer kritisch voor Croenen, toont ook weinig begrip. “Onbegrijpelijk. Negen uur moet voldoende zijn om te recupereren.”

“Gelieve nu geen druk te zetten en de beslissing te respecteren”, tweet Gaastra.

Bondsvoorzitter Michel Louwagie verblijft in Casa Belgium, aan de andere kant van Copacabana, een slechte taxichauffeur verder. Het is 9.20 uur als we hem treffen. Louwagie is in alle staten. “Drie jaar geleden op het WK in Barcelona heb ik mij boos gemaakt omdat Gaastra in de series van de 4×200 Timmers niet had ingezet en we negende waren geworden. Dit zijn de nummers waarop je aan de wereld kunt tonen dat je weer een zwemland bent. En nu doet hij het weer.”

Louwagie’s telefoon rinkelt onophoudelijk. Het BOIC, de Vlaamse Zwemliga, journalisten, iedereen wil hem spreken. Hij heeft een oplossing aan Valcke gesuggereerd: “Zet Louis Croenen tóch in op de 4×200, en iedereen staat voor het blok, zeker Gaastra. Of Louis zesde of achtste wordt in zijn individuele finale, hij toont dat hij wel wil zwemmen voor zijn land, en jij wordt na de Spelen toch bondscoach, neem dus je verantwoordelijkheid.”

Als de telefoon een minuut stil is, zegt Louwagie: “De zwemmers krijgen premies van de zwembond. Wie niet zwemt, kan naar zijn premie fluiten. Ook Sport Vlaanderen is niet blij, zo heb ik gehoord. Al het geld van het topzwemmen komt van hen, en dan wordt een team met allemaal Vlaamse zwemmers zo op de helling gezet.”

Iets later telefoon: Louwagie kan weer lachen. “Louis zwemt wel, Pieter niet. Mooi zo. Schrijf nu maar dat de bobo’s toch af en toe iets kunnen forceren in goede zin. Pieter Timmers met al zijn show en samen met zijn madam in de gazet, verdorie toch. Timmers en Gaastra zijn egoïsten. En jullie van de pers lopen daar in.”

Dinsdagnamiddag Aquatic Center

De eer van de natie is gered, maar de wonden zijn diep. Croenen en Valcke de winnaars, Gaastra de kwade genius en Timmers de loser? Dat is al te simpel, maar dat lijkt eraan te komen als Timmers kansloos de finale zou missen of nog erger, niet door de kwalificaties zou geraken. Louwagie spreekt de pers toe op de middag en neemt geen blad voor de mond.

Om halftwee vermijdt Timmers rampscenario 1. Hij gaat met de negende tijd naar de halve finales, maar daarin zal het harder moeten en Timmers is geen veelracer. Hij is pas op latere leeftijd veel kilometers beginnen te maken en kan geen opeenvolgende belastingen aan. Dat is ook de achterliggende reden dat hij de 4×200 meter laat schieten. Drie races in één dag verwerkt hij niet. Hij is tevreden over zijn 48.46 en over de 4×200 wil hij nog dit kwijt. “Ik heb eerder al gezegd dat dit een ramp zou worden, en het is een ramp geworden.”

Dinsdag 14.45 uur Aquatic Center

Het is geen ramp geworden en Timmers heeft niet gezwommen. Er is nog leven na Timmers, want de 4×200-ploeg heeft zonder hem zowaar de zevende tijd gezwommen. Ronald Gaastra is zijn eigen komische zelf in de mixed zone: “Zie je dat ik gelijk had. Dit was mijn opstelling voor de series, maar dan zijn er zwemmers die niet kunnen slapen en beginnen te huilen en dan bemoeit iedereen zich ermee.”

Louis Croenen analyseert rustig: “Of ik nu zwem vanavond of niet, maakt niet uit, ik zie het wel. Ik was vanochtend opgestaan met het beeld voor ogen van een lege baan waar Belgium moest in starten. Ik dacht meteen: dat kan niet.

