‘Aan de broek hangen? Nee, alleen in Italië’
Ze waren trainingscompagnons toen in 1982 de ene van de andere de trui van Belgisch kampioen overnam. Roger De Vlaeminck fileert nog elke koers het hedendaagse peloton, en petit comité. Frank Hoste doet het voor een breder publiek, zoals deze zomer namens Radio 1 in de Tour.
De voertaal was Oost-Vlaams, Gents en de Eeklose variant daarop. De mannen kenden elkaar. Soms ging het ook niet over de koers. Zoals:
De Vlaeminck: “Voor mij een viske met een beetje rijst.”
Hoste: “Voor mij een steakske. Ik eet nooit vlees, behalve als ik ga eten.”
De Vlaeminck: “Eet je nog zoveel groensels?”
Hoste: “Jaja, elke dag nog een hele pot. Ik eet dat graag.”
De Vlaeminck: “Nutella?”
Hoste: “Ja. Vroeger deed ik alles wat Roger deed. Ik at zoals hij, maar dat was moeilijk want hij at als een betonmolen. Ik trainde zoals hij, dus trainden we samen, maar dat was ook te zwaar. Ik dacht: als ik alles doe zoals hij, dan word ik even goed. Het is niet gelukt.”
Jullie zijn van een verschillende generatie en toch rijden jullie al veertig jaar samen met de fiets.
Hoste: “Dat is de laatste jaren heel wat minder omdat Roger het aan zijn rug heeft en niet meer met de koersfiets rijdt, maar tot voor een paar jaar waren we altijd samen op pad. En dat was zoals vroeger: volle bak van bij het vertrek.”
De Vlaeminck: “Die rug … Heb jij nergens zeer?”
Hoste: “Nu wel, ik ben gisteren met een groepje rappe mannen gaan rijden en ik voel het.”
De Vlaeminck: “Dat zijn spieren, dat is niet zoals mijn rug.”
Hoste: “Roger en ik verschillen acht jaar, maar … (kijkt verbaasd naar zijn buur) ‘Roger, je hebt minder grijs haar dan ik. Gij verft uw haar!'”
De Vlaeminck: “Zijde zot? Ik ben 70 jaar, wat zou ik mijn haar verven? Kijk hier, opzij word ik grijs.”
Hoe hebben jullie elkaar leren kennen?
Hoste: “Ik was liefhebber en ik kwam bij Julien De Vreese (ex-hoofdmekanieker van de ploegen van Godefroot en Bruyneel, HVDW). Die kende Walter Godefroot goed en hij zei tegen Walter: ‘Ik heb er daar een die wil meerijden.’ Walter trainde af en toe met Roger en zo ben ik bij hem gesukkeld. Hij liet mij de eerste rit samen de hele dag op kop rijden: ‘Jonge gasten moeten niet in het wiel zitten’, zei hij.”
De Vlaeminck: “Zijn we dan geen taarten gaan eten?” (lacht)
Hoste: “Ik mocht nooit betalen als we iets gingen drinken.”
De Vlaeminck: “Hij moest altijd naar de wc als er moest worden betaald.”
Hoste: “Neen, dat is niet waar. Ik verdiende gewoon veel minder, niets eigenlijk. Op een dag zei ik: ‘Ik ga trakteren.’ ‘Aha’, zei Roger, en de bakker kwam juist met een hele plateau éclairs af. Hij heeft ze allemaal in zijn kas gedraaid.”
De Vlaeminck: “Hoeveel moest je betalen? Tweeduizend frank?”
Hoste: “1.397 frank, ik weet het nog goed. Als je een koers won bij de liefhebbers had je 900 frank. ’s Avonds kreeg ik 2.000 frank van Roger. Dat kon hem niet schelen, hij had leut gehad.”
De Vlaeminck: “Mijn record was negentien éclairs.”
Jullie hebben wel nooit in dezelfde ploeg gereden.
Hoste: “Neen, maar best ook. Als je bij Roger reed, was hij de kopman. Hij kon niet verdragen dat een ander beter was in zijn ploeg. Nu, ik heb ook gecrost en dan vroeg Roger aan de organisatoren of ik mocht meekomen. Elke wedstrijd was ik precies één ronde achter.”
