Interview Thomas De Gendt in De Morgen van zaterdag 7 juli 2018

‘Pas onder de douche denk ik: verdomme, dat was schoon’

Als hij in de Tour weer eens op daguitstap zal vertrekken, zal het peloton bewonderend toekijken, want bij Thomas De Gendt (31) worden tien meter een kilometer en tien seconden minuten. ‘Het is mijn pokerface. Niemand ziet of ik afzie.’

Hoe zou je jezelf omschrijven: ik ben Thomas, wielrenner en ik kan goed…?

Thomas De Gendt: “Ik kan niks uitzonderlijk goed, maar ik kan van alles een beetje. Allee, ik ben in alles bovengemiddeld goed, maar nergens zit ik bij de top. Ik kan klimmen maar ik ben niet bij de beste dertig. Tijdrijden kan ik ook, maar top twintig is moeilijk (hij werd wel bijna Belgisch kampioen, HV). Laat mij tegen honderd man sprinten en ik klop er tachtig. Maar af en toe zit ik in een vlucht bij de beteren en dan kan ik winnen.”

Allrounder en meester-ontsnapper, zo zou ik je omschrijven.

“Dat klopt, ik ben een aanvaller en liefst van ver. In dat specialisme ben ik bij de besten van het peloton. Ik heb altijd zo gekoerst. Als tweedejaars nieuweling heb ik twintig koersen gewonnen en reed ik meteen na de start weg om soms met zes minuten voorsprong aan te komen.

“Dat zou je nu niet zeggen, maar ik was als nieuweling al redelijk rap volgroeid. Ik zat wat voor op mijn leeftijd. Heb je mijn benen gezien? Flinke poten, wel die had ik al van bij de nieuwelingen. Ik heb dat rare lichaam gehouden: mijn onderkant is van een sprinter en het bovenlichaam van de klimmer. Een gemiddelde coureur dus.”

Jij bent via de wielerschool in Ronse prof geworden, een unicum bijna.

“Ik volgde houtbewerking, maar toen hoorde ik over een school waar je kon fietsen, trainen en aan een fiets werken. Ik was vijftien toen we naar de opendeurdag gingen van de wielerschool en dat leek mij iets meer mijn ding. Vooral dat in de namiddag kunnen trainen… Ik heb het nooit kunnen opbrengen om na school om vijf uur nog voor een training op de fiets te kruipen. Zo’n Tiesj Benoot, die eerst humaniora doet en die daar nu ook nog bij studeert, ik bewonder dat.”

Die hobbyscholen worden wel bekeken als educatieve miskleunen.

“Die wielerschool was alvast geen garantie op een profcontract. Ik weet niet hoeveel er prof zijn geworden, maar dat geldt voor alle nieuwelingen en beloften. Nu krijgen ze daar een getuigschrift van middelbaar beroepsonderwijs, maar in mijn tijd was dat niet. Ik heb dus mijn middelbaar niet afgemaakt. Ik kan aan een fiets werken, dat is alles, hoewel dat moeilijker en moeilijker is geworden. Ik durf zelfs mijn trapas niet uit elkaar te halen uit schrik dat ik een vijsje te hard aandraai en duizend euro naar de knoppen help.”

Dat jij het niet zag zitten om na de schooluren te trainen, spoort niet met je imago van harde werker.

“Bij de jeugd reed ik vooral op talent. Ik won erg makkelijk en het gebeurde weleens dat ik een hele maand niet ging trainen en alleen maar koers reed. Waarna ik in augustus een conditiedip kreeg en besefte: oké, ik had beter getraind. Dat heb ik allemaal moeten ondervinden.”

Als jij je jeugd zo domineerde, hoe kwam jij dan bij Topsport Vlaanderen terecht?

“Mijn laatste jaar als belofte reed ik samen met Jan Bakelants, die toen zijn superjaar had met eindwinst in de Ronde van de Toekomst. Zowel Lotto als QuickStep wilde hem en keken niet wat er achter hem gebeurde. Ik had ook een goed jaar met tien overwinningen en allemaal grote koersen maar de Pro Tour-ploegen zagen mij niet staan.

“Ik won de beloftenversie van Dwars door Vlaanderen, Le Triptyque des Monts et Châteaux, twee etappes in Le Triptyque Ardennais, provinciaal kampioen tijdrijden, een topcompetitiewedstrijd en een rit in de Ronde van Namen en nog wat. Nu zouden ze mij onmiddellijk een mooi contract geven, maar toen kwam Walter Planckaert langs en de filosofie van zijn ploeg – ieder zijn kans – lag mij wel.”

Nu zou hij je niet meer moeten hebben.

“Hoezo? (denkt na) Ach ja, met mijn baard. Neen, Walter wil geen baarden in zijn ploeg. Dat was toen ook al en wil je wat weten: ik had een ringbaard, maar ik heb hem op voorhand afgedaan. Niet voor Walter, maar omdat ik het als een soort breuk zag met het verleden. Er was toen een renner in onze ploeg met grote bakkebaarden en die heeft hij voor de ploegfoto op last van Walter moeten afscheren. Iedereen glad geschoren voor de foto, dat waren de consignes.”

Drie jaar Vacansoleil, was dat de georganiseerde chaos waarvan we hebben gehoord?

“Als je van Topsport Vlaanderen komt, weet je niet wat je van een Pro Tour-ploeg moet verwachten. Nadien, bij QuickStep en Lotto, ging het er inderdaad anders aan toe. We hadden bij Vacansoleil anders ook alles: verzorgers, mecaniciens, alles om een profploeg te laten draaien.”

Tot zelfs een dokter zonder doktersdiploma.

“Dat hadden we zelf ook redelijk snel door. Een ploegmaat had last van een verlaagde bloeddruk en had van hem een pilletje gekregen. Nadien bij het eten viel die jongen bijna in slaap. Bleek dat hij hem een spierverslapper had gegeven. Hij kende er niks van en een bloeduitslag kon hij niet lezen.

“Eind 2011 hebben ze die buitengezet. De politie is hier nog geweest om mij te verhoren. Hij had beweerd dat hij nooit medische handelingen had gedaan en zich nooit als dokter had voorgedaan. Maar ik had e-mails die het tegendeel bewezen.”

Het lag dus niet aan de dokter dat je in 2011 in Parijs-Nice ineens de boel op een hoop reed in je eerste van vele grote ontsnappingen?

“Dat was de vorm van de dag. Je rijdt dan eens in een World Tour-koers en dan wil je opvallen. Onze sportdirecteur Hilaire Van der Schueren had gezegd om mee te springen als ze zouden wegrijden. En toen gingen ze met twee en ik reed erachter. Het peloton kende me toen niet en ik reed die dag goed. Dan vallen de puzzelstukjes zo in elkaar. Ik geloof in de vorm van de dag en alles draait om hoe je die dagen benut. Sommigen kunnen er geen overwinning uit halen. Ik slaag daar wel in.”

Klopt het dat jij ontsnapt omdat je niet graag in een peloton rijdt?

“Ja en neen. Ik werk graag voor onze kopman als die de sprint kan winnen en dan is het ook spannend in het peloton. Maar soms gebeurt er wel honderd kilometer of langer helemaal niks en dan spring ik graag mee.

“Het heeft te maken met kansberekening. Ik zal vijftien jaar prof kunnen zijn. Of ik geef zoals anderen vier keer per jaar alles in de hoop dat het dan lukt, of ik ga dertig keer per jaar mijn eigen kans. Met die laatste tactiek zal ik vaker kunnen winnen.”

Is dat niet eenzaam, duizend kilometer voorop rijden?

(lacht) “Ik ben vaak met vriendjes op pad. Niet op het laatst, dan rij ik het liefste alleen naar de meet omdat ik dan de meeste kans heb om te winnen, maar onderweg weet ik met wie we een goeie kans maken. Alessandro De Marchi is elk jaar van de partij en Carlos Verona is er nu bijgekomen. Die vroeg me laatst ‘Today?’ Ik zei ‘No, tomorrow’, maar toen zaten we toch samen in een ontsnapping. Daarna vroeg hij ‘Tomorrow?’ Ik zei ja en de dag nadien zaten we daar weer samen.

“Het is ook veel leuker om samen te zijn: gedeelde smart is halve smart. Het vervelende is natuurlijk dat die gasten tegenwoordig wachten tot ik ga. Ze komen me zelfs voor de wedstrijd vragen wat ik van plan ben.”

In vlakke ritten rij jij nooit weg?

