‘Coureurs zijn fier op hun littekens’
Met Milaan-Sanremo gaat het klassieke voorjaar nu echt van start. De komende weken is het niks dan koers, koers, koers, met Christophe Vandegoor, Michel Wuyts en José De Cauwer aan de micro. ‘Hoog tijd dat er weer een hele grote Belgische renner opstaat.’
Ook deze zomer zullen de VRT-mannen van radio en tv 24 dagen bij elkaar op de schoot zitten, in één VRT-busje dat 4.000 of meer kilometers door Frankrijk scheurt. Vier nomaden (de vierde is Sven Nys of Frank Hoste, beiden cocommentator voor Radio 1) van hotel naar hotel, van startplaats naar aankomstplaats, 21 etappes en de rustdagen, dat moet af en toe vonken geven, toch?
Michel Wuyts: “Al drie jaar geen enkele discussie gehad. De rolverdeling is zo: José en ik – Statler en Waldorf om mee te gaan in jullie verhaal – zitten achteraan. Nys en Hoste rijden de meeste kilometers. Sven doet 110 op stukken snelweg waar 130 mag. Waarop José, die linksachter zit, vraagt aan Nys wat er op zo’n bord met snelheidsbeperking staat. 130, zegt Sven. Waarom rij je dan al dagen 110?, vraagt José dan. Maar erger wordt het nooit.”
José De Cauwer: “Er wordt niet zoveel afgezeverd in die auto hoor. Michel werkt aan zijn voorbereiding van de volgende rit, Christophe ook. Hij rijdt ook graag eens een stukje.”
Christophe Vandegoor: “Ik bekijk eerst Twitter, want renners zeggen tegenwoordig meer op Twitter dan in interviews, maar daarna kan het gaan over de gekste dingen. Vorige Tour nog uitgebreid over het scheren van hagen. Of krijgt Sven telefoon van Thibau Nys vanuit Mallorca dat hij intervallen wil gaan doen en hoe dat moet. Waarop Sven op Thibau inpraat dat het veel te vroeg is voor intervallen en zo gaan die autoritten voorbij.”
De Cauwer: “Vorige week in Parijs-Nice waren we maar met twee en dan wordt er nauwelijks gesproken.”
Wuyts: “Tenzij ik rijd. Dan krijg ik raad van José: ‘Allez, focus nu eens voorbij die camion en rijd er voorbij.’ Het is waar: ik doe het in mijn broek als ik camions moet inhalen.”
Vandegoor: “José en Frank worden achter het stuur van een auto opnieuw coureur. In een afdaling van een col op het linkervak ingehaald worden door Sean Kelly, geen sprake van. Op aangeven van José, zijn oud-ploegleider – ‘Allez Frank, laat u niet doen’ – wil Hoste daar achteraan, ook op dat linkervak. Ondertussen komen campers naar boven en lopen toeschouwers aan beide kanten van de weg. Dat hoeft voor mij niet.”
Wuyts: “Ik ben blij dat ik kan lezen en werken achteraan zonder ziek te worden, dan krijg ik dat niet allemaal mee.”
Zijn jullie nog opgewonden geworden toen de koers eind februari naar ons land kwam of loopt het allemaal door elkaar, veldrijden dat al begint nog voor de Ronde van Lombardije en doorgaat tot eind februari als ze alweer volop op de weg koersen?
Wuyts: “Ik heb dit jaar een pauze georganiseerd. In het crossweekend van Leuven heb ik gevraagd om niet te moeten werken. Zo had ik twee weken geen wedstrijd en een break.”
Vandegoor: “Ik draai mijn knop om na het WK veldrijden. De andere crossen volg ik dan niet meer en de focus gaat op de weg. Daarnaast, niet vergeten, doe ik ook nog veel andere sporten, zoals basketbal. En ik draai ook mee in de redactiediensten.”
De Cauwer: “Wat Michel doet… Ik heb het laatst nog gezegd bij de bazen van de VRT: hij mag het hebben van mij, geen enkel weekend vrij. Voor mij is de koers nog zoals vroeger als wielrenner: in oktober is het gedaan en eind februari beginnen we opnieuw.”