De Vlaeminck: “Als ik hem zag rijden en ik had wat marge, dan haalde ik hem niet in voor de meet. Zo mocht hij niet afstappen en moest hij nog zijn laatste ronde rijden. Wij trainden in de winter ook vaak samen, in de Lembeekse bossen. We hebben veel plezier gehad.”
Hoste: “Echte kwajongensstreken staken wij uit. Een balkje weghalen in een gracht waardoor je de volgende ronde er vol in knalde en overkop ging. Hij heeft mij ooit eens bij min twee in een waterplas doen vallen.”
Was er een hiërarchie, gezien het klasse- en leeftijdsverschil?
Hoste: “In de koersen kwamen we elkaar tegen, maar echte tegenstanders waren we niet. Ik ben wel Belgisch kampioen geworden het jaar na hem en ik weet nog dat hij in Heusden kwam zagen dat ik ook op kop moest rijden omdat ik nu ook startgeld kreeg.”
De Vlaeminck: “Ik reed mijn meeste wedstrijden in Italië omdat ik voor Italiaanse teams uitkwam. Dat waren ferme koersen hoor, allemaal heuvels of bergen. Ik herinner mij maar één volledige vlakke koers: Milaan-Vignola.”
Hoste: “Toen ik bij Del Tongo reed, moest ik die wedstrijden ook rijden. Op het palmares kwam je geregeld zijn naam tegen. Dus ik dacht: ik kan hier ook winnen. Welnu, na 120 kilometer lag ik eraf. Of er lag een molshoop van 18 procent juist voor de arrivée naar een of andere castello. Ik heb wel twee ritten gewonnen in de Giro en toen wilden ze mij laten bijtekenen. Maar ik wilde niet blijven; de mensen in België wisten niet dat ik nog koerste.”
Zie je de mannen van jouw generatie nog, Roger?
De Vlaeminck: “Neen, heel zelden. Ze mankeren allemaal iets. Ik ook hoor. De ene wordt een beetje dement, de andere heeft het aan zijn hart. Er zijn er bij met wie het echt niet goed gaat, zoals X.”
Hoste: “Wat heeft die allemaal niet gepakt?” De Vlaeminck: “Ik weet het.”
Hoste: “Ze zeggen soms dat de jaren 70, 80 de ergste waren, maar degene die het minst pakte, was Roger. Echt niet normaal, wat die maar deed. Daarom trok ik mij ook op aan hem: ik wist hoe hij het deed. Ik weet van andere kampioenen wat zij namen, ja salut.”
De Vlaeminck: “Het was veel te gevaarlijk. Die ene Ronde van Vlaanderen (1977, HVDW) dat ze allemaal zijn betrapt op Stimul was ik de enige van de grote namen die niet positief was. Later, toen ik bij Francesco Moser in de ploeg reed, heeft dokter Ferrari mij eens aangeboden om met bloedtransfusies te werken, maar ik durfde dat allemaal niet.”
Hoste: “Jij had schrik van de controles. En ik kreeg op slag ook schrik. Soms moest je wel iets doen. Ik heb ooit na de Ronde van Frankrijk 45 criteriums gereden. Ik dacht: ik win niet elk jaar de groene trui, dus nu ga ik ervan profiteren en cashen. Dan kon je wel een opkikkertje gebruiken om twee keer per dag zeventig ronden van één kilometer op rode kasseitjes te rijden.”
Jij hebt de miserie als gevolg van amfetaminegebruik van dichtbij meegemaakt, Roger?
De Vlaeminck: “Je bedoelt Erik (zijn overleden broer, HVDW). Daar mag ik niets meer over zeggen of ze doen mij een proces aan. Wie? Mensen uit zijn omgeving.”
Frank heeft één grote koers gewonnen die jij nooit hebt gewonnen, Roger.