“Neen, dan rij ik op kop voor onze kopman en dat is dezelfde inspanning. Vlakke ritten zijn er om in beeld te komen. Dan springt er iemand weg van Wanty en Fortuneo, samen met nog iemand. Iedereen weet dat die worden teruggepakt, want in het peloton wordt gereden voor tien sprinters.

“Soms wil niemand nog wegspringen omdat ze toch weten dat het een kansloze missie is en dan moet je twee, drie man wegduwen. Vorig jaar reed Yoann Offredo weg en keek om wie er nog kwam want hij had geen zin om alleen te zitten. Dan werd echt in het peloton gevraagd: allee, wie heeft zin om mee te springen, doe maar, we laten je gaan hoor.”

Jij bent altijd op jezelf aangewezen in de ploeg, een soort eenmansproject.

“Niet echt. Ze moeten niet werken voor mij maar ik word wel ondersteund. Ik ben nooit plan A, dat klopt, en het enige wat ik wil, is dat ze mij informeren over de voorsprong, wie afziet en wie niet want dat zie ik niet, en dat ze mij om de zoveel kilometer een gelleke aanreiken en bidons geven.”

Dat geklaag vorig jaar over Warren Barguil die de prijs van de strijdlust kreeg en niet jij, heb ik niet begrepen. Jij kwam geen enkele keer in beeld voor ritwinst.

“De voorlaatste rit had ik wel kunnen winnen, maar het klopt, en met de beslissing had ik geen moeite. Alleen gaven ze die een jaar eerder aan Sagan, terwijl ik wel had gewonnen en aangevallen, en het jaar daarvoor aan Bardet. En nu aan een jonge Fransman. Dat de sponsor Antargaz dan zegt dat ze liever een grote naam hebben en nog het liefste een Fransman.

“Ik heb ooit het bergklassement nipt niet gewonnen en daar zit ik nog mee. Als ik iets ooit wil in de Tour, is het dat. Een Fin die alles ontleedt en op Twitter gooit, heeft mij al gesignaleerd in welke rit de meeste punten te verdienen zijn. Die man ontleedt alle beklimmingen en dat is best wel interessante info.”

Reed jij op wattage toen je op de Ventoux je medevluchters liet gaan en later weer inliep, waarna je won?

“Ook wel, maar vooral op gevoel. Ik weet wat ik aankan om mij niet op te blazen. Niks ergers dan je krachten overschatten, ingelopen worden en moeten lossen. Serge Pauwels en Daniel Navarro reden te hard naar mijn zin en ik hoopte dat ze het niet zouden volhouden. Dat bleek ook en ik won. Nota bene op de dag dat ik vreesde dat ik zou moeten lossen. Zo zie je maar dat iedereen moe is die derde week, maar ik ben soms minder moe.

“Recupereren is mijn sterke kant, hoewel ik ook elke ronde drie à vier slechte dagen heb. Aangezien ik niet voor het klassement rijd, kan ik mij wegsteken als het moet. Ik ken mijn lichaam. Niet vergeten dat ik vanaf mijn tiende op een koersfiets wedstrijdjes rijd. En ik heb mijn pokerface. Niemand in de groep zal aan mij zien of ik afzie. Pas als ik alleen ben, zal ik bekken beginnen trekken.”

Hoe blijf je voorop?

“Door niet altijd hetzelfde te doen. Zo’n ontsnapping waarbij in het begin hard wordt gereden en dan traag met een peloton dat je niet te snel wil inhalen, dat loopt vaak spaak omdat ze zoiets goed kunnen controleren. Ik durf nogal eens hard wegrijden en een hele tijd hard blijven rijden, waardoor de voorsprong echt hoog oploopt.

“Of we rijden traag en alleen tijdens de klim rijden we snel, waardoor er telkens twee of drie af moeten, dan denkt het peloton ook: hola, die rijden rap, terwijl we echt op overschot rijden. Als dat peloton dan op anderhalve minuut nadert en het einde is in zicht, is dat het moment om te gaan.”

Die laatste kilometers alleen voorop, rijd je dan rond met kippenvel?

“Neen, hoegenaamd niet. Wel met de gedachte dat er nog van alles fout kan gaan: je kunt lek rijden, je kunt vallen, je kunt ineens een klop krijgen. In Romandië dit jaar had ik vier minuten en dan ben je redelijk zeker. Uitbundig vieren is ook niet mijn ding. Pas onder de douche denk ik: verdomme, dat was een schone dag. En een dag later is het weer koers en als je dan niet wint, wordt daar dan weer over geschreven. Ooit komt daar een einde aan, maar Thomas Voeckler en Jens Voigt wonnen nog tot in hun laatste jaar.”

Ben jij een voorzichtig renner?

“Ja, liever aan de buitenkant van het peloton dan midden in het pak. Ik ben ook een paar keer goed gevallen. Sommige renners nemen onnodige risico’s en als die mij onderuitkegelen omdat ik achter hen zit, ik zou het mijzelf nooit vergeven. Opzij pak je meer wind, maar daar word je sterker van.”

Wat is je status in het peloton?

“Ze gaan niet uit de weg voor mij, dat nog niet. Als we in een ontsnapping zitten, komen ze wel overleggen over wat er zou moeten gebeuren. Net als toen ik begon en ik met Voeckler in een vlucht zat. ‘Beetje trager, nu een beetje rapper.’

“Als er jongens in de kopgroep zitten die niet op kop komen, vraag ik waarom ze dat doen. Hebben ze een reden, bijvoorbeeld wachten op hun kopman, dan heb ik daar begrip voor. Nemen ze niet over omdat ze kapot zitten, dan geef ik hen de raad om terug te keren naar het peloton.”

Als jij ooit stopt met dit vak, ga je dan nog fietsen? Edwig Van Hooydonck heeft geen fiets meer aangeraakt.

“Ik denk dat het te maken heeft met hoe je bent gestopt. Als dat met degout was, kan ik mij daar iets bij voorstellen. Alle renners die ik ken, fietsen graag, anders hou je dit niet vol. Ik zelf fiets ontzettend graag en vooral die hele lange afstanden trekken mij aan. Ik volg Kristof Allegaert (ultra-wielrenner die in 2015 de Red Bull Trans-Siberian Extreme won, een wedstrijd van bijna 10.000 kilometer, HV). Dat lijkt mij wel wat. Zakken op de fiets, alles meenemen, en vertrekken.”

Dat zou wat zijn.

“Eigenlijk ben ik nu al zoiets van plan, maar korter. Tim Wellens en ik hebben het plan opgevat om na de Ronde van Lombardije met de fiets naar huis te rijden. In zes dagen van Como naar hier, door Zwitserland en het Zwarte Woud, elke dag 200 kilometer, van hotel naar hotel.

“We moeten nog sponsoring regelen voor fietszakken en we willen er ook een goed doel aan koppelen. Helemaal iets anders dan wat we nu gewend zijn. Elke vier uur stoppen om te eten en in de namiddag al in je hotel aankomen en de volgende dag weer weg. Het zal een belevenis zijn, zo’n fietsvakantie.”

 

20180707_De-Morgen_p-72_-Pas-onder-de-douche-denk-ik-verdomme-dat-was-schoon–all

Column Getsjool in De Morgen van zaterdag 7 juli 2018

GETSJOOL

 

We waren gisteren nog met acht landen en als deze zaterdag om is nog met vier, zo gaat dat op een worldcup: ineens gaat het heel hard. De eerste zestien dagen zijn hectisch met elke dag vier wedstrijden en dan is het grote feest voorbij en mag de helft naar huis. Er volgde een rustdag en daarna vier dagen achtste finales. Dan twee rustdagen en twee dagen kwartfinales. Daar zitten we nu middenin.

Nooit zoveel voetbal gezien als deze voorbije maand. Ik heb het stilaan gehad met dat voetbal. Dat betekent niet dat ik wil dat België eruit gaat, omdat ik dan ook naar huis kan. Neen, daarvoor fascineert deze generatie voetballers in het rood net iets te veel en te vaak.

Toen ik aan dit stukje begon, trapte Frankrijk af tegen Uruguay. Ik ben inmiddels klaar: Frankrijk heeft gewonnen, wat betekent dat Brazilië op moment van tikken nog het enige niet-Europese land is op dit WK. Als België zichzelf heeft overtroffen of de verwachtingen heeft ingelost, liggen na alle Afrikanen ook alle Zuid-Amerikanen eruit. Het is te hopen. Zuid-Amerika is het operettecontinent van het voetbal: slecht spektakel en brutale/gemene overtredingen.