Het echte begin van de grote wedstrijden is Milaan-Sanremo, vandaar dat we hier zitten.
Wuyts: “Jammer, dat we ook dit jaar geen sublicentie konden kopen van VTM, hoewel we het dubbele hebben geboden van RTBf. Vorig jaar zat ik ook thuis. Ik ben zes keer in die laatste kilometers naar de frigo gelopen. Mijn hart klopt nogal voor Vincenzo Nibali, zoals vroeger voor Eddy Merckx, die ik ook nooit live heb zien winnen omdat ik de stress niet aankon.”
Vandegoor: “Milaan-Sanremo heeft iets. Niet Milaan, want die start is een dooie boel met die hooguit vijfhonderd man die daar staat. Maar ik herinner mij de wedstrijd vooral met de rechtstreekse beelden die uitvallen en twee serres later in de afdaling is er weer een renner weg of is Hennie Kuiper bij Teun van Vliet gekomen, zoals we van de week nog in De kleedkamer konden zien.”
Wat is er voor jullie veranderd aan het wielrennen?
Vandegoor: “Ik kan minder genieten van de koers dan als kind. Ik ben aan het werk, wat een andere beleving vereist, en ik heb nu ook een radar in mijn hoofd: hoe moet ik dit beoordelen, geloof ik dit?”
Wuyts: “Ik ben 62 en ik hou vijf keer meer van mijn vak dan vijftien jaar geleden. Ik kan nog verbeteren, mijn taal bijvoorbeeld.”
De Cauwer: “Als ik commentaar geef, ben ik niet de oud-renner, maar wel de oud-ploegleider of meer nog de coach: zou je niet beter dit doen, of dat? Ik denk altijd mee met de renner en met de ploeg.
“Vorig jaar in de E3 Prijs blijft Greg Van Avermaet samen met twee anderen die niet vol rijden op een paar seconden van Niki Terpstra hangen en die wint. Dan kunnen mensen denken: ‘De Cauwer supportert voor Van Avermaet’ , wat ik niet ontken, maar als Sep Vanmarcke of een andere daar rijdt, zal ik ook raad geven.
“Ik zie soms renners rijden van wie ik denk: jongen, doe eens iets, je bent hier nu, ga eens vroeger mee, probeer tenminste. Vaak zijn de belangen van de ploeg niet die van de renner. Ik heb ook ideeën wat er met jonge renners moet gebeuren, jawel, zoals met Remco Evenepoel. We moeten vooral rustig blijven, maar jammer genoeg kan je de pers niet tegenhouden.”
Jij, Michel, werd overdreven lyrisch in je commentaar op het WK over Remco Evenepoel. En dat voor juniores.
Wuyts: “Ik vond dat we rustig genoeg waren.”
Vandegoor: “Het was ook bijzonder.”
De Cauwer: “De commentatoren uit andere landen waren ook lyrisch hoor: eerst die tijdrit en daarna de wegrit, waarin hij valt, zijn computertje gaat halen, rustig weer op de fiets stapt en ze dan één voor één inhaalt. De deuren gingen open van de commentaarhokken na die wedstrijd en iedereen keek naar elkaar…”
Vandegoor: “Wat was dees?”
Wuyts: “Zijn trainer Fred Vandervennet wees mij erop dat zijn zwakste piek van 2018 op het EK lag. De tweede eindigde daar op negen minuten. Maar bij de profs moet hij nog iets bewijzen. Het enige voorbehoud dat ik maak, is dat hij als jonge voetballer drie keer is weggegaan toen het niet meer liep zoals hij het wilde.”
We kijken toch op korte termijn nog meer uit naar Mathieu van der Poel?
De Cauwer (snel): “Wat gaat dat worden? Niet omdat ik denk dat hij overal alles gaat winnen. Maar het is een speciale, dat is duidelijk.”
Wuyts: “Je moet je niet afvragen wat daar van komt, maar welke plaats hij zal innemen aan de top. Van der Poel is een van de weinigen die meteen kan meedoen in Gent-Wevelgem. Hij blijft maar aan de gang en dat rekken tot de Brabantse Pijl, die zijn doel is. Dat is lang.”
