‘Neen, dikke nekken overleven niet bij ons’
Hoe een hockeyende kiwi naar Europa kwam, als bij toeval in België belandde, er zijn vrouw leerde kennen en er de knapste prestatie van alle Belgische bondscoaches ooit neerzette. Shane McLeod begint vanmiddag met zijn wereldkampioenen aan de nieuwe Pro League.
Soft-spoken. Als één Engelse omschrijving bij Shane McLeod (49) past, dan wel deze. “Je zult er een goede gesprekspartner aan hebben”, had 199-voudig international Loïck Luypaert voorspeld. “Geen woord hoger dan het andere, maar hij weet ons altijd weer te raken”, zei Arthur Van Doren, de beste speler van de wereld en van het voorbije WK.
De man die gaat zitten in de Beerschot Tennis en Hockey Club, nadat hij zelf de lattes is gaan halen en heeft betaald – “please by my guest” – is every inch de gentleman die ze hadden beschreven. Voor een goed gesprek en de obligate fotosessie gaf hij zelfs zijn lunch op. Het is wennen aan de pas verworven status van wereldkampioen en team van het jaar, niet alleen voor deze globetrotter.
Shane McLeod: “Het zat eraan te komen, die grote prijs, na al die verloren finales, maar toen ik hoorde dat we op het balkon van het Brusselse stadhuis moesten verschijnen hield ik mijn hart vast. Was dat niet wat overmoedig? Het blijft tenslotte hockey en wat als daar hoop en al twintig man met een vlagje hadden gestaan?”
No worries mate. Ze waren met duizenden, een bomvolle Grote Markt zong, danste en juichte hen toe, en toen wist McLeod het zeker. “We hebben iets speciaals gepresteerd voor dit land.”
Zeg dat wel. De eerste Belgische bondscoach die wereldkampioen wordt, en daarvoor moesten we u nog wel helemaal vanuit Nieuw- Zeeland halen.
Shane McLeod: “Wel, het was eerder toeval dat ik hier belandde. Ik speelde hockey in Nieuw-Zeeland voor de nationale ploeg en zoals de meeste mensen down-under gaat dat isolement aan de andere kant van de wereld tegensteken. Dus willen wij zien wat er boven de evenaar te beleven valt.
“Ik ging in Frankrijk spelen en kwam uiteindelijk na een paar jaar naar België. Ik werd verliefd op het land en op mijn vrouw, toevallig net op het moment dat ik terugkeerde om daar te gaan coachen. Mijn vrouw, toen mijn vriendin, is mij achterna gereisd en ik ben er nog zes jaar gebleven om onder meer de Nieuw-Zeelandse ploeg te coachen. Na twee Olympische Spelen zijn we dan terug naar België gekomen. Een goeie plek.”
O ja? Ik heb het weerbericht voor Hamilton (NZ) gedownload: 28 graden, verspreide bewolking en dat de hele week. Tegen het weekend geen wolken.
“Exactly. (lacht) Dat is dan het enige, het is daar nu zomer. Maar begin februari spelen we met de Red Lions in Australië en Nieuw- Zeeland, en dan blijf ik om familie te bezoeken. Niet lang, hooguit tien dagen, heb ik mijn vrouw beloofd. Ze is zwanger van ons derde kind en ze is uitgerekend voor begin maart. Straks heb ik drie kleine kinderen thuis en een jonge vrouw als cardioloog in opleiding in een ziekenhuis, dat wordt aanpoten. Nu weet je waarom ik zo grijs ben geworden.”
Niet door het coachen?
“Ook. Maar dit is een heel volwassen selectie en het coachen op zich is niet stresserend. Het meest vervelende aan mijn job zijn de telefoontjes elke keer weer als ik een selectie moet maken. ‘Jij bent erbij’, dat valt nog mee om te melden. Een jongen opbellen nadat die zich heeft dubbelgeplooid en hem koudweg meedelen dat ik hem thuis laat, dát haat ik als de pest. Als ik dat aan iemand anders zou kunnen overlaten, direct, maar dat zou niet eerlijk zijn.”
Ik ken kiwi’s als hard.
“Yeah, well. Als het gaat om pijn verbijten misschien, dat zit in onze sportcultuur die teruggaat op de waarden van het rugby. De ‘she’ll be right, mate’-mentaliteit, die herken ik bij mijzelf ook. Waar je niet van doodgaat, daar word je sterker van, dat geloof ik ook.