Volgens sommige van mijn collega’s gaat niks boven de perstribune in het stadion. Ik ben dat stadion-stadium allang voorbij. Ja, wij hebben plaatsen met een tv voor onze neus. Luxe? Dat voor de neus moet je letterlijk nemen; ongeveer alle journalisten breken die tv af of leggen haar minimaal plat, want in een stadion zitten zonder dat je het veld ziet omdat die tv het zicht belemmert, is redelijk belachelijk.

Meestal zit je met twee of drie op een desk. Gisteren zat ik in blok A 306, desk 56, plaatsje C. Doorgaans heb ik plezante, rustige collega’s naast mij, maar tegen Japan sprong de jongen naast mij recht bij de 3-2, schreeuwde het uit en deed wat met zijn vuisten. Het was een Belg, naam en medium zijn bekend. Ik vergeef het hem, maar toch, het hoort niet.

Ik vind ook de trips naar de bakker ’s ochtends in Hertsberge net iets comfortabeler dan het reizen hier. Mijn buren zouden mijn eindeloos reizen hier klasseren onder ‘getsjool’. Ik ben in Kazan gearriveerd in het holst van de nacht en had geen zin in onderhandelen met de taxi, dus werd het een rit van 30 euro.

In het hotel aangekomen, vroeg de nachtportier (het was inmiddels 2 uur) het document van het vorige hotel. Vreemd, dat had nog niemand gevraagd. Ik toonde mijn accreditatie. Volstond niet. Hij wilde mijn ticket zien. Ik toonde mijn strookje met mijn seat op en het vluchtnummer. Volstond niet. Ik mailde mijn elektronisch ticket. Volstond ook niet, maar toen hij vreesde dat ik op zijn gezicht zou slaan (niet echt hoor) gaf hij mij mijn kamer.

Voor de tweede nacht in Hotel Olimp in Kazan moest ik naar een andere kamer, zo gaat dat hier, dus weer verhuizen. Daar heb ik de nacht van donderdag op vrijdag doorgebracht. Dat ging goed, tot ik rond een uur of drie gezoem hoorde. Ik zag vier muggen, hoog op het plafond. Als ik muggen ’s nachts kan zien, zijn dat dikke muggen, vol van bloed. Ik heb overal jeuk terwijl ik tik.

Ik weet het, ik heb nog zo’n mooie baan. Waar ik afgelopen nacht heb geslapen, moet u dat niet weten? Niet waar, maar hoe, is de vraag. Na de wedstrijd ben ik met een Yandex-taxi naar de luchthaven gereden en daar wat gevegeteerd in een soort preslaapmodus want mijn vliegtuig was voorzien voor 3.20 uur, met aankomst om 4.45 uur. Dat is een Russische lijnvlucht. Dat getsjool hebben we nu een keer of vier gedaan. Vier keer twee nachten, dat gaat niet in de koude kleren zitten.

Vandaag begint de Tour de France, heb ik mij laten vertellen. Met een proloog, met een rit in lijn, ik weet het niet. Daags voor het vertrek naar Rusland met het vliegtuig van de Rode Duivels, toen we zo professioneel gescheiden werden gehouden van de voetbalsterren, was ik bij Thomas De Gendt thuis.

Dat is ook een ster, in zijn sport dan. We zaten in zijn living en zijn zoontje bracht chocolaatjes. Zijn interview staat in Zeno. Ik vroeg hoe graag hij fietste en hij antwoordde: “Heel graag. Na de Ronde van Lombardije wil ik samen met Tim Wellens met de fiets naar huis rijden. Een echte fietsvakantie.” Dat zie ik onze Rode Duivels niet doen, na deze worldcup, waarin ze vijf, zes, zeven keer anderhalf uur competitief hebben gebald, nog eens een beetje op de pleintjes gaan spelen.

Ineens overvalt mij iets wat op heimwee lijkt en dat beterde er niet op toen ik bij de Kazan Arena zowaar een wielertoerist zag. Ik ga, ik moet vanmiddag Tour de France kijken. En wat verlang ik naar mijn koersfiets en de nieuw afgemonteerde Trek-mountainbike, die bij Delta Bikes in Oostkamp klaarstaat.

 

20180707_De-Morgen_p-19-mail

Duivels, de geschiedenis wacht

De gouden generatie staat voor het zwaarste examen in de Belgische voetbalgeschiedenis. Nooit zijn de verwachtingen in elf tricolore spelers groter geweest, maar die geven ogenschijnlijk geen krimp.

Ulitsa Baumana in Kazan, de Baumanstraat dus, was gisterennamiddag een en al Braziliaans. Getrommel, gezang, geen gezuip, gewoon feesten. Geel en groen, soms blauw, de kleuren waarmee de Braziliaanse nationale teams de wereld tegemoet treden, zijn ook die van hun fans. Blanke fans, want Brazilië is dan een zogezegd divers land waar blank, zwart en bruin samenleven, in de praktijk is voetbal de dure hobby van de beter begoede Braziliaan.

Die heeft de 1-7 van vier jaar geleden tegen Duitsland verdrongen. De Seleção van toen is ook niet meer die van nu. Zo is David Luiz er niet meer bij en kan dus ook niet meer blunderen. Het stuurloze schip van 2014 is vandaag een tanker, niet door twintig sleepboten te stoppen, die recht op zijn doel afvaart: een zesde wereldtitel.

Na Zwitserland, Costa Rica en Servië in de groepsfase, Mexico in de achtste finale, is het nu aan België om te proberen de aangekondigde kroniek van deze Braziliaanse triomf een plotwending te geven. Dit België, met zijn sympathieke meertalige Rode Duivels heeft fans, veel fans, tot de vrouw die bloemen verkocht aan het metrostation bij het hotel. “Belgieje!” Vergezeld van twee duimen omhoog.

Alleen, waar zijn de Belgische fans in de Baumanstraat? Ze zijn er niet eens in de minderheid, ze zijn onbestaande. Drie hebben we er geteld: een eenling en een duo. Het is een van de mysteries die de Nederlandse media die België volgen maar niet loslaat: “Waar zijn in godsnaam jullie fans? Hier moet je op alle mogelijke manieren met duizenden bij willen zijn. Toch?”

Neen dus. Voor de vijfde keer op rij dit toernooi zal België een uitwedstrijd spelen. En was dat tegen Panama en Tunesië nog wel sympathiek, tegen Engeland door de rare klassering gewoon braaf, dan werd dat tegen Japan al behoorlijk vervelend. Vanavond tegen Brazilië dreigt het een kleine hel te worden. Dit is zowel voor België als Brazilië de kwaadste wedstrijd van het toernooi.

Lof voor elkaar

De persconferenties vooraf waren bloemencorso’s. Roberto Martínez haalde zijn stopzinnetjes boven: We respect immensely… (vul maar aan). Brazil is a great team. Romelu Lukaku zong ook de lof van de Brazilianen. Noch Martínez, noch Lukaku liet zich verleiden om iets naars te zeggen over Neymar, de schwalbe-operettist die zo vreselijk goed kan voetballen en zo dramatisch slecht kan acteren. Lukaku onverstoord: “Een grote speler, die de allergrootste kan worden.”

Ook de Brazilianen hadden alleen maar lof voor hun tegenstanders. Tite, de Braziliaanse wondercoach – althans nu nog – prees de aanvallende capaciteiten van de Belgen. “Wie denkt dat België voorin terug te brengen is tot Lukaku droomt. Het is een ploeg die veel en goed kan aanvallen. Ik verwacht een spetterende wedstrijd.”

De persbabbels van Tite en Martínez brachten weinig nieuws, die van Lukaku was veelzeggender. Onlangs had die zich nog eens geuit op mediaplatform The Player’s Tribune in een monoloog, die het midden hield tussen klaagzang en masturbatie, maar gisteren was er van een regie geen sprake. Lukaku maakte net als Vincent Kompany een dag eerder behoorlijk wat indruk door ook in vier talen te antwoorden. Bij Kompany was Duits de verrassing, Lukaku sprak een aardig mondje Portugees.

Rise to the occasion, is Amerikaanse sporttaal: in exceptionele omstandigheden exceptionele prestaties leveren. Romelu Lukaku, die de LeBron James (basketbalster in de NBA) van het voetbal wil zijn, is daartoe in staat en gisteren leek hij alvast erg ontspannen. “Of het tegen Brazilië de grootste wedstrijd is van het toernooi? Neen, dat is de halve finale na Brazilië.” Enzovoort, en zo verder.

Het is simpel: als Brazilië en België op het niveau van hun worldcup blijven acteren, maken de Rode Duivels geen kans. Als ze exceptioneel presteren, wat deze groep in zich heeft, kunnen ze elk land aan. Er wacht de Rode Duivels een afspraak met de geschiedenis.