Afgelopen nacht

De afloop moeten we u schuldig blijven. Hopelijk bent u voor één keer blijven kijken of hebt u het bij de ontbijt-tv meegekregen hoeveelste Louis Croenen is geworden in zijn 200 meter vlinderslagfinale, en de 4×200 in hun finale. En natuurlijk of Pieter Timmers zijn eigen individuele finale op het koningsnummer van de 100 meter vrije slag heeft gehaald, daar waar het van in het begin allemaal om te doen was.

 

20160810_De-Morgen_p-2-3-mail

There is no I in team, wel in Timmers in De Morgen van nacht van 9 augustus 2016

There is no I in team, wel in Timmers

Op dag één van de Olympische Spelen liep ik een Nederlandse collega tegen het lijf in de zwemcatacomben. Weet je waar die over begon, nadat we de te verwachten deconfiture van het Nederlandse zwemmen hadden geanalyseerd? Over de clash op de 4×200.

“Dat wordt weer spannend tussen Nederland en België. Vorige keer waren jullie sterker.” Ja, zei ik, “als er wordt gezwommen, want die van ons doen moeilijk. Misschien zwemmen ze niet”. Hij trok grote ogen.

Gisteren, bij het van de bus stappen, zag ik hem terug. “Ze wilden bijna niet zwemmen, onze Belgen”, zei ik. “Het is pas deze ochtend beslist en Pieter Timmers zwemt niet.” Nog grotere ogen. “En die Ronald Gaastra wil technisch directeur bij ons worden. Nounou.”

Wie begrip toont voor deze vaudeville, is al een paar jaar weg uit de topsport of heeft er niks van begrepen. Niet dat Ronald Gaastra zijn persoonlijke redenen niet heeft om het individuele boven het collectieve belang te stellen, want de man heeft goed werk geleverd als trainer en wordt daarvoor nu bedankt met het niet-verlengen van zijn parttimecontract bij de Vlaamse Zwemfederatie. Dat is al meer dan een half jaar bekend, maar het kwam toevallig net weer in de aanloop naar de Spelen bovendrijven, als ware het groot nieuws.

Er is al langer gedoe met de 4×200-ploeg. Louis Croenen had gezegd dat hij in geval van een finale op de 200 meter vlinderslag eventueel de series van de 4×200 niet wilde zwemmen. Hij communiceerde niet al te best en dat werd door het andere kamp aangegrepen om hem voor schut te zetten. “Louis wil in zijn bed blijven liggen.”

Op 18 juli verscheen deze paragraaf in deze rubriek: “Pieter Timmers moet ook niet naast zijn grote schoenen gaan lopen, want Croenen heeft meer kans om de olympische finale te halen van de 200 meter vlinderslag dan Timmers van de 100 meter vrije slag. Hij zal nog goed moeten uitkijken in de series, wil hij het tot de halve finales schoppen.”

Dat laatste is gelukkig wel gebeurd, maar de voorspelling lijkt uit te komen: een finale zit er voor Timmers nog steeds niet echt in. Hij haalde in de series ongeveer zijn intrinsieke niveau en voorlopig zijn minstens acht zwemmers sneller dan hij. Gaastra beweert dat Timmers 47.7 kan zwemmen. O ja? Als Timmers 47.7 zwemt, zwem ik van Rio naar huis, maar niet nadat de UCI eerst op verborgen motortjes heeft gescand.

Louis Croenen is mondiaal Belgiës beste zwemmer en komt uit dit sacochengevecht als de morele winnaar, zelfs al verzoop hij afgelopen nacht misschien, maar daar kunnen we u door het tijdsverschil geen uitsluitsel over geven. Pieter Timmers en Ronald Gaastra hebben hun mentale achterstand op Croenens finaleticket nooit meer kunnen goedmaken en zagen de ultieme zet van het Croenen-kamp – wij zwemmen toch (en wij denken aan het algemeen belang) – ook niet aankomen.