Zijn leven verandert wel als hij in april gaat samenwonen met zijn vriendin.
De Cauwer: “Als hij wat van zijn pa heeft…”
Wuyts: “… Wat wil je zeggen José?”
De Cauwer: “… Zal die vriendin snel haar plaats kennen. De fiets komt bij een Van der Poel op de eerste plaats.” Wuyts: “Dan zal de vriendin geduld moeten hebben.” (vier monkelende mannen)
De Cauwer: “Misschien gelooft hij de professoren dat het allemaal niks uitmaakt, al of niet vrijen voor de koers.”
Het is een misvatting dat je slechter koerst omdat je veel vrijt. Je zal eerder slechter of minder vrijen als je te veel fietst.
Wuyts: “Dat haalt de tekst toch, hoop ik?”
Vandegoor: “Mathieu dartelt door het leven, tenzij toen met die knieproblemen.”
Wuyts: “Een charmante gast.”
Vandegoor: “Weinig volzinnen wel, maar hij zegt telkens wel iets. Hij is echt half Nederlander/half Belg. Wij hebben hem geadopteerd en we houden van zijn talent.”
De Cauwer: “Ik zie de hand van de pa. Adri is hard geweest voor zichzelf, en wellicht ook een strenge vader geweest.”
Wuyts: “Toen ik bij Mathieu thuis kwam, en hij was daar alleen, speelde hij de perfecte gastheer: ‘Willen jullie koffie?’ Er was ook zelfgebakken cake.”
Deceuninck-QuickStep is een systeem: koersen zoals Barcelona voetbalt, met vroege druk en snelle aanvallen.
Wuyts: “Godzijdank. Zij zorgen voor een mooi voorjaar tot nog toe. En als je niet meekoerst, hang je. Bob Jungels heeft niet de finesse van Niki Terpstra, maar hij kan het afmaken.”
Vandegoor: “Dat teamwerk, zoals in Kuurne. Keisse die voor een bocht even afremt en weer wat seconden gewonnen voor Jungels. Klasse.”
Wuyts: “Je mag je wel niet verkijken op die eerste wedstrijden bij ons. Goed bezet, dat wel, maar in Parijs-Nice zie je renners van wie je zegt: o ja, die doet ook mee.”
De Cauwer: “Ik hoop dat die andere ploegen een beetje naar elkaar kijken en samen iets proberen. Terpstra en Van Avermaet zullen aan elkaar een goeie compagnon de route hebben. En dan wint Van Avermaet in de sprint.”
Wuyts: “Maar Terpstra zal winnen omdat hij het nooit tot een sprint zal laten komen.”
Wij hebben de meeste World Tour-renners van alle landen en veel renners die in de buurt van podia komen, maar als het op winnen aankomt, wordt het lastig.
Vandegoor: “Philippe Gilbert die op weg naar Nice een waaier van veertig seconden dichtrijdt, is dat geen voorteken van een grote vis die hij kan pakken? Oké, dat was samen met Jungels, geen gewone smurfen, maar de rest riep wel op hun moeder.”
Wuyts: “Wij zijn goed in de breedte. Vorig jaar hebben we behalve in de Strade Bianche met Benoot en Van Aert haast nooit meegedaan voor winst in de World Tour. Zelfs voor het voorjaarswerk hebben we geen enkele topspits. Mijn wens is dat uit onze steeds kleiner wordende niche van voorjaarskoersen eens een hele grote renner opstaat, die overal kan winnen.”
In de vijf grote monumenten winnen we sinds de jaren 90 elk decennium onze tien, elf wedstrijden. Dit decennium zitten we al aan zeven.
Wuyts: “Misschien verkijken we ons, maar in dit decennium waren 2011 en 2012 de twee beste jaren, met vijf overwinningen op tien. Sindsdien hebben we nog twee keer gewonnen.”
Vandegoor: “Ik denk nog steeds dat Sep Vanmarcke eens een hele grote gaat winnen.” De Cauwer: “Dat is goed mogelijk.”
Vandegoor: “Wat ook opvalt, is het aantal renners met een mountainbike- of crossachtergrond. In de Strade Bianche nog: Van Aert, Fuglsang, Alaphilippe.”