Een nieuwe kwartfinale bereiken tegen een topland als Brazilië en eervol worden uitgeschakeld, mag nu al hoger worden ingeschat dan die halve finale van 1986, maar dat gold ook al voor de kwartfinale van 2014. Een halve finale tegen Frankrijk of Uruguay, die om 16 uur Belgische tijd hun kwartfinale spelen, zou de beste prestatie ooit zijn in de Belgische voetbalgeschiedenis.

Andere tactiek

Om het zover te schoppen, zal er meer dan één Rode Duivel nodig zijn die opstaat en het team bij de hand neemt, maar de eerste voorwaarde wordt een andere tactiek. Roberto Martínez zegt dan wel dat hij zal blijven aanvallen, verwacht vanavond een België dat in blok verdedigt en met snelle uitbraken probeert in de buurt van doelman Alisson Becker te geraken. Wie met Brazilië in gevecht gaat om de bal, legt de duimen, technisch, tactisch en fysiek.

Verwacht ook Marouane Fellaini in de basis en Nacer Chadli, met meer defensieve opdrachten. Verwacht met andere woorden een ander België, een dat meer lijkt op een vroegere underdogversie. Als dat de sleutel is tot succes tegen het beste team van de wereld, dan nemen we daar vrede mee.

 

20180706_De-Morgen_p-15

Column Step it up Belgium in De Morgen van vrijdag 6 juli 2018

STEP IT UP BELGIUM

Laten we voor de cruciale wedstrijd de leukigheid- jes over Kazan – onze vijfde van (hopelijk) zes speelsteden inmiddels – achterwege en laten we eens hetzelfde doen als

Roberto Martínez en zijn staf, die zweren bij de cijfertjes, wat ze niet altijd toegeven en al helemaal niet als de cijfer- tjes de pijnpunten bloot- leggen.

We kunnen bijvoorbeeld kijken naar wat we mogen verwachten van Brazilië en tegelijk kijken waar het bij België beter zou moeten. De Brazilianen houden van balbezit, dat zou je denken afgaand op hun spelers. Welnu, in de belangrijkste van de vier wedstrijden die de Brazilianen tot nog toe speel- den, de achtste finale tegen Mexico, hebben ze met 47 tegen 53 procent de bal meer aan de tegenstander gelaten, om hen tussendoor klinisch af te maken (2-0). De Braziliaanse filosofie is sim- pel: prima als je ons de bal laat, maar wil je hem zelf, doe maar.

Opvallend in de vier wed- strijden tegen achtereenvol- gens Zwitserland (1-1), Costa Rica (2-0), Servie# (2-0) en Mexico (2-0) is hoe moeilijk gereputeerde tegenstanders aan doelkansen geraken. Die vier landen ondernamen samen 33 doelpogingen, waarvan Mexico er 13 voor zijn rekening nam. Van die 33 waren er welgeteld 4 tussen de palen. Op het hele toer- nooi zijn vier ploegen erin geslaagd om samen vier keer tussen de palen van Alisson Becker te schieten.

Vergelijk dat met Belgie# tegen drie veel minder gereputeerde tegenstanders (Engeland B tegen Belgie# B is niet relevant) als Panama (3-0), Tunesië (5-2) en Japan (3-2). De Rode Duivels gaven in die 3 wedstrijden 32 doel- pogingen prijs, waarvan er 11 tussen de palen van Thibaut Courtois werden gemikt.

Resultaat: Brazilië kreeg in vier wedstrijden tegen drie goede teams één tegendoelpunt binnen, een discutabele penalty voor de Zwitsers. België heeft er al vier binnen, waarvan maar één weggever, aan het einde tegen Tunesië. Alle tegendoelpunten kwa- men uit veldspel, dat is nog het meest zorgwekkende.

Misschien houdt dat laatste hiermee verband: Brazilië recupereert veel meer ballen dan Belgie#. In twee van de vier wedstrijden zat Brazilië boven de vijftig recuperaties. Tegen de balvaardige en snel counterende Mexicanen, die ze lieten komen en weinig ruimte gaven (hallo België?), beperkten ze zich tot 38 balafnames. Daarmee vergeleken zijn de Rode Duivels geen meester-balafpakkers, zo blijkt uit de cijfers: slechts 28 balrecuperaties tegen Japan, dat naar hartenlust tot aan de zestien van Courtois kon combineren.

Bij de Brazilianen kom je daar maar heel zelden. Alisson heeft twintig ballen gezien in de wedstrijd tegen Mexico. Twee daarvan waren tussenkomsten: een weggestompte bal in de eerste minuten en een shot overgetikt rond het uur. Verder kon de vierdegeneratie- Duitser plukballen nemen en uittrappen, iets wat hij zoals alle Zuid-Amerikanen erg goed en gericht kan.

Nog meer statistiek, dit is echt wel het WK van de cijfer- tjes: België is geen jagend team. Wij recupereren heel zelden hoog op de helft van de tegenstander en dat heeft dan weer te maken met wie daar loopt. Zowel Eden Hazard als Dries Mertens zijn alibi- verdedigers. Ze jagen wel, of lopen ten minste naar hun tegenstander, maar echt fanatiek vastzetten en blijven doorjagen is er niet bij. Begrijpelijk, dat gaat ten koste van de fitheid in de offensieve acties. Het pro- bleem wordt daardoor verlegd naar het middenveld, waar Belgie# wel zijn deel van de ballen afpakt en bij de betere ploegen scoort.

Het grootste verschil tussen België en Brazilië zit hem in de gewonnen duels in het verdedigende derde van het veld. Daar komt Brazilië zeven van de tien keer als winnaar uit de bus, België haalt 56 procent. Ook in intensiteit moeten we de duimen leggen. Na de voorronde stonden we 25ste van 32 lan- den en het slechtste resultaat lieten we optekenen in de algemene statistiek van duels op eigen helft. Daarvan wint België er maar één op de twee. Van alle 32 ploegen was alleen Zuid-Korea slechter en die zijn al naar huis.

Het mag geen verrassing zijn: België teert vooral op zijn aanvalskracht. Die vergelijking met Brazilië is niet echt relevant omdat de tegen- stand van Brazilie# sterker was. Niettemin haalden zij toch gemiddeld 7,5 shots on target uit 19 doelpogingen in hun 4 wedstrijden, de Rode Duivels schoten gemiddeld 9 keer op 22 binnen het doelkader in de voorgaande wed- strijden, de non-partij tegen Engeland niet meegerekend.

We need to step it up, heeft Martinez al gezegd en gelijk heeft hij. We kunnen alleen maar hopen dat alle cijfers ook besmet zijn door de tegenstand en niet het juiste beeld geven van de Rode Duivels. Goede teams spelen vaak maar zo goed als nodig is om te winnen. Zeer goede teams kunnen het beter gaan spelen over zich afroepen.

 

20180706_De-Morgen_p-17-mail

Interview Vincent Kompany in De Morgen van donderdag 5 juli 2018

‘Brazilië is onze finale’

Zijn spel tegen Japan was nog wat roestig, maar zijn persconferentie twee dagen later was zoals altijd: geestig, gevat, lang van stof en in vier talen. Vincent Kompany (32) gelooft dat de Rode Duivels Brazilië morgen als collectief pijn kunnen doen.

 

Er is het sentiment van de fan, die blij is met die late goal tegen Japan, en daartegenover staat de beoordelende journalist, die zegt: hmm, dat had beter gekund. Snap je dat?

Kompany: “Ja, ik kan daar inkomen. Tegen Japan vond ik mijzelf spelen in de lijn van het collectief, niet helemaal altijd gelukkig, maar dat was dan weer de verdienste van de Japanners, die supergeorganiseerd waren en heel goed wisten wat ze moesten doen om tot bij onze zestien te geraken. We hadden daar moeite mee en soms liepen we achter de bal aan en dat kan niet de bedoeling zijn.

“Iedereen die in een team heeft gespeeld, weet dat alles vergeten is als je net voor affluiten nog zo’n beslissend doelpunt kunt maken. Vroeger hadden we die wedstrijd niet gewonnen. Deze wedstrijd is belangrijker geweest dan we wel denken. Het gevoel dat je daaraan overhoudt, is niet te schatten. Dat is wat bij ons nu overheerst. Maar dat Japan het ons bij momenten moeilijk heeft gemaakt, dat klopt. Brazilië zal dat ook helemaal anders aanpakken.”

Wat is je inschatting van Brazilië? De sterkste ploeg van het toernooi?