There is no I in team is een wereldwijd gebruikte boutade onder coaches om uit te leggen dat het belang van het team dat van het individu moet overstijgen. Er zit geen I in team, maar er zit wel een I in Timmers, en zelfs een heel grote I. De zelfverklaarde grote zwemmer Pieter Timmers, die destijds al Eindhoven verliet met nogal wat noten op zijn zang, dreigt nu zijn laatste mondiale toernooi te zullen verlaten met het brandmerk van egoïst. Fel overdreven, maar toch zal hij daar weinig kunnen tegen inbrengen. Zelf weinig kans maken op een finale en zijn individueel belang laten prevaleren op het ploegbelang en op het belang van een ploegmaat die wel een finale haalt, het doet nogal Belgisch aan.

Wij zijn een land van individuele sporters die jaloers zijn op elkaar en successen met teams zijn uiterst zelden. Dat is niet alleen het gevolg van een kleine bevolking, onze koersmentaliteit en een uitgezwommen zwemmer die het na dit toernooi voor bekeken houdt: individualisme zit in onze cultuur ingebakken.

Teamdenken impliceert solidariteit, opofferingsvermogen, opgaan in het grotere belang. Het zijn coaches die ons moeten aanleren dat de som van de delen sterker is dan de delen apart, maar hoewel een meestercoach, is de eenzaat Ronald Gaastra daarin nooit bepaald een meester geweest. Het was altijd wij tegen zij, en dat wordt er met ouder worden niet minder op.

20160810_De-Morgen_p-3-mail

Groots…Greg…Goud in De Morgen van 8 aug 2016

In de pdf hierbij ook opinie van Geert Noels

GROOTS…GREG…GOUD

Op het zwaarste olympische parcours ooit is de mooiste wegwedstrijd uit de olympische geschiedenis gereden en die is gewonnen door de beste en meest genereuze klassieke coureur die nog nooit een klassieker had gewonnen. Zaterdag gaf Greg Van Avermaet op Copacabana zijn carrière de mooist denkbare glans, die van goud.

Na een rampzalige start in judo en tennis maar een stevige hockeyprestatie pakte België op dag één meteen het derde te verdienen goud van de Olympische Spelen van de 31ste Olympiade. Medevluchter Jakob Fuglsang stond niet eens op de foto toen Greg Van Avermaet aan Posto 5 over de aankomst stormde en het uitschreeuwde van vreugde en ook een beetje van ergernis. De beste klassieke renner had nog nooit een klassieker gewonnen en dat stak.

Die omissie is nu weggevaagd in een bijna zeven uur durende knalprestatie. Vergeet die ereplaatsen en de daarmee gepaard gaande frustratie na de Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix, vergeet dat kasseigeknots van de Omloop, want in Rio lagen ook kasseien en het ging er ook nog eens hard bergop, vergeet die Tour-etappes… Dit onverwachte goud op een parcours dat hem niet lag, overstijgt ruim de wereldtitel van Johan Museeuw in twintig jaar geleden in Lugano, ook op een onmogelijk parcours.

Dit olympisch goud is bigger than life, dit is dé Belgische wielerprestatie van deze eeuw. En toch was het Belgische beeld van de dag niet die sprint, ook niet het knullige podium achteraf, een olympische titel onwaardig. Wel de eerder afgestapte Laurens De Plus, die na de verschroeiende sprint van Van Avermaet in tranen van ongeloof Copacabana op en neer liep, hij van Etixx-Quickstep op zoek naar de man van BMC voor wij hij zich eerder de ziel uit het lijf had gereden en die het namens de Belgische driekleur meesterlijk had afgemaakt.

De jonge De Plus, twintig pas en nog zo onbezoedeld, die besefte dat hij mee historie had geschreven en die over de sponsorgrenzen heen zo ontroerd was dat hij zijn tranen de vrije loop liet. Dít zijn de Olympische Spelen en die zijn met niks te vergelijken. Later kwam ook Serge Pauwels met een brede smile over de meet. Philippe Gilbert was iets minder happy en leek eerder verwonderd dat zijn ploegmaat dat tot een goed einde had gebracht. Hij had moeten afhaken op de zwaarste helling en hij was niet de enige die grote ogen trok, niet het minst de winnaar zelf.

