Nederland schaatsland
Katie Couric van NBC heeft zich van de week geëxcuseerd bij het Nederlandse volk voor haar ‘beledigend’ commentaar tijdens de openingsceremonie. Daar legde ze uit hoe het kwam dat de Nederlanders zo goed zijn in schaatsen. Ik vertaal het even snel door de bocht: “Nederlanders hebben veel kanalen en die werden van oudsher gebruikt om naar elkaar toe te schaatsen, maar ook om lol te maken. En daarom kunnen ze dat zo goed.”
Ik zie niet in waarom Katie zich moest excuseren. Jaren aan een stuk, en echt niet in de laatste ijstijd, moest ik geregeld in Amsterdam zijn en toen liep ik ook wel eens over een bevroren Amstel de wallen op. Niet naar de hoeren, die zaten een wal verder, maar naar onze hoofdzetel van Weekbladpers.
Nederland hééft meer water dan België, het ís er doorgaans (zeker in het noorden) enkele graden kouder en zodoende ís schaatsen daar een deel van het (verenigings)leven geworden. Wie zich in de zomer in Friesland of het noorden (voor de Belgen: dat is niet hetzelfde) verbaast over die grote vijvers met lichtpalen die je haast in elk dorp ziet, dat zijn plassen die behoren dicht te vriezen om vervolgens te kunnen schaatsen op natuurijs. Later kwamen de grote hallen, gigantische ijskasten, 7 in een land van 17 miljoen inwoners (en 19 als de half-overdekte worden meegeteld).
En zo zit schaatsen in het DNA van heel wat Nederlanders en is de schaats van een transport- een sportmiddel geworden.
Jaloerse kut-Belg
Couric had dus geen ongelijk, maar je hebt als allochtoon beter geen mening over het Nederlandse schaatsen of je wordt tot de orde geroepen. Dat overkwam mij vier jaar geleden na de Spelen van Sotsji, toen ik na het lezen van een interview met de stofjesingenieur van het Nederlandse pak durfde te poneren dat de Nederlanders een technologisch voordeel hadden.
Ik werd naar Hilversum gechauffeerd en vervolgens gegrild. “U beschuldigt Nederland van technologische doping?”, stelde de interviewer. Ik zei: “Niet van doping, maar wel van een technologisch voordeel door innovatie en als dat binnen de reglementen blijft, is daar geen probleem mee. Goed gedaan, Nederland.” Het kwaad was geschied: ik kreeg mails dat ik een jaloerse kut-Belg was.
De les? Nederlanders hebben het alleenrecht van het dubbel gevoel bij hun massale successen in het schaatsen en geen ander – al helemaal geen buitenlander – mag zich daarmee bemoeien. Voortschrijdend inzicht, onder meer na gesprekken met Bart Swings, heeft mij doen inzien dat die pakken zeker hebben geholpen, maar dat er nog wel meer aan de hand was dan een stofje dat 3 procent (aldus de uitvinder) sneller was.
Ze zullen het nooit toegeven, maar wedden dat donderdag bij de Nederlandse schaatsbond een beetje opgelucht werd gereageerd? Na zes dagen schaatsen was de 10.000 meter de eerste race waarin de gouden medaille niet naar Nederland ging. De winnaar was een Canadees, TJ Bloemen. Detail: TJ staat voor Ted-Jan en jawel, hij spreekt een aardig mondje Engels, maar nog veel beter Nederlands.
De 10 kilometer is dus gewonnen door een Nederlander, die leerde schaatsen bij Schaatsclub Gouda en sinds 2014 een ander paspoort heeft. Hij wordt getraind door een Nederlandse coach, Bart Schouten. Woensdag waren bij de vrouwen twee Japansen op twee en drie geëindigd op de 1.000 meter, achter de Nederlandse Jorien ter Mors. De bronzen medaille Miho Takagi wordt getraind door een Nederlander, ene Johan de Wit.
Gisteren ging de favoriete en Tsjechische minder hard dan verwacht, maar ook de Nederlandse schaduwfavorieten lieten het wat afweten. Geen nood, er ging een nieuw blik open en daaruit sprong een jong ding van 1,70 meter: Esmee Visser, olympisch goud in haar tweede internationale race.
Al 11 van de 21 medailles
Nederland is schaatsen en schaatsen is Nederland. En toch is de vergelijking schaatsen/ Nederland en veldrijden/Vlaanderen onzinnig. Veldrijden blijft beperkt tot twee landen, de occasionele Tsjechische uitschieter en een exoot uit een ander land.
Schaatsen dan. In Sotsji wonnen de Nederlanders 23 van de 36 medailles. Dat is belachelijk veel. Drieëntwintig landen schreven schaatsers in, ondanks de relatief scherpe kwalificatiecriteria want schaatsen wordt niet verwend inzake deelnemersaantallen. Die bestaan in het veldrijden niet. Iedere Afrikaan met een crossfiets die Valkenburg had gehaald, had zo een startbewijs gekregen voor het WK.
De kanshebbers op de schaatspodia komen uit West-Europa (Nederland, Noorwegen, Italië), Rusland, de VS, Canada, Japan, China, Zuid-Korea en Nieuw-Zeeland. Welnu, dat doet zelfs de eerste wereldsport voetbal het schaatsen niet na. Schaatsen is een van de meest universele sporten, Winter- en Zomerspelen, op het olympisch programma.
In Pyeongchang zijn we nog even zoet met medailles tellen, maar we kunnen nu al voorspellen dat Nederland die 23 medailles niet haalt. Ze hebben er nu 11 van de 21. Ik gok op achttien. Nog steeds verbazingwekkend.
In die kleine wereldsport heeft het beste kleine sportland van de planeet de wet van de remmende voorsprong aan zijn laars gelapt en profiteert het van het exponentieel voordeel. Meer atleten, meer concurrentie, meer technologie, meer geld, betere atleten, betere trainingsleer, betere technologie: de voorsprong van Nederland is inmiddels haast niet meer te overzien. Dat viel al op in Sotsji, waar de Russen de hele boel belazerden met hun geflikte dopingtests maar er in het schaatsen toch niet aan te pas kwamen.
De 1.000 meter voor vrouwen van de week was dé eyeopener. Dat is het snelste nummer van het hele langebaanschaatsen met gemiddeld 49,9 kilometer per uur bij de vrouwen en 54,2 bij de mannen. Op de 1.000 is de centrifugaalkracht het grootst en bijgevolg – zo dacht men vroeger – ben je op dat nummer gebaat bij een laag zwaartepunt en dus een kleine gestalte.
De winnares van de 1.000 meter in Pyeongchang combineert shorttrack (nog extremere centrifugaalkracht) met langebaanschaatsen. Ze heet Jorien ter Mors, ze is 1,81 meter lang en heeft lange benen. Een land dat zoiets voor mekaar krijgt, heeft zijn dominantie niet gestolen maar dubbel en dik verdiend.