“Ik denk het wel. Individueel zijn zij het sterkste land dat ik heb gezien. Hun verdediging is solide en hun aanval kennen we. Ze hebben altijd een mogelijkheid om je te ontwrichten. Ze zijn ook fysiek erg sterk. Als we hen één op één moeten bevechten, zijn we verloren. Alleen is voetbal een collectief spel en zo moeten wij het ook benaderen. Je kunt elk team pijn doen, ook het allerbeste team.

“Wij kennen die jongens goed, ik heb er zelf vier in mijn club lopen (Ederson, Danilo, Fernandinho en Gabriel Jesus, HVDW). Soms zegt men: het zijn Brazilianen, maar… Welnu, die hebben geen maar: ze zijn talentvol, werken hard en ze liggen goed in de ploeg. Het zijn goeie gasten met veel kwaliteiten, zonder twijfel, maar tegenover elke Braziliaan kunnen wij een Belg zetten. Ik respecteer hen, maar hoe meer respect ik heb voor iemand, hoe meer ik van hem wil winnen. Als ik Gabriel Jesus in het veld tegenkom, zal ik hem aanpakken zoals ik iedereen aanpak. Ik wil niemand pijn doen, maar het wordt competitief. Maar niet nadat ik hem voor de wedstrijd eerst een knuffel heb gegeven.”

Moeten jullie niet wat lager spelen vrijdag en wat compacter?

“Dat is de eeuwige vraag: terugplooien en counteren of hoog storen en de bal vroeg afnemen? Wij willen trouw zijn aan ons spel en niet laag in blok voetballen. Dat is niet ons spel. Niemand bij ons vraagt om laag te gaan staan en als een underdog af te wachten tot ze een foutje maken. We willen mooi voetballen en we willen scoren. Dit is een referentiewedstrijd, maar we zijn geen kamikazes.”

Is dit de grootste afspraak ooit voor deze gouden generatie?

“Dat begrip gouden generatie komt niet van ons, dat wil ik toch even duidelijk maken. Wij hebben onszelf nooit zo genoemd. Dat het onze belangrijkste afspraak is, daar ben ik het mee eens. Wij zijn een aparte generatie in het Belgisch voetbal. Vroegere versies zouden zichzelf op voorhand in het verlies hebben gepraat, maar deze generatie heeft veel vertrouwen in haar eigen kunnen.

“Ik weet niet of onze generatie staat of valt met deze ene wedstrijd. Wat wij al hebben gewonnen in onze clubs, kunnen ze ons echt niet afnemen. Vergelijk dat eens met tien jaar geleden. We willen natuurlijk wel doorgaan naar de halve finale en finale, maar Brazilië staat eerst even in de weg. Hoewel, ik had deze wedstrijd ook graag als finale gespeeld, dat had niet misstaan. Dit is onze finale, nog voor de echte.”

Wat ga je doen aan de toneeltjes van Neymar?

“Daar wil ik liever niet te veel op doorgaan. Alles wat je daarover zegt, kan verkeerd worden begrepen. Hij is een erg goede voetballer en we zien wel wat er gebeurt. Wat wil je dat ik doe? (De vraag komt van een Braziliaanse collega, die niet antwoordt, HVDW) Bang om te antwoorden? We moeten ons niet concentreren op één speler en de dingen goed doen die wij kunnen. We moeten, neen we zullen ze recht in de ogen kijken.”

Hoe denk je Brazilië te kunnen aanpakken?

(lacht) “Ik ga ook niet antwoorden op de vraag hoe we Brazilië gaan aanpakken. Ik zou wel gek zijn als ik daarover iets zou zeggen. Ik geloof in het benutten van ruimtes en, jazeker, dat zal ook op de counter moeten, want het is niet realistisch om te denken dat je eventjes 80 procent balbezit zal hebben. Ik denk niet dat het een op-en-neerwedstrijd wordt zoals tegen Japan, althans niet in de eerste helft. We zullen het allebei eerst eens aankijken.

“We zijn niet echt favoriet voor deze wedstrijd, maar dat zal weinig veranderen aan onze wedstrijdfilosofie. We staan voor het voetbal dat we hebben gebracht: dominant, de bal willen en aanvallen. Dat zullen we tegen iedereen proberen en het ergste dat ons kan overkomen, is bijvoorbeeld wat er vier jaar geleden tegen Argentinië is gebeurd; een steriele wedstrijd en verliezen met 0-1.”

Als jij voor ons verschijnt, kunnen we niet anders dan vragen naar je blessures en hoe het verder moet.

“Anderen zijn daar meer mee bezig dan ik. Ik ben nu gezond en denk aan de volgende wedstrijd, niet aan een blessure en of dit nu al of niet mijn laatste groot toernooi is. Maar ik snap de vraag en ik ben niet boos dat ze wordt gesteld. Ik ben al zo vaak in een dal terechtgekomen. Ik heb die innerlijke sterkte en die mentale weerbaarheid. Dat ik hier vandaag sta, is het resultaat van uren in een donkere gymzaal. Dat mijn lichaam signalen geeft, dat fenomeen ken ik al van mijn veertiende. Toen ben ik al geopereerd aan mijn knie.”

 

België wordt alom gewaardeerd, krijg je dat mee?

“Ik leef eerlijk gezegd in een bubbel in zo’n toernooi. Ik geniet, maar voor mijn eigen psychologisch welbevinden moet ik wel afstand nemen, anders wordt het niet te bevatten. Het zou daarom extra mooi zijn als we Brazilië zouden kunnen kloppen om nog meer niet- Belgen aan ons te binden, zoals het geval was met de grote Nederlandse generaties.

“Al kan dat niet, je moet afstand nemen van dat moment. Anders wordt het moeilijk om te presteren. Voor zover het mogelijk is, moet je zo’n wedstrijd benaderen als een gewone wedstrijd. De emoties van tegen Japan hebben wij ook pas achteraf meegekregen.

“Brazilië heeft wellicht meer druk en is favoriet, maar die druk bestaat bij ons ook. Het is voor beide landen een cruciale wedstrijd, die zal bepalen hoe over de teams wordt gedacht.”

En zelf lijk jij bewuster om te gaan met het plezier in het voetbal.

“Ik heb mij nog nooit zo vermaakt als de laatste twee jaar. Dat contrasteert met de blessures die ik heb gehad en al die wedstrijden die ik niet heb gespeeld, maar op elke training geniet ik nog van het spel.

“Zelfs dit hier nu, jullie vragen beantwoorden, dat is voor mij plezier en geen opdracht. Ik ben relax, ik probeer zover mogelijk te gaan in mijn antwoorden zonder het ploegbelang te schaden. Ik vind het geen probleem om dit te doen, maar op een voetbalveld ben ik nog het gelukkigst.”

 

Kompany-mail

Column Traumaverwerking in De Morgen van donderdag 5 juli 2018

TRAUMAVERWERKING

Ik had ook liever een brexit in Russia gezien dan de Engelsen die doorgaan – ik was zelfs van plan een flesje Georgische wijn te offreren aan mijn televisiebroeders in geval van een gunstige afloop. Maar dat die Colombianen het in hun hoofd haalden om te protesteren na die mislukte judogreep op Harry Kane, dat tart werkelijk alle verbeelding.

Mislukte judogreep, jawel. Ik heb het gehad met het gebruik van de term ippon als een voetballer tegen de grond wordt gesleurd. Ik weet dat voetbaljournalisten alleen voetbal van belang vinden en voor de rest geen ruk interesse vertonen in andere sporten, maar hou je dan bij voetbal. In judo moet er sprake zijn van veel of weinig schouder en/of rug die tegen de grond komt, dan pas krijg je punten. Een ippon is vol op de rug met twee schouders op de grond vallen. In het geval van Kane had elke judoscheidsrechter gewoon mate geroepen, wat staat voor “stop, opstaan en weer doorgaan met vechten”.

Ik heb nog geen judo-kokaatje (het allerkleinste judopuntje) gezien, maar wel al ontzettend veel voetbal-strafschoppen, waarvan maar de helft wordt gefloten. Tegenwoordig moet je als verdediger al minimaal met een handcirkelzaag de aanvaller onthoofden – één arm afrukken volstaat niet – wil je worden bestraft.

Ooit was dat anders en dat is nog niet zo heel lang geleden. Neem een hedendaags kopduel. Als je de tegenstander niet wurgt, een schedelbreuk elleboogt of een dwarslaesie stampt, vindt de scheidsrechter het allemaal best.