De Cauwer: “Al die wielerdisciplines – cross, mountainbike, wielerbaan – zouden in de opleiding van elke wielrenner moeten passeren, maar het absolute begin moet BMX zijn. Korte versnellingen, hoge trapfrequentie en sturen. Wielrenners moeten leren spelen met hun fiets.”
Wie wint de Giro en wie de Tour?
Vandegoor: “Egan Bernal, ex-mountainbiker uit Colombia, wint de Giro. Wat die in de Tour deed vorig jaar met zijn 21 jaar, was al heel opmerkelijk.”
De Cauwer: “Voor de Tour hoop ik vooral op Tom Dumoulin.”
Wuyts: “Giro: Simon Yates en Bernal in tweede instantie. Ik hoop ook op Dumoulin voor de Tour, ondanks het gebrek aan tijdritkilometers in deze editie.”
De Cauwer: “Eigenlijk zou elke ronde met quota moeten worden georganiseerd: een minimaal en maximaal aantal hoogtemeters, idem voor aankomsten bergop en tijdritkilometers. Maar ja, die Fransen willen natuurlijk zo min mogelijk tijdrijden omdat hun Pinot en Bardet daar slecht in zijn, terwijl Bardet verdorie nog niet eens Oliver Naesen kan volgen.”
Wuyts: “Tijdritten zijn nefast voor de kijkdichtheid, dat heeft daar ook mee te maken. Voor mij mag een vlakke tijdrit van meer dan 60 kilometer, maar neen, zelfs als het tijdrijden is, moet het óók nog eens bergop gaan.”
Nu we het over kijkcijfers hebben: steeds minder en steeds oudere mensen kijken nog naar koers.
Wuyts: “Als je het hebt over de cijfers van Daam Van Reeth (professor KU Leuven, HV), die moet eens leren rekening houden met goed weer en slecht weer. De laatste jaren worden voorjaarsklassiekers altijd bij goed weer gereden. Bovendien, de laatste Omloop had 750.000 en Kuurne had 790.000 kijkers, gemiddeld.”
De Cauwer: “Kijkcijfers zijn niet het enige. Wielrennen is in de breedte alleen maar populairder geworden en meer mensen dan ooit – niet alleen in België, maar over de hele wereld – rijden nu met een koersfiets. Dat kan een sport ook teweegbrengen.”
Meer dan ooit wielertoeristen, meer dan ooit vrouwen, maar dat vertaalt zich niet in de deelneemsters aan de wedstrijden.
De Cauwer: “Vrouwenwielrennen wordt ons nu een beetje door de strot geduwd. Ik vind dat die op televisie mogen komen, moeten komen zelfs, maar geef het de tijd om te groeien. Aan de basis wordt natuurlijk niet goed gewerkt. Waar zijn de wedstrijdjes die in een industriezone worden georganiseerd, zoals in Nederland. Geen koersfietsen, gewone fietsen tegen elkaar, spelen. Dat doen wij niet.”
Vandegoor: “De befaamde dikkebandenraces.”
Wuyts: “Waarom denk je dat de Nederlandse sprinter Dylan Groenewegen zo’n zware etappe in Parijs-Nice overleeft? Die is opgegroeid met dikkebandenraces, onder andere op de dijken. Wij lopen achter bij Nederland.”
Wielrennen is in de perceptie van de ouders een synoniem voor gevaar. Er is vorig weekend weer eens een jonge renner gestorven bij een ongeval.
Wuyts: “Waarom ontbrak daar een seingever, is dat al bekend?”
Vandegoor: “De koersdirecteur zei bij ons op Radio 1 dat de politie had aangegeven dat daar niemand moest staan.”
De Cauwer: “Als er 178 seingevers waren, had 180 ook gekund natuurlijk. Wielrennen op de openbare weg is niet zonder gevaar.”