“Dat rugby is een zegen en een vloek, voor hockey dan. Het zijn beide Commonwealth-sporten, maar rugby staat onbedreigd op één. In 1976 waren wij met het hockey olympisch kampioen en die droom jagen we nu nog steeds na. Jammer genoeg gaan de beste atleten naar het rugby. Wie te klein en te licht is – zoals ik – zoekt een andere uitweg.”
Rugby en hockey hebben één ding alvast gemeen: een compromisloos hoog tempo.
“Dat is in hockey vooral iets van de laatste jaren. De Australiërs zijn daarmee begonnen, gewoon door meer en beter te trainen. Iedereen is gevolgd. Onze spelers hebben nooit meer in de powerzaal gezeten en lopen vaker dan ooit, naast hun veldtraining. Het voordeel in onze sport is dat wij tijdens de wedstrijd kunnen wisselen, waardoor het tempo hoog blijft.”
Klopt het dat u live in de wedstrijd de intensiteit van de inspanningen monitort en daarop besluit te wisselen?
“We krijgen voortdurend de sprintsnelheid, de afstand en de daaraan gekoppelde hartslag binnen via de gps die de spelers dragen. Wisselen doen we als we zien dat iemand lang in het rood blijft en geen snelheid meer kan maken. Maar om eerlijk te zijn, het is niet de computer die wisselt. Meestal hebben we dat met het blote oog al gezien of geeft de speler het zelf aan.
“Ik denk niet dat veel sporten zich zo opnieuw hebben uitgevonden als hockey. Daarom was het ook belangrijk dat wij met België die extra stap konden zetten met ons programma. Dat betekende nog meer trainen en vooral heel veel samen trainen, iets wat veel andere landen niet doen.”
Uw Red Lions zijn onze All Blacks, een team met een missie: streven naar excellentie, met behoud van waarden.
“Bedankt, dat is een mooie vergelijking. De All Blacks hebben een cultuur ontwikkeld die erop gericht is om de atleet tegelijk met de mens achter de atleet beter te maken. Dat proberen wij ook: wij stimuleren onze spelers naast al dat trainen om toch te studeren en een diploma te halen.”
Better people make better Lions is een van uw mantra’s, maar dat hebt u…
“… gehaald bij de All Blacks, dat klopt. Toen ik naar Nieuw-Zeeland terugkeerde en in 2007 coach werd van de nationale mannenploeg, de Black Sticks, kreeg ik een mentor toegewezen en dat was Graham Henry. Dé Graham Henry, jawel, de man die de All Blacks hun grandeur van weleer teruggaf en de basis legde voor de dominantie van vandaag. We hadden allebei een achtergrond als leraar en dat creëerde een band.
“Onze filosofie over het team en hoe het individu daartoe moet bijdragen, dat spoorde meteen. Het verschil tussen hockey hier en rugby in Nieuw-Zeeland is dat ik hier te maken heb met mannen van een zogeheten keurige achtergrond, meestal goed opgevoed. In het rugby bij ons krijg je al eens ruwe types binnen, talenten, diamanten zelfs, maar je moet ze eerst breken voor ze je volgen. Dat probleem heb ik niet. Onze ploeg is zoals de crèche waar mijn dochter zit: thuis is ze in haar eentje niet te controleren, maar in de crèche gaat ze rustig op de mat zitten als iedereen gaat zitten. Ze blijft binnen de grenzen van het team. Verbazingwekkend.”
No dickheads, zei Henry. Geen dikke nekken toegelaten.
“Neen, klopt. Die hebben we niet. (aarzelt) Ze zouden niet overleven. Ik ken spelers die in het team hadden kunnen zitten, maar die ik om die reden niet heb geselecteerd. Omdat ze zichzelf boven het team zouden plaatsen en dat kan niet.”
Nadat ik Arthur Van Doren, de Messi van het hockey, had gesproken, bedankte die mij voor de moeite om tot hem te komen.
“Zie je, dat hoor ik graag. Als nieuwe talenten bij het team komen en ze zien hoe ook de beste speler van de wereld nederig is, creëert dat een cultuur. Ik wil met de Red Lions een legacy nalaten: dit zijn onze normen en waarden, hier staan we voor. Leave the jersey in a better place is ook een mantra van de All Blacks.