Vroeger kreeg je een fout als je door middel van een subtiele arm in de rug of de nek net iets meer hoogte haalde dan de tegenstander. Dat is wat Marc Wilmots is overkomen in 2002 op het WK in Japan, toen hij na een halfuur België op voorsprong kopte. Wie de beelden van toen terugziet door de bril van vandaag, geeft Wilmots de prijs van de fair play. Wie goed kijkt, ziet evenwel dat Wilmots verdacht hoog gaat – en zijn persoonlijk record verticaal opspringen verbetert – door middel van het afzetten in de rug van een Braziliaan. De Jamaicaanse scheidsrechter Peter Prendergast floot voor fout. Vandaag zouden we zeggen: geen clear error, dus hij had het recht om te fluiten.

Wilmots heeft ons later proberen wijsmaken dat de scheidsrechter na de wedstrijd bij hem was geweest en had toegegeven dat het geen fout was. De scheidsrechter is daar ooit mee geconfronteerd en zegt dat Wilmots een leugenaar is. Ik heb zo een vermoeden wie echt liegt.

Misschien helpt de wedstrijd van morgen om dat tot nationaal trauma opgeklopt bagatelletje een correcte plaats te geven in de geschiedenis: een afgekeurd doelpunt waarvan er wel meer zijn en waarvan onmogelijk kan worden beweerd dat het de uitslag heeft bepaald.

De Brazilianen hebben die wedstrijd gewonnen met 2-0, doelpunten van Rivaldo en de tegenwoordig dikke Ronaldo. Ze zijn later wereldkampioen geworden en hadden er ook drie gemaakt als dat had gemoeten.

Wij zijn gespecialiseerd in het fabriceren van nationale trauma’s om ons falen te verdoezelen. Neem nu die tot uit den treure toe herhaalde goal van David Platt op de worldcup van 1990. Dramatisch als je dat in de laatste minuten overkomt, ongetwijfeld, maar wel een dekkingsfout zo groot als een huis. Als je iets niet goed doet, dan krijg je in de meeste sporten altijd het deksel op de neus en in voetbal soms, zo werkt dat.

Nog een voorbeeld: de Zwitserse scheidsrechter Kurt Röthlisberger, die geen strafschop geeft voor een fout op Josip Weber in de wedstrijd tegen Duitsland op de worldcup van 1994. Het was een strafschop zo groot als een huis, de VAR zou vandaag ingrijpen, maar het stond wel al 3-1 voor de Duitsers. Misschien was het toen 3-2 geworden, wat later de eindstand werd, maar niks zegt dat de wedstrijd dan op 3-3 was geëindigd.

Nederland heeft ook die trauma’s en ik aanvaard er maar één: het verlies van de finale in Argentinië in 1978, waarbij Rensenbrink net voor affluiten op de paal trapt en het niet 1-2 wordt, maar verlengingen die worden verloren. Het trauma van 1974, met dat 2-1-verlies in en tegen West-Duitsland, was ook erg, maar hebben ze over zichzelf afgeroepen. De bal van Arjen Robben op de voet van Iker Casillas in 2010 in die verloren WK-finale in Zuid-Afrika tegen Spanje zou een goal tegen de gang van het spel zijn geweest.

Neen, morgenavond is de uitgelezen gelegenheid om al die Belgische minitrauma’s van ons af te schudden. Het zal voor één keer een groot voordeel zijn dat deze generatie nul historisch besef heeft. De verste herinnering gaat terug tot de laatste keer dat ze op PlayStation van de Brazilianen wonnen. Van een opsteker gesproken.

20180705_De-Morgen_p-14-15-2-mail

Een halfvol glas is nu te leeg in De Morgen van woensdag 4 juli 2018

Een halfvol glas is nu te leeg

Het is lastig om een in extremis gewonnen wedstrijd na een rampzalige 0-2 goed te vinden. Helemaal als de aansluitingstreffer uit de lucht komt vallen, onder de vorm van de bewezen langste kopbal ooit op een WK, die over het hoofd van een blinde Japanse keeper in het hoekje valt.

Het is als journalist altijd afwegen of het glas halfvol dan wel halfleeg is. Heel goed mogelijk dat het de beste wedstrijd van deze worldcup was, maar definieer dan ‘beste’ a.u.b.?

Beste als in spectaculair, meeslepend, goeie plotwendingen? Oké, we zitten op dezelfde pagina. Beste als in tactisch goed bekeken, sterk gespeeld, weinig weggegeven en veel gecreëerd, een houvast voor het verdere verloop? Neen, wie dat durft te zeggen, kent niks van sport. Een onwaarschijnlijke ontsnapping, dat was het.

Roberto Martínez weigerde na de wedstrijd in te gaan op de tactiek, met name de aanvallende 3-4-3 en de ruimtes die werden weggegeven. De prachtige overwinning tegen de hele sterke Japanners, daar moest het over gaan en hij loofde Japan voor zijn positieve ingesteldheid.

Gisteren was er geen training en geen officiële persconferentie bij de Belgen. Wellicht is uren video gekeken want dit team kan nog wat feedback gebruiken tegen vrijdag, als er met Brazilië een soort Japan tot de tiende macht aan de andere kant staat. België- Japan was alvast vintage Martínez, zoals ze hem in Engeland hebben leren kennen: we proberen er altijd één meer te maken dan we binnenkrijgen.

Scorebordjournalistiek

Door die ene supersonische tegenaanval in blessuretijd – hier stond eerst atoomaanval, hoe ongevoelig als het om Japan gaat – promoveert de voetbalpers de Rode Duivels weer naar het rijtje van de favorieten. Ook dat is behoorlijk naïef en het getuigt van de ultieme scorebordjournalistiek om de grootste ontsnapping sinds 1966, toen Portugal een 0-3 tegen Noord-Korea goedmaakte, te bejubelen.

Kijken we eens naar de cijfers, altijd interessant. België had tegen Japan het meest balbezit, schoot veruit het meest op doel en het vaakst tussen de palen en was 28 procent van de tijd aanwezig in het aanvalsderde tegen 17 procent voor Japan. De overwinning was dus verdiend, maar statistieken geven alleen aan welke richting een wedstrijd zou moeten uitgaan.

Voetbal is in de eerste plaats een spel van lage scores, vaak van afgestrafte fouten. Efficiëntie wint wedstrijden en daarin was Japan dodelijk, zoals het in de eerste tien minuten van de tweede helft de Rode Duivels op 0-2 zette.

Slim, hoe ze gebruik maakten van de ruimtes die België altijd weggeeft en geen toeval dat 66 procent van hun aanvallen over links gingen, langs de kant van Meunier, die 65 sprints trok en veel ruimte in zijn rug liet. Dat zal vrijdag tegen Brazilië en de vaak op links opererende Neymar helemaal anders zijn.

De cijfers bewijzen verder dat verdediging en verdedigend middenveld, vooral de as dan, schutterden. Vincent Kompany vierde
zijn heroptreden met het meest aan de bal te zijn van alle Belgen, maar van de 86 passes speelde hij er 56 breed naar zijn collega- verdedigers. In zijn negen duels moest hij vijf keer het onderspit delven, meestal als hij durfde door te dekken. Van de dertien fouten die België beging, nam hij er vier voor zijn rekening.

Balverlies De Bruyne

Jan Vertonghen was nog zo’n zorgenkind. Het eerste doelpunt is voor zijn rekening en hij verloor zes keer de bal. Dat is niks vergeleken bij een hoogst ongelukkige Kevin De Bruyne, die negen keer balverlies leed, meer dan in een hele maand Man City samen, en die bij het tweede doelpunt geen zin had om scherp te verdedigen. En als u zich afvraagt wat die Yannick Carrasco had misdaan om te worden vervangen, welnu: ongeveer alles. Hij won maar twee van zijn tien duels.

René Vandereycken vond als analist van Het Nieuwsblad niet dat de bondscoach de wedstrijd had gewonnen en hij had ergens een punt, maar een coach die op achterstand komt en die twee wissels pleegt die allebei scoren, heeft onmiskenbaar zijn verdienste in de overwinning. Hoeveel van Martínez zit in die 0-2 na een uur, is een meer pertinente vraag.

De Rode Duivels zijn een spectaculair team, worden bewonderd omdat ze op dit WK het meest aantrekkelijke voetbal spelen. Daarom alleen al is het glas wel degelijk halfvol. Jammer, maar helaas, halfvol zal in dit stadium van de competitie niet volstaan. Daar moet wat bij tegen vrijdag en dat moet je deze Rode Duivels wel aangeven: telkens als het beter moest, konden ze hun niveau opkrikken. Dat moet de tricolore burger moed geven.