Alles zat mee

Bondscoach Kevin De Weert, nog zo’n beeld: trillend op zijn benen, trillend in de keel, had geen woorden maar stortte toch een woordenvloed uit. De Weert en zijn kersverse olympische kampioen waren heel eerlijk in hun analyse: uiteraard moest alles meezitten en zat ook alles mee en vielen alles puzzelstukjes aan het eind op de juiste plaats.

Hoe ging dat dan? Welnu, Greg Van Avermaet dwong zijn geluk zelf af door in de aanval te gaan, door te reageren op de juiste uitvallen, door er aan te hangen bij de laatste klim naar Vista Chinese en ten slotte door te profiteren van de val van Vincenzo Nibali en Sergio Henao, die anders wellicht samen naar de aankomst waren gereden maar al te driest te werk gingen.

Ze crashten in de afdaling en vervolgens ging Van Avermaet mee met Jakob Fuglsang, die achter de niet gevallen Rafal Majka aanging. En de Deen wil altijd koersen. Geluk dus, dat zeker, maar als je niet aanvalt en niet vooraan zit, dient geluk tot niks. Van Avermaet reed altijd voorin en was na 240 loodzware kilometers de meest lucide, sterkste en rapste van de drie.

Door het subjectieve heen kijkend, is dit voor de neutrale kijker en misschien zelfs voor de UCI een zwak podium zonder grote naam dat het wielrennen geen eer aandoet. Van Avermaet, Fuglsang en Majka hebben samen geen klassiek en ook geen etappepalmares, al heeft Majka nu al twee keer de bergprijs gewonnen in de Tour. Jawel, de klimgeit van de voorbije Tour werd door een Belgische klassieke renner op zijn parcours geklopt.

Mooi lijstje

Greg Van Avermaet is een renner die vooral in het wielrennen aanzien geniet: genereus, voluntaristisch, altijd in voor een aanval, maar hij had vooralsnog niet het palmares dat bij zijn kwaliteiten hoorde. Deze olympische titel zal daar verandering in brengen, ook in de perceptie van zijn eigen mogelijkheden.

Toch krijgt in het wielrennen een olympische titel zelden de erkenning buiten het winnende land. Dat lag in het recente verleden aan het parcours en aan rare wedstrijdwendingen. Het handeltje in Londen tussen de Kazak Alexander Vinokoerov en de Colombiaan Rigoberto Uran, door de portemonnee van de eerste in zijn voordeel beslecht, heeft er ook geen goed aan gedaan. Daar had deze wedstrijd alvast niks mee vandoen, al zal Fuglsang nog wel eens in het Waasland mogen aankloppen voor een wederdienst, in speciën dan wel in daden.

Even abstractie gemaakt van Alexander Vinokoerov staat Greg Van Avermaet deze eeuw nu toch maar mooi in een lijstje met Samuel Sanchez (Beijing), Paolo Bettini (Athene) en Jan Ullrich (Sydney).

Rio Files 7: Iedereen Carioca in De Morgen van 8 aug 2016

Iedereen Carioca? Afwachten

Weet u wat zo leuk is aan de Olympische Spelen en al die verschillende rassen en culturen? Als je in een basketbalshort even de benen strekt op Copacabana – je accreditatie hangt onder de polo en alleen het lintje is te zien – en er een vrijwilliger op je afstapt die vraagt van welk land je bent en aan welke sport je deelneemt. Echt waar: “Which competition do you participate in?” Het is geleden van Roland Garros 1990, net gestopt als volleyballer, dat men mij verwarde met een tennisser. Ik droeg het Agassi-jeansshortje en men vroeg mij om een handtekening. En nu weer. I love Copacabana.

Maar dan, 35 kilometer verderop. Mijn gratis buskaart had truken gekregen en ik wilde die verwisselen. Waarop de mevrouw aan de problem desk mij licht gegeneerd vroeg: “Mijnheer, ik vraag het maar, u moet er niks achter zoeken, maar als u eventueel 60 bent, dan krijgt u een buskaartje van ons waarmee u een atendimento preferencial, een voorkeursbehandeling krijgt.” Ouderen, gehandicapten en zwangeren hebben hier aparte rijen of mogen altijd een hele rij skippen, een vreselijk systeem. Het aanbod kwam een dag nadat men mij als atleet aanzag. De wolk was meteen verdampt en de landing hard. Ik heb geen voorkeurskaartje.

