Meer geld voor minder clubs
Eén keer gelijkspelen in de Champions League en Club Brugge verdient evenveel als achtstefinalist AA Gent drie jaar geleden. Op het Europees kampioenenbal blijven de Belgische verdiensten evenwel kruimels.
KAA Gent is sinds de editie 2015-2016 de Belgische referentie in de Champions League: het won drie groepswedstrijden en ging er in de achtste finales eervol uit tegen Wolfsburg. De opbrengst voor de Gentenaars bedroeg afgerond 28 miljoen euro.
Zonder één bal goed te raken zit Club drie jaar later al aan 27 miljoen. Het startgeld bedraagt 15,25 miljoen, en daarbij komt
8,86 miljoen euro van de prestatiecoëfficiënt. Dat is een nieuwigheid, waarover verder meer. Samen maakt dat 24 miljoen, te vermeerderen met naar schatting 3 miljoen uit de ‘market pool’. Dat potje afkomstig van de sponsor- en tv-gelden wordt verdeeld aan de deelnemende landen op basis van de lokale waarde van de tv-contracten voor de Champions League.
Gent beurde daar nog 5,1 miljoen euro uit, een recordbedrag voor België, maar Club Brugge krijgt minder omdat het aandeel market pool in de totale pot gedaald is van 40 naar 15 procent. Het is afwachten tot november volgend jaar voor we het juiste bedrag kennen.
Vliegwiel
Stel dat Club Brugge zo stunt dat het niet alleen beter doet dan Gent door vier keer te winnen, maar doorgaat en doorgaat en nog eens doorgaat en de finale haalt en als klap op de vuurpijl wint, pakweg van Real Madrid. In dat geval verdient Club Brugge 62 miljoen euro extra. Die 27 miljoen euro is dan ineens 89 miljoen euro geworden.
En nu Real Madrid. Die hebben ook vier keer gewonnen in hun groep en krijgen 58 miljoen euro extra prestatiegeld. Die 4 miljoen verschil tussen Club en Real zit hem in de premie voor de winnaar. Real start wel met een grotere rugzak dan Club. Het krijgt ook die 15,25 miljoen startgeld, net als elk ander team, maar Real voert de ranking van de prestatiecoëfficiënten aan als best presterende team van de laatste tien jaar.
Real is nummer 1, Club is nummer 25. Elke plaats van onderaan te beginnen is een aandeel van 1,1 miljoen euro waard. Club heeft acht aandelen en krijgt dus 8,86 miljoen euro. Real Madrid krijgt 32 keer 1,1 miljoen, waardoor het al begint met 35,5 miljoen euro.
Opgeteld bij die 15,25 betekent dat een startgeld van meer dan 50 miljoen euro. Maar we zijn er nog niet, want Real heeft ook recht op marketpoolgeld: 20 miljoen extra marktgeld is een conservatieve schatting. Tellen we alles even samen? Club heeft de Champions League gewonnen, was dus de beste, en verdient 89 miljoen euro. Real was de op één na beste en zal net geen 130 miljoen euro verdienen.
Het kan nog absurder. Stel dat Club de finale wint en Real Madrid haalt ternauwernood de achtste finales, waarin het roemloos wordt uitgeschakeld. Dan verdient Real Madrid toch nog 5 miljoen meer dan Club.
Die ongelijke/oneerlijke verdeling is louter en alleen het gevolg van imago, marktwaarde en resultaten behaald in het recente verleden. Uiteraard houden die verband met de sterke positie in de voetbalmarkt, die op zich weer het gevolg is van structureel hogere inkomsten. Dat is het vliegwieleffect van de Champions League: nergens in de sport worden rijke clubs zo snel nóg rijker als in het Europees voetbal.
Ongelijkheid in het topvoetbal – ook binnen België – is simpel voor te stellen door de bestedingen van de clubs. Met het bedrag dat Anderlecht betaalde voor één speler (8 miljoen voor Sanneh) kan KV Kortrijk de hele sportieve werking – spelers, staf en operationele kosten – financieren. Club Brugge gaf 21 miljoen euro aan transfers uit deze zomer, een recordbedrag. Atlético Madrid hield zich rustig en gaf 210 miljoen uit. Monaco 168 miljoen, maar kreeg 234 miljoen binnen (tel uit de winst). En Dortmund, de derde tegenstander van Club, besteedde maar 100 miljoen en haalde en passant Axel Witsel uit China.
Het is niet de bedoeling dat Vormer en co. lang meegaan in de Champions League. De hele competitieformule is erop gericht tegen de lente de grootste Europese clubs tegen elkaar te zien voetballen. Competitief evenwicht is in het Europees clubvoetbal ongewenst. De beste teams zo vaak mogelijk tegen elkaar laten voetballen, dat is de Europese voetbalbusiness.
Superliga
Dat de tien rijkste teams al jaren onveranderd dezelfde zijn, is de schuld van de UEFA. Naarmate de opbrengsten van het Europees kampioenenbal stegen (zie grafiek) – alleen in 2004 zakten ze heel even – hebben de topclubs een steeds groter deel van de koek opgeëist.
Dit is de 27ste editie van de Champions League en het kwaad is geschied. De grote schande begon met de jaargang 1999-2000. In de aanloop naar dat seizoen hadden de grote Europese clubs een voorstel gekregen van enkele rijke Arabieren en Berlusconi om een Europese superliga op te richten. De UEFA deed het in de broek en formuleerde een tegenvoorstel: ineens was drie keer zoveel geld beschikbaar.
De topclubs speelden het hard en eisten dat de helft van het geld sowieso de grote voetballanden moest toekomen. De market pool was geboren: voor de helft van het geld was niet langer winst, verlies of gelijk spelen de verdeelsleutel, maar de waarde van de tv- contracten voor de Champions League per land.
Toen Michel Platini UEFA-voorzitter werd, schroefde hij het aandeel market pool terug van de helft naar 45 procent en uiteindelijk zelfs de laatste drie jaar naar 40 procent. Platini is weg, en nu het prijzengeld met de helft is gestegen, is weer een nieuwe verdeelsleutel uitgedokterd.
Het enige bedrag dat al die tijd solidair werd verdeeld, het startgeld, is nu zelfs gezakt van 30 naar 25 procent van de totale gelden. De prestatiepremies zijn gelijk gebleven, maar het marketpoolgeld is verminderd van 40 naar 15 procent.
In de plaats kwam de prestatiecoëfficiënt, die wordt bepaald door de resultaten van de laatste tien jaar in de Europese competities. Een herhaling van zetten: de grote clubs zijn zo slim om alle clubs een beetje beter te laten worden van elke verhoging van inkomsten, zolang ze er zelf veel beter van worden.