 

20180704_De-Morgen_p-16-mail

Column Rossiya in De Morgen van dinsdag 3 juli 2018

ROSSIYA

Niet dat het tijd wordt, maar nu kan het na elke wedstrijd: naar huis gaan. Dat zou morgen kunnen, want op het moment dat ik dit tik, is de wedstrijd tegen Japan nog niet gespeeld. Vandaag is geen optie, want ik ben pas vanavond terug in Moskou met het Ryanair van Aeroflot. Of dat kan ook zaterdag of zondag zijn, afhankelijk van de uitslag van vrijdag tegen Brazilië.

Ik ben u nog een verhaal schuldig over de helletocht van de media naar Rostov aan de Don. Enkele van de Belgen die hier met een perskaart rondlopen, zijn van de voetbalkrant. Als je er .com achteraan tikt, kom je bij hen uit. Die hadden er niet beter op gevonden om van Kaliningrad per trein naar Rostov te reizen. Dat is hun goed recht, want per trein is gratis voor de media. Dat spoor loopt evenwel door Wit-Rusland en hoewel supporters met een fan-ID vrije doorgang kregen, was dat niet het geval voor journalisten met een dubbel zo grote accreditatie. Twee van hen werden vijf uur in een cel vastgehouden.

Dit gebeurt je niet in Rusland, daar zijn we na drie weken nu wel achter. Iedereen probeert hier aardig te zijn. Het glimlachen voor 2018 is per hoofd van de Russische bevolking al lang opgebruikt en ze gaan maar door. Securitymensen durven nog wel eens nors te zijn, als ze op zoek gaan naar dat onooglijk petietepeuterig powerbankje dat zich al jaren onderin mijn rugzak heeft verstopt en dat dus met geen bruut geweld nog in gang is te krijgen, maar nors zijn onze stoethaspels op Zaventem ook af en toe. De meeste Russen met een uniform lopen zich het vuur uit de sloffen om het ons naar de zin te maken.

Ook de eigenaar van mijn country house (dat het midden houdt tussen een lodge op Hawaï en een Zwitsers chalet) die tot de vaststelling kwam dat hij mij 100 euro voor twee nachten had aangerekend via booking.com en niet per nacht, bleef vriendelijk.
Dat kwam ook omdat ik hem gisterenochtend uitgebreid complimenteerde met zijn heel nette hotel. Als ik ooit nog eens in Rostov kom, maar waarom zou ik want hier is waarlijk geen ruk te beleven, dan logeer ik daar. Meer zelfs, toen ik een taxi wilde nemen, bracht hij ons gisteren naar een zeer goed restaurant aan de oevers van de Don. Afgelopen nacht na de wedstrijd zijn we nog eens langsgegaan, althans dat was het plan.

Onze huisbaas bleef zelfs vriendelijk toen ik gromde na zijn triomfantelijke opmerking dat Rusland het toch wel heel erg goed had gedaan tegen Spanje. Het leek nergens op, zelden een slechter team weten winnen in deze hoogst oneerlijke sport. De meeste oneerlijk sport die de mensheid heeft uitgevonden, twitterde ik. Neen, luidde een reactie, dat is shorttrack. Ze liggen in balans, dat klopt.

Ik gun de Russen hun plotse vreugde. Eergisterenavond in de stad werd flink getoeterd, maar nu ook weer niet dat het vervelend werd. Tuut – Rossija – tuut – Rossija – tuut, meer was het ook niet. Af en toe werd met een vlag gezwaaid, maar van een opstoot van nationalisme was lang geen sprake. De huisbaas heette Vladimir en toen ik hem zei dat ik zijn president al eens had ontmoet en zelfs de hand geschud, nam hij dat ter kennisgeving aan, maar ook niet meer.

Je gunt het de Russen omdat ze aardig zijn, omdat ze al veel hebben meegemaakt en omdat ze hun best doen. In de eerste plaats om geld te verdienen aan dit WK, maar ook wel omdat ze het plezant vinden om zoveel vreemde lui in de meest absurde kledij door hun stad te zien lopen zonder dat een of ander uniform hen met de wapenstok tot normaal gedrag aanmaant.

Je gunt het hen dan weer niet omdat ze niet voetballen. Wel in hun groepswedstrijden, waarin ze best wat indruk maakten. In hun achtste finale hebben ze alle eerdere krediet verspeeld. In geen enkele serieuze sport win je van je tegenstander als je driekwart van de tijd niet aan de bal bent geweest. Als je zelf negen keer op doel hebt geschoten tegen zesentwintig keer. Of één keer tussen de palen hebt geschoten, dan nog bij een discutabele strafschop, tegenover negen keer voor Spanje. Negentien fouten hebt gemaakt tegenover vijf voor Spanje en maar twee gele kaarten hebt gekregen.

Ik snap Björn Kuipers wel, dat was de scheidsrechter met dienst bij deze wedstrijd. Hij floot volgens het boekje. Picqué maakte hands maar Picqué werd ook eens neergetrokken. Had die Kuipers geen zicht meer gehad op een eventuele finale, dan had hij misschien anders gefloten.

Volgens de geest van de wedstrijd had hij Spanje een strafschop moeten toekennen en dan was het 2-1 geworden en was de hele wereld blij geweest. Zelfs de Russen. Maar zaterdag: Kroatië-Rusland, dat wordt wat. Een haatduel dat alleen maar kan worden overtroffen door Rusland tegen Engeland in een eventuele halve finale.

 

20180703_De-Morgen_p-15-mail

Na BEL-JPN: Gouden wissels redden gouden generatie in De Morgen van 3 juli 2018

Gouden wissels redden gouden generatie

Wat Berezina voor Napoleon was en Stalingrad voor Hitler, werd Rostov-aan-de-Don bijna voor Roberto Martínez. De gouden generatie, jong, sterk, groot en getalenteerd, kon pas in blessuretijd een stel oude Japannertjes afserveren.

Zoveel overmoed en we waren er weer ingelopen. Een collega en ik hadden bij het begin van de wedstrijd booking.com gecheckt voor Kazan vanaf donderdag. Het vliegtuig was al half betaald door BCD Travel, alleen logies kon nog een probleem zijn. Met de Mexicanen eruit, zouden wel kamers vrijkomen en dat bleek ook. Genoeg hotels, maar voor alle zekerheid zouden we boeken vanaf een 3-0 en bij een 2-0 met nog een kwartier te gaan.

Restitutie kennen de Russen niet en aan de rust keken we elkaar aan en besloten pas te boeken na de wedstrijd. Er was dat voorgevoel. Het liep wel in de eerste helft, maar de Japanners konden er ineens ook wat van.

Dat het geen avondwandeling langs de oevers van de Don ging worden, bleek al heel snel. Normaal ook, als je het verloop van het toernooi nagaat. België had één rare wedstrijd tegen Engeland B die nergens om ging, en had ook nog eens tegen twee zwakkere tegenstanders nauwelijks moeten voetballen. Met dien verstande dat Tunesië misschien de beste ploeg was die ze tot nog toe in Rusland hebben ontmoet, maar de Tunesiërs moesten aanvallen en liepen al snel op het mes van de Belgische counter.

Bevliegingen

Dat hadden de Japanners goed bestudeerd en dat zou hen niet overkomen. Ze stoorden hoog, soms zelfs heel hoog tot bij Courtois, om dan weer in blok terug te vallen, daartoe soms verplicht door bevliegingen van de Rode Duivels. Zo waren er twee keer vijf minuten waarin Japan alleen maar kon denken aan het redden van de meubelen, maar waarin doelman Eiji Kawashima nooit echt in gevaar kwam. Vincent Kompany was nog het dichtst bij een doelpunt, toen hij aan de tweede paal als een acrobaat kwam ingevlogen maar de bal niet goed raakte. Verheugend nieuws wel: hij blesseerde zich daarbij niet.

Neen, Japan was niet gekomen om zich te laten slachten en als je de basiself van dat team ziet, dan weet je dat er kwaliteit in schuilt. Eén speler uit de Japanse competitie met twee uit Spanje, twee uit Frankrijk, vier uit Duitsland en een sterke verdediger van Galatasaray uit Turkije.

De eerste vijftien minuten wonnen de Japanners op punten, maar daarna was het België dat het tempo bepaalde. Toch was Japan op het einde van de eerste helft heel dicht bij een doelpunt toen Courtois een verlengde bal door handen en benen liet glippen. Wellicht was dat doelpunt door de VAR als buitenspel afgekeurd, maar een opsteker was die actie niet.