We zijn twee dagen ver – drie met de opening erbij – in het evenement en we hebben er nog veertien te gaan. De Brazilianen hadden ons gewaarschuwd: wij doen alles op het laatst, maar uiteindelijk komt het wel goed. Dat eerste klopt, dat laatste niet altijd. Ik zag een enorme rij van wel 50 meter staan bij de openingsceremonie voor de ‘gewone’ mensen en ik was opgelucht dat ik een kaart rond mijn nek had. Tot ik aan ingang C kwam, de media-ingang: een rij van 400 meter alstublieft. Ik heb 100 meter gestolen door met collega’s te beginnen praten voor en achter mij en zo verder op te schuiven. Dat duurde langer dan een uur.

Het teruglopen naar de bus na afloop nam anderhalf uur in beslag omdat ongeveer de helft van de 50.000 aanwezigen langs hetzelfde treinstation weg wilde. Van crowdcontrol hebben ze hier nog niet gehoord. IOC-voorzitter Thomas Bach loofde nochtans het transport. Daar kan ik mij iets bij inbeelden. Ik heb destijds een paar keer deel uitgemaakt van het gevolg van zijn voorganger, Jacques Rogge, en ik heb nooit meer dan drie rode lichten gezien en nooit langer dan een minuut aan de ingang moeten aanschuiven.

Het transport loopt prima voor de happy few, maar voor alle anderen is het soms een hel. Bussen komen niet of maar een beetje, bij de ene venue loop je zo naar binnen, bij de andere sta je vast als vluchtelingen aan de Macedonische grens.

Brazilianen zijn kampioenen in de improvisação, maar dat spoort niet met grote evenementen. Als de media niet tevreden zijn, dan schrijven de media over de dingen die ze niet goed vinden. Athene kwam in de buurt, maar toen de Spelen eenmaal waren begonnen, schreef iedereen over het evenement en de sport. Dit weekend heb ik de buitenlandse kranten nog vol zien staan over het water, over de chaos, over diefstallen in het perscentrum en bedriegende verkopers in de winkels (zelf meegemaakt). Over de openingsceremonie was iedereen enthousiast, maar het slechte in het nieuws over Rio de Janeiro overheerste.

Dit zijn de eerste Spelen waarin het negatieve op de een of andere manier zal blijven resoneren, gedurende de volle zestien dagen, en dat hebben de Brazilianen toch voor een deel aan henzelf te danken. Inmiddels is hen dat ter ore gekomen en de verwijzingen naar het wantrouwen van de rest van de wereld en hoe ze daarop hadden gereageerd, waren niet uit de lucht tijdens de openingsceremonie.

Bij elke allusie steeg gefluit op, bij elke zin in het Portugees ook en er werd behoorlijk wat ‘geportugeesd’, dus behoorlijk wat gejoeld en gekrijst. De Braziliaanse pers is veel beter te lezen dan te verstaan, dat is typisch aan Portugees, en dan las je afgelopen weekend: O mundo é Carioca. De wereld Carioca? Ik wil graag, maar ik hou nog een slag om de arm.

20160808_De-Morgen_p-23-mail

Rio Files 6: Emotie en pers in De Morgen van 6 aug 2106

Emotie bij de pers

Vandaag begint het laatste evenement van de lange, hete en voor België nog niet bijster succesvolle sportzomer. (Even tussendoor: die uitschakeling van Anderlecht, wat was dat zeg?) Het EK voetbal was een mooi voorgerecht, de Tour een welkom tussengerecht, maar de Olympische Spelen zijn het hoofdgerecht. Anders gesteld: het EK voetbal is een dambordstad, de Tour een leuke middeleeuwse stad en de Olympische Spelen een wereldstad. In de dambordstad verdwaal je nooit en ben je snel rond. In de middeleeuwse stad kan je je al eens verliezen en met de wereldstad ben je na zestien dagen nog niet klaar.

