Waarom we niet of maar een beetje wild moeten worden van al die WK-medailles
Wat is die Philippe Gilbert een pretbederver. Nu is hij en niet onze Vlaamse Greg de man van het voorjaar. Winnen op de kasseien in Vlaanderens Mooiste én winnen in een hellingklassieker uit het Ardennenluik, overtreft de kasseienreeks van Van Avermaet. Die heeft zondag – op voorwaarde dat hij start – wel nog een kans om beter te doen door Luik-Bastenaken-Luik, dé referentieklassieker onder de Monumenten te winnen.
Met de overwinning van Gilbert raakte ook nog eens het WK baanwielrennen in Hong Kong ondergesneeuwd. België won daar vijf medailles: drie bronzen, één zilveren en een gouden voor de ploegkoers bij de vrouwen, een nieuw nummer. Dat hebben we allemaal kunnen volgen, met dank aan de VRT. Hulde overigens aan Renaat Schotte die zijn VRT-bazen zover kreeg dat ze hem naar Hong Kong stuurden. Het baanwielrennen is een wonderschone sport die meer aandacht verdient.
Maar moeten we nu wild worden van medailles op een WK in een post-Olympisch jaar? Dat mag, maar dat moet niet. Anderzijds is er ook geen enkele reden om daar minnetjes over te doen. Oké, een aantal landen kwamen met een bitter jonge selectie waaruit de allerbesten zullen overblijven om met de gevestigde waarden naar Tokio toe te werken. België kwam op volle sterkte, da wil zeggen met alle Vlaamse renners die beseffen dat er nog wielerleven is naast kasseien en modder, maar presenteerde zich wel met een jonge achtervolgingsploeg.
Vijf jaar achterlopend op de planning van de bondscoach zou die ploeg eindelijk onder de vier minuten duiken. Al is duiken misschien sterk uitgedrukt voor 49 duizendsten op één van de snelste banen van de planeet. België had ook routiniers in de andere nummers, zoals Deketele-De Pauw in de ploegkoers en de bronzen Jolien D’hoore die twee medailles won. Zij opende de medaillejacht met brons in de scratch en pakte het eerste ploegkoersgoud voor vrouwen samen met Lotte Kopecky en zij is dan wel weer een jong talent.
De mooiste medaille op dit WK was de bronzen van de twintigjarige Nicky Degrendele in de keirin want dat moet er ook nog even bij verteld: van alle disciplines waarin België medailles won, is alleen de keirin Olympisch.
Voor de Vlaamse koersliefhebber zal dat misschien weinig verschil maken, maar in de internationale benchmarking gaapt een Grand Canyon tussen olympisch of niet-olympisch. Het toppunt is dat van alle topsportprojecten die de wielerbond indiende bij Sport Vlaanderen, het keirin met (woelwatertje) Degrendele het laagste prioriteitsniveau kreeg. Van de ploegkoers bij de mannen – de allerallermooiste discipline – is dan weer geen spoor meer te bekennen. Beschamend.
Wel deze randbemerking: er is een reële kans dat de ploegkoers of Madison weer olympisch wordt. Of dat nu zo’n goed idee is voor de promotie van het baanwielrennen, is lang niet zeker. In Peking 2008, voorlopig de laatste Spelen met de Madison op het programma, grepen Deketele en Keisse net naast de medailles in een onwaarschijnlijk chaotische wedstrijd die zo vol zat van de combines dat alleen de Belgische stadionomroeper nog begreep wie vooraan reed en wie achteraan.
Maar goed, het is veel te vroeg om over de Belgische kansen te filosoferen want als de ploegkoers weer olympisch wordt, trekken de wielerbaanlanden wel een nieuw blik talenten open die ze in twee jaar klaarstomen voor het grote fondwerk op de 250 meterbaan. De enige juiste conclusie van dit WK is de volgende: waar ook op twee wielen wordt gereden, weze het op gras, modder, kasseien, asfalt, beton of hout, België/Vlaanderen zal altijd talent produceren. En de enige juiste vraag na dit WK is deze: wat zal met dat talent gebeuren tot en met 2020?
Zal het in de aanloop naar Tokio op dezelfde manier gaan zoals naar Londen 2012 en naar Rio 2016 met een bondscoach die eens in de zoveel weken uit Nederland komt aanwaaien? Er is meer nodig dan het vakmanschap van Peter Pieters. In ons traditioneel koersland heeft een wielerbaanproject alleen kans op slagen als de bondscoach baanwielrennen zijn bed opmaakt op het middenplein van de wielerbaan en alles wat een beetje talent heeft, warm maakt voor de piste als een betere en mooiere springplank om een topwielrenner te worden dan dat Vlaamse kasseiknotsen en strontlopen.