Vandegoor: “Ik ben als nieuweling eens op een auto geknald met daarin een vrouw en een kind. Die vrouw zat plots midden in de koers, wilde goed doen en stopte, maar wel vlak achter een bocht waar wij doorheen kwamen en ik zat aan de binnenkant. Bam…”
Het vreemde is dat men daar licht over gaat. Koers is gevaarlijk, oké, de volgende…
Wuyts: “Ik heb mij tijdens de voorbije Parijs-Nice weer verbaasd over hoe men het blijkbaar doodnormaal vindt hoe renners bij bosjes van hun fiets waaien. Waarop een deel van het peloton zegt: ze kunnen niet sturen. Vreemd.”
Vandegoor: “Herinner je nog de finale van Kuurne? Bob Jungels is weg en ineens komt van tussen een rij huizen een camionette gereden. Tien seconden eerder en die vlamt daar tegen.”
Wuyts: “Wij zijn ooit met het gezin-Wuyts, mijn vader aan het stuur, nietsvermoedend in een koers terechtgekomen. Vader zette zich aan de kant, maar het volk keerde zich woedend tegen ons. Ik zat te beven als een riet.”
De Cauwer: “Zo heb ik als ploegdirecteur eens een renner in mijn achterruit gekregen. Hij vloog over de auto en de vork van de fiets van Planckaert die op het dak stond, zat door het dak. Ik dacht: die is dood. Het was de Amerikaan Bob Roll. Tien seconden bleef hij liggen, stond recht, pakte zijn fiets en was weer weg.”
Die heroïek van de koers heeft een donker kantje.
Wuyts: “Tja, die heroïek: coureurs zijn fier op hun littekens. Bahamontes(een wielertijdschrift, HV) had een tijdlang zo’n rubriek. Je zag ze met fierheid poseren.”
Vandegoor: “Koketteren met hoe hard ze wel zijn. Vallen, sleutelbeen over, ’s avonds geopereerd door Toon Claes en de dag erna een foto tweetten van op de rollen. Kijk eens hoe sterk, ik ben al opnieuw bezig.”
De Cauwer: “Nogmaals: het is een sport die op de openbare weg wordt ingericht. Je moet die maximaal beveiligen, maar alle gevaar eruithalen, zal je niet lukken.
“Veertien dagen geleden zag ik een jonge mama aan haar voordeur staan, met haar zoon op een koersfiets – ik schat dat hij 13, 14 was. Hij ging trainen en werd de les gelezen. Je kind dat gaat wielrennen, dat is toch wat anders dan je kind dat je van en naar het voetbal brengt. Na 50 kilometer ben ik die jongen tegengekomen. Ik dacht: allez, hij is bijna huis.”
Vandegoor: “Ik heb gekoerst en dus ook getraind als nieuweling en junior. Wat mijn ouders mij hebben laten doen: op de steenweg van Tongeren naar Borgworm, voorbij de suikerbietenfabriek van Oreye, tussen de camions en tractoren, op mijn fietske. Eerlijk: mijn zoon zou ik dat nooit toelaten.”
Wuyts: “Toen mijn kleinzoon drie jaar en twee maanden was, werd hij op de parking rechtover ons op zijn eerste fietske gezet. Hij was er meteen mee weg. Ik dacht: oké, we zijn vertrokken voor jaren ongerustheid.”
Vandegoor: “Om op het peloton terug te komen: ik vind het steeds weer verbazingwekkend hoe weinig er gebeurt: die renners, motorrijders, auto’s, dat alles door elkaar, die stress van de koers er nog eens bij, de wind, de regen en toch gaat het meestal goed. Ik denk door de bovenmatige begaafdheid in stuurkunst.”
Wuyts: “Oud-renners en sportdirecteurs sturen beter dan wij, ook met de auto of de motor. Maar uren aan één stuk geconcentreerd blijven, dat kan niemand.”
De Cauwer (knikt): “Maar als ik ga fietsen met een wielertoerist, dan heb ik alle steentjes gezien en zal ik er niet op rijden. Hij sukkelt overal in. Een echte renner heeft zijn focus tien meter voor zich en de putten en steentjes slaat hij in het geheugen op.”
Wat vinden jullie van Victor Campenaerts?
Vandegoor: “Ik was bij Walter Planckaert voor een podcast en van alle renners die hij ooit had zien passeren, was hij het meeste fier op Campenaerts die hij als enige als Europees beloftekampioen tijdrijden toch een contract waard had geacht. En zie nu.”