Ik verkies de Olympische Spelen boven elk ander evenement, omwille van de onvoorspelbaarheid en het brede palet aan impressies. Bovendien waren deze Spelen al spannender dan de Tour en Euro 2016 en toen moest de echte sport nog beginnen.

Mijn eerste Spelen als journalist waren Seoel, vanop de redactie. De tweede waren die van Barcelona als perschef van het Belgian Olympic Team. Een drie weken durende unieke ervaring, en dan niet alleen omdat ik het Dream Team I live kon zien maar ook en vooral voor de beleving van binnen uit. Het opstappen in de openingsceremonie, de dagelijkse omgang met atleten en begeleiders in goede en kwade dagen, de kennismaking met de grootheid Robert Van de Walle – toen nog atleet – en met Jean-Marie Dedecker en zijn toen nog jonge bende en vooral de omgang met media waren eyeopeners.

Na het BOIC ging ik in 1993 naar Nederland werken en werd er in no time aanvaard als olympisch specialist. In Atlanta 1996 moest ik alleen nog mijn laatste verhaal sturen over hoe de volleyballers weer net niet eerste waren geworden. En toen wonnen ze goud en had ik twee uur om 15.000 tekens te tikken over een ploeg die in ruzie was gevallen met elkaar en met de coach en toch won. Op de golven van inspiratie kan alles en drie maanden later werd mijn verhaal opgenomen in Het Beste van de Nederlandse Sportjournalistiek, met dank aan Mart Smeets. Later die avond dansten we in het allereerste echte Heineken House de polonaise met Willem-Alexander, nu koning der Nederlanden.

Nog eens vier jaar later won onze columnist Pieter van den Hoogenband, die hier straks ook arriveert, twee keer goud en zag ik hem op training een wereldrecord zwemmen – voeten los dus zonder officiële timing – maar onmiskenbaar een sub-48’er. Of ik dat even wilde geheimhouden. Dat wilde ik maar al te graag.

Sydney was een droom, Athene ook, maar daar was het aanpoten omdat ik voor deze krant en voor Nederland moest werken. Gelukkig was er mijn dierbare collega Kristof Windels die alle gaten dichtliep en zelf ook nog scoorde. In Peking was Kristof er weer bij en ook om andere redenen heb ik al een paar keer aan hem gedacht, hier op mijn flatje in Rio. Hier zijn meer kilometers te maken dan op welke Spelen ook en ze duren nog eens langer.

De tijden zijn veranderd, soms een nadeel maar soms ook een voordeel. Ook weer op deze Olympische Spelen wordt soms journalistiek met een h bedreven, meer dan pakweg bij het voetbal. Ik heb op een voetbaltribune nog nooit een (Belgische) collega in tranen gezien omdat zijn ploeg had gewonnen. Op de olympische perstribunes wordt geregeld gejuicht en gevloekt en dan niet alleen bij die van de tv, die hun geschreeuw en gekrijs vergoelijken omdat ze de kijker in de actie willen betrekken.

Veel van de meer dan honderd meisjes en jongens die namens België in Rio aantreden zijn kansloze, armlastige atleten aan wie de vraag stellen ‘waarom bak je er niet meer van?’ neerkomt op de ultieme diskwalificatie. We hebben maar enkele toppers en de lijn tussen koesteren en journalistiek bedrijven is dun.

Zo ben ik niet naar de persconferentie van Charline Van Snick gegaan. Een grootheid in haar sport, maar ‘La Snick’ had via het BOIC verordonneerd dat er geen vragen mochten worden gesteld over haar loting. Dat heb ik niet willen riskeren. Na nog wat geleuter over de hond, de vriend, de familie, de judogi, zou de vraag er bij mij zomaar kunnen uitfloepen: “Het schijnt dat er ook een Roemeense meedoet aan het toernooi, ene Monica Ungureanu of zo, is dat een goeie?”

20160806_De-Morgen_p-22-mail