De Vlaeminck: “Gent-Wevelgem? Ik was vier keer tweede. Parijs-Tours en Gent-Wevelgem zijn de enige grote koersen die ik nooit heb gewonnen. Eddy Merckx heeft alleen Parijs-Tours niet gewonnen en dat is nog mijn schuld ook. Ik was supporter van Van Looy en die had alle klassiekers gewonnen. Elke Parijs-Tours reed ik op het wiel van Merckx: ik verloor, maar hij ook. Daar heb ik nu spijt van, ik zou dat nooit meer doen.”
Merckx, Van Looy, De Vlaeminck. Is dat de klassieke hiërarchie?
De Vlaeminck: “Van Looy beter dan ik? Waarom? Omdat hij alle klassiekers heeft gewonnen en wereldkampioen is geworden? Dat klopt, maar hij had tien man die voor hem reden. Die had ik niet. De mannen die bij mij reden … Als ze niet tegen mij reden, mocht ik al content zijn. Ik heb ooit zestig wedstrijden in één seizoen gewonnen: crossen, wegwedstrijden en zesdaagsen samen.”
Hoste: “Ik kan het niet verdragen dat ze Roger wegzetten met opmerkingen zoals ‘vandaag is de top breder’. Ik heb tegen Roger gekoerst maar ik heb ook Johan Museeuw en Gianni Bugno meegemaakt. Ik weet wat hij kon op een fiets en dat was niet mis.”
De Vlaeminck: “Jij was wel een rappe, maar ik heb al de rappe geklopt. Noem maar op: Rik Van Linden, Marino Basso, Patrick Sercu, jij. En ik heb tijdritten gewonnen tegen Eddy Merckx, dé specialist. En ik heb de Ronde van Lombardije gewonnen toen er nog vijf zware cols in zaten. Nu zijn dat er maar drie meer.”
Hoste: “Roger was een klasse apart. Zijn trainingsarbeid kon ik niet aan.”
De Vlaeminck: “Vierhonderd kilometer alleen trainen is een gewoonte. Werken ook. Rik Van Steenbergen moest dag en nacht op de piste zijn, wij zestien uur en vandaag nog zes uur.”
Rik Van Looy zegt: ‘Roger De Vlaeminck was de meest getalenteerde en enige echt klassieke renner van zijn generatie.’
De Vlaeminck: “En ik reed tegen Eddy Merckx, weet je wat dat wil zeggen? Als Van Looy tegen Merckx had gereden op zijn best, dan had hij Luik-Bastenaken-Luik nooit gewonnen. Merckx was niet te doen, hé Frank?”
Hoste: “Dat moet erg zijn geweest. Ik heb alleen in 1978 samen met hem in het peloton gereden. Ik reed mee in Kemzeke en ik wist niet goed wat er gebeurde. Hij stapte af en zei: ‘Ik stop.’ En wij: ‘Allee.'”
De Vlaeminck: “Ik reed kort daarvoor een criterium met hem in Frankrijk en hij zei: ‘Ik heb schrik dat ik ga moeten lossen vandaag, ze gaan mij eraf rijden.’ Als je zo denkt, dan is het tijd. Ik kon Merckx goed verdragen, ’s avonds na de koers. In de koers kon ik er niet
tegen dat hij beter was. Ik wilde hem kloppen. Hij is mij ook als laatstejaarsliefhebber komen vragen om voor hem te komen rijden. En ik met mijn stoute muile: ‘Neen Eddy, ik ga tegen u rijden.'”
Hoe was jouw einde?
De Vlaeminck: “Ik won nog zes koersen.”
Hoste: “En hij is dan herbegonnen, maar alleen voor de cross.”
De Vlaeminck: “Die laatste twee jaar heb ik alleen maar moddercrossen gezien. De goesting was rap over. Maar je moet nu eens eerlijk zijn: als Nys en ik vandaag allebei 25 jaar zijn, weet je hoeveel keer hij wint van mij in de crossen van vandaag? Eén keer op de tien.”
Periodes vergelijken is niet makkelijk en je stelt je onnodig bloot aan kritiek.