Wuyts: “Campenaerts heeft van zodra hij wist dat hij het werelduurrecord zou aanvallen, na elke wedstrijd vijftig minuten losgereden op zijn tijdritfiets, zelfs in de zware Vuelta. Pure ernst.”
De Cauwer: “Respect, respect. Victor heeft alles zelf gedaan, bij Sport Vlaanderen, Bij Lotto-Jumbo en ook bij Lotto-Soudal.”
Vandegoor: “Hij rijdt zonder bril, niet om koppig te zijn, maar omdat het beter is voor de luchtweerstand. Alles is uitgekiend. Knap.”
Zitten jullie na al die jaren in die sport nog met grote vragen, eventueel mysteries?
Vandegoor: “Het jaar van Cancellara (2010, HV) waarin hij de Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix wint, daar zou ik eens het fijne van willen weten. Vooral omdat je geen tien minuten aan één bepaalde teambus mag gaan staan of het gaat over de motortjes.”
Wuyts: “Ik heb mij altijd al afgevraagd hoe het komt dat het wielermilieu zo gesloten is gebleven. Het is iets verbeterd. De komst van wetenschappers is zeer schoorvoetend gegaan, maar die heeft wel voor een doorbraak gezorgd. Maar een ploegleider moet nog altijd hebben gekoerst en die bepaalt alles. Behalve bij Sky denk ik, daar wordt gerekend. In Parijs-Nice laten ze Quintana in de waan dat hij gaat winnen, maar ze kennen alle data en weten dat hij het niet zal halen en ze weten vooral wat ze zelf nog kunnen en dat wordt dan netjes uitgevoerd.”
De Cauwer: “Ik verbaas mij er nog steeds over hoe sommige carrières van renners door ploegen worden verprutst. Elke renner zou een eigen coach moeten hebben die zijn mogelijkheden kan inschatten en in functie daarvan een ploeg kan selecteren waar hij zich kan ontplooien.”
Tot slot: het laatste langlaufdopinggeval heeft vertakkingen naar het wielrennen. Schouders ophalen toch maar?
Wuyts: “Neen, ik was geschrokken, vooral van het ordinaire waarmee het gebeurde. Dat Tom Dumoulin zich in zijn kruis gepakt voelde met de bekentenis van Georg Preidler, die vijf jaar bij hem reed, daar kan ik ook inkomen.”
De Cauwer: “Volgens Hilaire Van der Schueren (ploegleider van Wanty-Groupe Gobert, HV) heeft Tom Dumoulin gelijk dat er te weinig controles zijn: zijn eigen ploeg is nog maar drie keer gecontroleerd. Dat is te weinig.”
Vandegoor: “Ik begrijp dat Dumoulin geschrokken is dat het zo dicht bij hem gebeurde. Maar als hij de journalisten verwijt dat ze hem niks vragen over dat dopinggeval, herinner ik mij toch vorig jaar toen hijzelf inzake doping de blok erop legde. De zaak-Froome speelde en Dumoulin wilde geen witte ridder meer zijn, zei hij toen letterlijk.”
Het wielermilieu blijf er een van achterdocht: oei die rijden rap, wat zou er aan de hand zijn? Niks misschien, maar dat is het lot van die sport.
Wuyts: “Wat die Stefan Denifl betreft (ook betrokken in het recente Aderlass-bloeddopingschandaal, HV), toen hij in 2017 in de Vuelta Froome afhield en op een moordende slotklim won, heb ik gezegd dat ik hoop dat deze uitslag overeind blijft. Noem het gerust een voorgevoel.”
Vandegoor: “Iedereen kijkt nu naar de Astana’s. Zowel Greg Van Avermaet als Tiesj Benoot schrikken van het niveau en het gemak waarmee die ploeg rijdt.”
De Cauwer: “Ze hebben er al achttien gewonnen dit jaar, dat klopt, maar wat zegt dat? Er is toch nog een ploeg die er achttien heeft gewonnen?”
20190323_De-Morgen_p-70_-Coureurs-zijn-fier-op-hun-littekens–all