Column Strade Bianche in De Morgen van maandag 11 maart 2019

Bij de grote jongens

Wordt het niet wat gênant, dat altijd en overal winnen van jullie? Die vraag appte ik naar een Deceuninck-QuickStep-kopstuk. Het antwoord kwam snel terug: winnen is nooit gênant. Ik kon er in komen. Helemaal overwacht was het ook niet. Julian Alaphilippe is niet de eerste de beste, dat heeft die …

Wordt het niet wat gênant, dat altijd en overal winnen van jullie? Die vraag appte ik naar een Deceuninck-QuickStep-kopstuk. Het antwoord kwam snel terug: winnen is nooit gênant.

Ik kon er in komen. Helemaal overwacht was het ook niet. Julian Alaphilippe is niet de eerste de beste, dat heeft die jongen al meermaals bewezen. En dat hij met zijn techniek op moeilijke wegen uit de voeten kan, ook al verkende hij die gravelbaantjes van de week voor het eerst, hoeft ook geen betoog.

Inmiddels is Deceuninck-QuickStep toch zo’n beetje het Ajax van het wielrennen geworden. Niet de rijkste van alle ploegen, maar wel die met de meeste ballen. Altijd maar aanvallen, slim spelen als het moet, volle bak als het kan en vooral: allen voor één, één voor allen. De lof is voor de uitvoerders, maar chapeau voor de mannen in de volgauto’s en die ene superbaas achter zijn bureau één hoog in Wevelgem, die deze attitude in de ploeg hebben gekregen.

Bewondering voor DC-QS en Alaphilippe, jawel, maar al evenveel voor Wout van Aert. Pas aan zijn tweede wedstrijd toe in het geel-zwart van Jumbo-Visma en alweer derde in de boreling onder de klassiekers. Vorig jaar viel hij nog uitgeput van zijn fiets in de allerlaatste steile bocht op weg naar de Piazza del Campo van Siena, strompelde tien meter met de fiets naast zich zoals in een moddercross, helemaal in kramp.

Wat hij daarna deed, moet u thuis niet proberen. Met een ultieme krachtinspanning, nog steeds met die kramp op een iets minder steil stuk terug op de fiets springen, in de pedalen klikken en trappen alsof zijn leven ervan afhing om total loss boven te komen achter winnaar Tiesj Benoot (ook weer knap vijfde na zijn zware val van vorig weekend) en Romain Bardet, die deze keer koos voor Parijs- Nice. Van Aert wist vorig jaar een tijdje niet meer van welke parochie hij was.

Zaterdag was van uitputting geen sprake, hoewel de Strade Bianche net als vorig jaar de net-nietwedstrijd van Wout van Aert is geworden. Die derde plek voelt dit jaar meer dan vorig jaar wellicht als een overwinning. Van Aert heeft rotmaanden achter de rug, en dat heeft hij – voor zover de feiten zijn zoals ze tot nog toe bekend zijn – ten dele aan zichzelf en aan minder goed geïnspireerde raadgevers te danken. Er hangen hem nog steeds een schorsing en een flinke boete boven het hoofd als hij niet kan bewijzen dat de verbreking van zijn contract met het team van Nick Nuyens terecht was.

Dat zijn misschien zorgen voor het najaar, maar tegen die achtergrond, in de wetenschap dat het een dubbeltje op de kant wordt – of je krijgt gelijk, of je wordt een stuk armer aan de kant gezet – toch nog die prestaties neerzetten, is gewoonweg fenomenaal. Binnen die ploeg die hem niet als enige kopman wil/mag/durft uit te spelen is het bovendien een statement van formaat.

Van Aert is een aanwinst voor het wegwielrennen, net zoals zijn collega-crosser Mathieu van der Poel dat ook is. Het grote voordeel van crossers (en eerder al zagen we dat bij mountainbikers) is dat ze er altijd vol voor gaan. Slepen, linkeballen, verstoppen en profiteren is niet hun eerste natuur. Van Aert koerst op de weg zoals hij crost: vooraan, met volle overgave. Ook als hij niet meer kan volgen, blijft hij volgen. Zoals hij zaterdag even dreigde opgeslokt te worden door de achtervolgende groep nadat hij Fuglsang en Alaphilippe nauwelijks nog kon bijbenen, maar toch zijn eigen tempo bleef rijden, vechtend voor zijn verworven plek, dat was de crosser Van Aert op zijn best.

Van Aert heeft de voorbije winter anders getraind: meer op volume en kracht, minder op pure explosiviteit. Hij zou spiermassa hebben gewonnen en weer vet hebben verloren. Over zijn gewicht wil hij nog weleens geheimzinnig doen, maar eigenlijk blijft maar één vraag onbeantwoord: wat kan hij in langere wedstrijden?

Honderdtachtig kilometer is er nog geen 260. In het openingsweekend eindigde hij in de Omloop in het tweede groepje samen met Lampaert, Naesen, Gilbert en Keukeleire. Dat laat het beste vermoeden, maar dat zegt niks over het zesde uur in een zware superklassieker. Een en ander (zoals de Strade 2019) laat vermoeden dat Van Aert straks ook in Oudenaarde en Roubaix bij de eersten over de streep zal bollen. Hij heeft zijn plek bij de grote jongens verworven.

De Strade ook. Het blijft een anachronisme om met steeds duurdere en betere machines op slechtere wegen te gaan rijden, alsof ze met de nieuwste en lichtste schoenen in een oneffen koeienweide zouden gaan voetballen, maar als het peloton van de wedstrijd houdt, dan moet de journalist zijn mond houden. Of het wielrennen hiermee de juiste richting inslaat, zal de toekomst uitwijzen.

 

Strade Bianche