Pleidooi voor play-offs
In een ideale competitieformule wordt niet steeds hetzelfde rijke team kampioen, zoals in pakweg Frankrijk met Paris Saint-Germain. Tegelijk moet bij de uiteindelijke kampioen het gevoel overheersen dat die het heeft verdiend. In België zou dat Racing Genk zijn, of Club Brugge. De ideale competitieformule waarborgt voorts veel wedstrijden op hoog niveau, kwestie van het voetbal beter te maken, competitiever, wat van pas komt in Europa.
Daarnaast willen we zo veel en zo lang mogelijk wedstrijden met inzet, dus niet dat we al pakweg vijf speeldagen voor het einde de winnaar kennen en na januari zes teams al niet meer kunnen zakken en ook geen kampioen meer kunnen worden. Ten slotte willen we een competitieformule waar de media graag veel geld voor geven.
Wat als we die hebben gevonden? We hebben in die tien jaar play-offs nooit een kampioen gehad waarmee niemand kon leven. Er zijn meer topwedstrijden dan ooit tevoren en – of er een causaal verband is, moet nog worden bewezen – onze clubs doen het sinds de invoering van de play-offs merkelijk beter in Europa, met onder meer een directe kwalificatie voor de groepsfase van de Champions League.
Ook het aantal spannende wedstrijden is toegenomen. Tot in maart is geen enkele wedstrijd gespeeld waar geen belang aan vastzat, weze het degraderen, weze het een plaats in play-off 1. Het aantal bezoekers in de stadions mag dan niet zijn gestegen, maar belangrijker: de televisierechten zijn sinds de invoering van de play-offs het dubbele waard.
Eén kritiek op de play-offs luidt dat het zwaartepunt van de competitie aan het eind ligt en dat zou nefast zijn voor de prestaties van de Belgische ploegen in Europa. Nogmaals, het is niet bewezen dat die twee verband houden, maar als onze teams (dit seizoen uitgezonderd) Europees juist beter zijn gaan presteren (denk aan Gent, Club en Genk in het nabije verleden), dan houdt dat argument in de andere richting ook geen steek.
Ander punt van kritiek is play-off 2: te saai, te veel zinloze wedstrijden. Wie herinnert zich nog de seizoenen vóór 2009-2010, de start van de play-offs, toen vanaf januari bestuurders van geredde ploegen hun coaches vroegen om niet te veel punten meer te pakken? Ja goed, vroeger kon het weleens gebeuren dat een ploeg die klaar was in de laatste vijf speeldagen nog twee kandidaat-kampioenen op bezoek kreeg en daar een vol huis aan overhield. Dat manco is financieel op te lossen.
Dat met de play-offs het risico op een onterechte kampioen groter wordt, is nog zo’n non-argument. Ten eerste zijn alle kampioenen tot op vandaag, tien op tien dus, terechte kampioenen en ten tweede zijn dit geen play-offs maar nacompetities. Echte play-offs worden gespeeld in het basketbal en volleybal (best of three en best of zeven). Voetbal is een laag scorende sport en die houdt al een hoge dosis ‘onzekerheid van uitkomst’ in. Dat toeval nog eens versterken door iedereen op nul te zetten, neen, daar moeten we niet aan beginnen. Vandaar het compromis: de halvering van de punten.
De kritiek op deze competitieformule wordt gevoed vanuit drie totaal verschillende belangen. Ten eerste: de idealisten die geen boodschap hebben aan de economische realiteit. Zij vinden dat voetbal moet worden gespeeld zoals het al honderd jaar wordt gespeeld, punt uit.
Ten tweede: de kleinere clubs. Die zijn meer tegen de herverdeling van het televisiegeld dat aan de competitieformule is gekoppeld en waarmee rijk steeds rijker wordt dan tegen de play-offs zelf. In de Premier League krijgt de meest verdienende club dit seizoen (Liverpool) 169 miljoen euro en de minst verdienende (Huddersfield) 107 miljoen. Dat is een verschil van 60 procent. Bij ons is dat verschil 300 procent.
De sterkste weerstand tegen de play-offs komt van de topclubs Club en Anderlecht. Hun achterliggende redenering, zo simpel als pervers, is gebaseerd op kansrekening: hoe langer een serie duurt, hoe kleiner de kans op verrassende uitkomsten. Gevolg: des te groter de kans dat de rijkste clubs een eeuwigdurende claim leggen op de eerste, hooguit tweede plaats.
Superkapitalisten als Bart Verhaeghe en Marc Coucke, die de indruk geven in te zitten met het voetbal door allerlei bestuursfuncties op te nemen (en soms terug te geven), hebben maar één belang: het eigenbelang. Het moet nu blijken hoever hun macht rijkt en hoeveel medestanders ze hebben gevonden bij de kleine clubs die niet verder kijken dan hun neus lang is. Als deze formule met play-offs op de schop gaat, is voetbal meer dan ooit het spel van georchestreerd toeval, met aan het eind de rijkste die wint en nog rijker wordt.