“Na de worldcup kwamen de spelers mij vinden om te overleggen over de individuele prijzen die waren gewonnen – daar was geld aan verbonden – en wat ze daarmee wilden doen. Ik zei: zeg het maar. Dat geld hebben ze in een collectieve pot gestopt, te gebruiken voor en door het team. Als ze straks in Melbourne twee dagen extra willen blijven rondhangen zal dat uit die pot worden betaald. De geldprijs van Van Doren als beste speler – toch 60.000 euro – is ook in die pot gegaan.”
De psycholoog die er al jaren bij was hebt u de wacht aangezegd.
“De hoofdpsycholoog van een ploeg moet de coach zijn. Bij de Red Lions was een situatie gegroeid dat de communicatie tussen coach en spelers via de psycholoog verliep. Ik heb daar redelijk abrupt afscheid van genomen en het is goed uitgepakt. Meer zelfs, ik denk dat het een van de redenen is geweest voor ons succes.”
U hebt ook de nationale vrouwenploeg gecoacht. Wilt u vergelijken?
“Vrouwen en mannen willen allebei presteren, maar om verschillende redenen. Vrouwen doen het voor de coach, voor hun fans of voor hun moeders en vaders. Mannen spelen meer voor zichzelf, voor het prestige.
“In de coaching zijn er kleine accentverschillen. Vrouwen krijgen iets meer instructies, ze willen die ook, ze vragen erom. Als ik mannen zou coachen zoals vrouwen worden die gek van mij. Omgekeerd zou het ook niet werken.
“Communicatief moet je goed opletten. Zeg in een groep dat je niet tevreden bent over iemand zonder die bij naam te noemen en alle mannen denken: oké, dit gaat over iemand anders. De vrouwen zullen denken: oeioei, nu heeft hij het over mij.
“De notie ‘team’ is bij vrouwen nog sterker ontwikkeld dan bij mannen. De kracht van het team, daar draait het om, en die wordt mee bepaald door de macht die de coach krijgt van het team. In Nieuw-Zeeland noemen ze dat met een Maori-woord de mana.”
Is elke Nieuw-Zeelander, zelfs van Schotse afkomst zoals uzelf, een halve Maori?
“Nieuw-Zeeland is een heel bijzonder land met een aparte inheemse cultuur die wij moeten koesteren. De Maori’s hebben voor ondefinieerbare begrippen mooie woorden. Mana bijvoorbeeld, dat kun je haast niet vertalen. En mooie symbolen natuurlijk, de haka kent iedereen. Het brengt het team in hogere sferen. Neen, een Belgische haka is onbespreekbaar, dat hoort bij mijn land.
“Whanau(spreek uit: váanau, HVDW) is nog zo’n begrip bij ons. Het staat voor familie, maar in de brede betekenis. De whanau is een groep mensen op wie je steeds terugvalt, in goede en slechte tijden. Ooit selecteerde ik bij de Black Sticks een jong talent van de eilanden. In het hotel had hij zijn hele whanau op zijn kamer uitgenodigd. Op het bed had hij zijn uitrusting van de nationale ploeg gelegd, als een soort relict, om aan zijn naasten te tonen. Deel zijn van dat team, van die cultuur: op slag was zijn leven veranderd.”
De Red Lions zijn alsnog team van het jaar geworden nadat de stemming was heropend. Dat had ook gemoeten voor coach van het jaar. Dat had u moeten zijn.
“Eerst en vooral dit: ik ben op het juiste moment gekomen. Deze ploeg was al heel erg goed gecoacht door twee Nederlandse bondscoaches. De spelers hadden veel ervaring en er kwam talent bij. Het programma dat we draaien is top: er is geld en er zijn mogelijkheden om te doen wat we willen. We hebben een internationale topstaf met onder meer een Zuid-Afrikaan en een Nederlander.
“Bottomline: ik ben maar een radertje in het geheel. De coach van het jaar moet een Belg zijn, vind ik persoonlijk. Neen, Roberto Martínez is ook geen Belg, dat klopt. Ik was al heel blij dat onze ploeg die prijs heeft gewonnen, dus mocht ik toch even dat podium op. Willen ze mij die prijs eind 2019 geven, dan zal ik die blij aanvaarden, want dat zal betekenen dat we het goed hebben gedaan op het EK in eigen land in augustus.”