De Vlaeminck: “Ja oké, die coureurs van vandaag … Neem nu Beppe Saronni. Wat kon die? Bergop rijden, want hij won de Giro. Massasprinten ja. Tijdrijden ja. Francesco Moser kon dat ook allemaal. Freddy Maertens en Eddy Merckx ook, Bernard Hinault idem. Dat waren polyvalente coureurs en die zie je nu niet meer. Als je Merckx hebt gekend, dan heb je koers gezien. Bernard Hinault was soms zelfs nog dominanter.”
Hoste: “Hinault was verschrikkelijk. Reed een hele dag op kop in de regen met zijn regenvestje aan, met mij in zijn wiel, en ik verloor nóg de sprint van hem. Het klopt wel dat in onze tijd de goeie renners altijd vooraan reden. Ze ontsnapten of ze probeerden. Dat zie je nu veel minder. Er is wel een verschil: jij hebt de tijd meegemaakt dat de kopman vol aan de broek mocht hangen.”
De Vlaeminck: “Dat heb ik niet te veel moeten doen.” Hoste: “Toch wel, Roger.”
De Vlaeminck: “Niet gelijk Jan Raas.”
Hoste: “Dus wel. Laat mij uitspreken. Alle groten deden het en natuurlijk bleven zij dan over in de finale. Ik ben maar koersen beginnen winnen nadat tijdens het WK van 1979 is gefilmd vanuit de lucht hoe Jan Raas wereldkampioen is geworden hangend aan de broek van zijn knechten. Ineens mocht het niet meer. Ik heb nog Luik-Bastenaken-Luik gereden met Didi Thurau die honderd kilometer aan mijn broek hing. En bij elk bergje duwde hij zich twee keer af. Na zo’n eerste keer moest je terug naast hem sprinten want dan volgde een tweede ruk.”
De Vlaeminck: “Ik deed het haast niet in België. In Italië daarentegen waren de helpers kwaad als je niet aan hun broek trok.”
Wat is het grootste verschil tussen vroeger en nu?
De Vlaeminck: “Dat er maar weinig goeie coureurs zijn en dat ze te weinig rijden. Na Parijs-Roubaix rustte Boonen twee maanden.”
Hoste: “Het zijn vandaag voorgeprogrammeerde renners die in de wedstrijd als een soort PlayStation-baasjes gezegd wordt wat te doen. Ik hoorde het nog van een sportbestuurder: als je hen niet zegt in de oortjes dat de Kwaremont eraan komt, dan weten ze het niet.”
De Vlaeminck: “Peter Sagan is natuurlijk wel een hele goeie, maar ook hij neemt nogal veel vrijaf. En die twee van de cross kunnen ook uit de voeten, Wout van Aert en Mathieu van der Poel, maar toch moeten ze het nog eerst bewijzen op de weg in grote wedstrijden.”
Wat betekent sport nog voor jullie?
De Vlaeminck: “Niet te veel meer, nu ik het aan mijn rug heb. Ik denk dat ik mij kapot heb gereden na mijn carrière. Tussen mijn 40 en 60 ben ik blijven trainen als een beroepsrenner. Ik heb nog rondjes van 70 kilometer gereden, alleen, 57 jaar was ik, met een gemiddelde van meer dan 39 per uur. Ik kwam altijd piepedood thuis.”
Hoste: “Hij was niet normaal. Ik ben vier jaar langer doorgegaan en wij trainden nog samen. Lopen kon hij ook goed. Hij is nog tweede geweest in de massaloop van Gent. Eet je nog zoveel taart?”
De Vlaeminck: “Minder, wel als het koers op tv is. Dan kijk ik op tachtig kilometer van het einde en dan nog eens het laatste halfuur. Eerder gebeurt er toch niets. Bergritten probeer ik langer te kijken. Naar de radio naar Frank luisteren? (grijnst) Ik heb geen radio.”
Hoste: “Ik fiets nog wel en ik loop, maar dat is iets minder.”
De Vlaeminck: “Weet je wat mijn nieuwe passie is? Biljarten: van carambole tot driebanden. Ik heb al Ludo Dielis bij mij thuis op bezoek gehad voor een privéles. Ik wil dat spel helemaal kennen en beheersen.”
Hoste: “Zo ken ik jou.”