Bijna knock-out

Tien minuten ver in de tweede helft was er van een hotel boeken geen sprake meer. Eerst miste Jan Vertonghen zijn interceptie op een pass van Gaku Shibasaki van Getafe, waardoor hij de achter hem doorgelopen Genki Haraguchi van Fortuna Düsseldorf niet meer durfde aanvallen. Die kruiste voorbij Courtois.

Een minuut later knalde Eden Hazard op de paal. Zou dit het avondje worden van de wet van Murphy? Jawel, maar of het de schuld is van Murphy dat een onkennelijke Kevin De Bruyne geen druk zette op de in Spanje spelende Takashi Inui toen die voor de zestien zijn schot kon plaatsen, is toch maar de vraag. Het stond in elk geval 0-2 en België leek KO. Martínez moet de daaropvolgende minuten vol afgrijzen hebben ondergaan. Het ene balverlies na het andere en de Japanners nog gretiger dan daarvoor. Tussendoor kopte Lukaku wel nog voorlangs, maar het Belgische spel was steriel. En dan vanuit het grote niets kopte Jan Vertonghen verkeerd op een hoge bal en die dwarrelde achter Kawashima in het doel, een verdwaalde kopbal die in geen honderd jaar nog voorkomt. Die 1-2 was overigens niet onverdiend.

Dan toch De Bruyne

Daarop haalde Martínez een ook al onzichtbare Dries Mertens naar de kant voor Marouane Fellaini en mocht Nacer Chadli invallen voor Yannick Carrasco, die te vaak werd voorbijgelopen door Japanners. Het Belgische niveau bleef niet om over naar huis te schrijven, maar op een voorzet van Eden Hazard kopte Marouane Fellaini, die het surplus van 5 centimeter gemiddeld was komen opkrikken tot 6 centimeter, de 2-2 binnen.

Dat die lengte het verschil zou moeten maken en niet het voetbal over de grond, want daarin waren de Japanners de evenknie, was inmiddels duidelijk. Kawashima pakte nog gemaakte doelpunten van Chadli en Romelu Lukaku. Courtois deed hetzelfde op schoten en zo stevende deze al bij al spectaculaire wedstrijd af op verlengingen.

En dan gebeurde wat niemand nog had verwacht en zeker de Japanners niet. Courtois rolde de bal naar De Bruyne die een half veld overstak – zijn enige goeie actie ongeveer zo leek het wel – en Thomas Meunier bediende. Die zette de bal voor, Romelu Lukaku had eerst een gat getrokken en liet de bal lopen en Nacer Chadli redde zijn tweede vaderland met een perfecte inschuiver (3-2).

Goed gedaan? Neen, dit was slecht en als België in die veldbezetting met die intensiteit vrijdag Brazilië (niet) aanpakt, kunnen we aan de rust de terugvlucht boeken.

 

20180703_De-Morgen_p-14-15-mail

Voor BEL-JPN: Tijd om te schitteren in De Morgen van maandag 2 juli 2018

‘Tijd om te schitteren’

Na veel oefenen, twee WK-wedstrijden om nooit te verliezen en één die mocht worden verloren maar werd gewonnen, is Japan de eerste echte tegenstander van de Rode Duivels. De worldcup is eindelijk begonnen en kan meteen gedaan zijn.

In een bloedheet Rostov-aan-de-Don spelen de Rode Duivels hun eerste intense wedstrijd van het jaar tegen Japan, samen met Rusland het zwakke broertje van de zestien achtstefinalisten. Gastland Rusland speelde met vreselijk negatief voetbal Spanje uit het toernooi. Dit is geen normaal WK. Het is vroeg om die conclusie al te trekken maar dit lijkt het eerste mondiaal landentoernooi te worden waarin de teams sterker zijn dan de individuen en waarin negatief voetbal meer loont dan ooit tevoren.

Japan, dat zich kwalificeerde ten koste van het betere Senegal via een lager aantal gele kaarten, heeft geen individuen en je moet
al een behoorlijke voetbalfreak zijn om het sterrendom te herkennen in de Kagawa’s, Honda’s, Yoshida’s en Inui’s van deze wereld. Japan heeft wel een team, gedisciplineerd in de verdediging en in de aanval, bewegend als een blok, niet altijd even verfijnd en al helemaal niet doelgericht. Hoewel ze zowel tegen Colombia als Senegal telkens twee keer scoorden. Japan staat voor snel en intens voetbal.

België heeft ook een team, en heeft de individuen die in topclubs in topcompetities het verschil maken, maar België heeft in heel 2018 nog geen één keer moeten aanpoten. De Rode Duivels hebben tot nog toe vooral gespeeld, ook wel gevoetbald, maar nog geen minuut gebikkeld. Een opzittende, energieke tegenstander die geen morzel grond wil toegeven, zijn ze sinds Griekenland in de kwalificaties niet meer tegengekomen. Griekenland was kwalitatief veel minder dan Japan maar hield toen lang stand, vooral op wilskracht.

‘Immens respect’

Vorig jaar in november speelde België nog een oefenwedstrijd in Brugge tegen Japan. Het was de wedstrijd waarin Steven Defour werd uitgefloten door de lokale fans, net als de Japanners Kubo en Morioka die invielen, en waarin België met een magere 1-0 won. Het was een van die 22 ongeslagen wedstrijden op rij.

“Totaal irrelevant”, vond bondscoach Roberto Martínez op de persconferentie. “Veel andere spelers, een andere coach en een ander systeem. Japan speelt nu twee systemen in elkaar, met drie achterin bij balbezit en terugplooiend bij verlies. Ik heb immens respect voor Japan.”

I respect immensely…, dat zei hij ook al eerder over Panama en Tunesië, niet over Engeland want dat lag voor de hand, maar dit is
de eerste keer dat je Martínez wel moest geloven. Vanwaar dat respect? “Veel energie, grote inhoud, hoog op het veld storen, veel ervaring en als ze aanvallen komen ze altijd met zes lichamen in de box. Dit wordt een wedstrijd om van de eerste tot de laatste minuut geconcentreerd te zijn.”

Japan haalt volgens de InStat-index – een ingewikkelde berekening van prestaties door het gelijknamige bedrijf – de hoogste waarden van de laatste jaren.

Alle gekheid op een stokje, Japan in de achtste finale is op een worldcup ondanks alle waarschuwingen hierboven een geschenk. Dit had ook het even intense, maar fysiek sterkere Colombia kunnen zijn. En als België doorgaat komt het in een eventuele kwartfinale vrijdag in Kazan Brazilië of Mexico tegen, dat is pas loodzwaar.

Standaardsituaties troef

Als de Duivels het willen halen van Japan, moeten ze inzetten op het surplus aan kracht, snelheid en sprongkracht. Het gevaar zal vooral komen van Romelu Lukaku en Kevin De Bruyne, al dreigt die laatste af te zien in de hitte van Rostov. Bijkomend bezwarend element: de eerste elf hebben negen dagen geleden voor het laatst gespeeld en de Rode Duivels staan al niet bekend om hun intensiteit.

Een troef kunnen dan weer de standaardsituaties zijn. Japan krijgt 62 procent van zijn doelpunten te slikken op corners, vrije trappen of strafschoppen. Geen land doet slechter. Extra bezwarende factor is de wisselvalligheid van Eiji Kawashima, die op dit toernooi al twee keer grabbelde met een doelpunt tot gevolg, maar die tegen België, dat hem wegstuurde, ongetwijfeld extra gemotiveerd zal zijn.

Eden Hazard is na het verdwijnen van Messi en Ronaldo een van de laatste dribbelaars op deze worldcup. Hij kwam het uitleggen op de laatste verplichte persconferentie waarin het onder meer ging over de EK-wedstrijd van 2016 tegen Wales, ook een haalbare tegenstander. Hazard zag geen parallellen.

“We zijn ouder en rijper en we voetballen gewoon beter. Er wordt heel veel bewogen voorin en tegen Wales hadden we een aantal blessures achterin, niet te vergeten.” Die zijn er nu niet, wel integendeel. De twee halve zolen in de selectie – Thomas Vermaelen en Vincent Kompany – zijn helemaal hersteld. Of Kompany speelt, dat wilde Martínez nog niet gezegd hebben. Wellicht wordt het Vermaelen naast Alderweireld en Vertonghen.

 

Hazard kreeg vragen in het Frans en het Engels. In het Frans antwoordde hij veel voorzichtiger. “We denken niet aan Brazilië, we denken niet aan de kwartfinale of verder. Japan heeft onze prioriteit,” luidde het in het Frans. In het Engels sprak hij over time to shine. “Het is tijd om te schitteren. Ik wil naar de kwartfinale, de halve finale en dan de finale.”

 

 

20180702_De-Morgen_p-13-mail