Interview Delfine Persoon in De Morgen van zaterdag 21 december 2019

‘Af en toe een blauw oog of een gebroken neus, dat stelt niks voor’

Waar je niet dood van gaat, maakt je sterker. Delfine Persoon (34) verloor dit jaar – volgens velen onterecht – de ‘kamp van haar leven’, zat even heel diep, vocht terug en is eind 2019 toch weer de beste vrouwelijke bokser van de wereld. In 2020 doet ze een gooi naar olympische roem.

Filiep Tampere, coach, begeleider, toeverlaat en partner van Delfine Persoon, gromt als hij zijn vriendin achterlaat met ‘die journalist die had geschreven dat twee vrouwen die elkaar tot bloedens toe slaan geen reclame is voor de sport’.

Delfine Persoon: “Ik dacht: waar komt die nu mee af? We hebben het wel over profboksen hè, en daar kan wat bloed bij vloeien. Maar de keren dat ik dit jaar heb gebloed of mijn neus heb gebroken, kwam door een kopstoot, niet door een slag.”

Vorige week lieten Persoon en Tampere weten dat zij gaat proberen zich te plaatsen voor de Olympische Spelen in Tokio, volgende zomer. Persoon geeft daarvoor haar statuut van profbokser op en zal deelnemen aan een kwalificatietoernooi in maart in Londen. Het vertrouwen in een goede afloop is groot. “W’en z’ol bekeke. We weten hoe het moet. Dat ze ons maar laten doen tot in Tokio”, zegt Tampere. En weg is hij.

Als je niet tegen haar moet vechten, is Delfine geen kwaaie. Het argument dat ik haar kom interviewen als bewonderenswaardige atlete neemt ze dankbaar in ontvangst. Ze excuseert zich zelfs voor de ontvangst – “we zullen straks een koffie gaan drinken” -, zet twee stoelen bij elkaar in haar bokszaaltje naast Café De Boksneuze op het Stationsplein in Lichtervelde en wacht op de ijsbreker.

Gefeliciteerd! Pound for pound (een ‘algemeen klassement’ van alle gewichtsklassen dooreen, red.) bent u de beste vrouwelijke bokser ter wereld. Opnieuw.

“Ja, normaal wordt die ranking nu ongeveer bekendgemaakt, en aangezien ik dit jaar drie kampen van de hoogste categorie vocht, sta ik weer op één, zo heeft Filiep uitgerekend. Die vergist zich daar niet in.”

De blazers van de verwarming verspreiden een weeë geur van oud zweet die je ook in slecht verluchte bergruimtes van sporthallen vindt. Het past bij het kader. Boksen is een sport van bloed, zweet en in het geval van Delfine zeker ook tranen. Of ze nog eens haar verhaal van 2019 wil doen? Vooruit dan maar, ook al zullen er dan ongewild weer demonen worden opgeroepen.

Op 1 juni verloor Delfine Persoon ‘de kamp van haar leven’. In de legendarische Madison Square Garden-zaal in New York bokste ze tegen de Ierse Katie Taylor om de WBC-wereldtitel. Hoewel vele waarnemers meenden dat Persoon de beste was en tot winnaar had moeten worden uitgeroepen, gaf de jury de zege met miniem verschil aan Taylor. Het leidde tot tandengeknars, woede en tranen, veel tranen.

Dat u in die algemene rangschikking de beste vrouwelijke bokser bent, is dat nu een schrale troost of helpt het om uw verlies in juni tegen Katie Taylor te plaatsen?

“Het goeie weegt niet op tegen het slechte. Als ik aan die kamp terugdenk, ben ik ontroostbaar. Zelfs landgenoten en vrienden van Taylor vonden het een onterechte uitslag. Laila Ali, de dochter van, zei op Instagram: ‘Mijn vader draait zich om in zijn graf.’ En toch: frustratie overheerst.

“Filiep heeft er langer over gedaan dan ik om het te verwerken. Onze relatie heeft daar niet onder geleden, al waren er wel de klassieke discussies. Hij die zegt dat ik dat stapje achteruit had moeten zetten en ik die hem dan weer verwijt dat hij luider had moeten roepen. Het heeft geholpen dat we snel allebei weer zijn gaan werken. Ik weet dat hij een beetje met een schuldgevoel zit ten opzichte van mij. Wij zijn ook niet de types die dat eventjes uitpraten bij een etentje. Binnenvetters, West-Vlamingen, wat wil je…”

Een collega-kenner voorspelde: ‘Persoon zal Taylor uit de ring moeten slaan, of ze verliest.’

“Dat klopt en dat wisten we. Onze tactiek was goed. Ik de conditie en de slagkracht, zij de techniek. Het kwam er op aan haar geen speelruimte te geven en de pas af te snijden na haar combinaties om haar zo te vermoeien, Dat deed ik goed.

“De fout die ik heb gemaakt is te blijven hangen toen ze mij telkens weer bij de armen greep – ‘grab her arms’, riep die coach van haar altijd. Ik had toen sneller een stap terug moeten doen en weer aanvallen, zo zou het tempo van de hele kamp hoger hebben gelegen en dat was zeker in mijn voordeel uitgedraaid.

“Dat ik ben bedrogen, dat weet inmiddels iedereen en nog heeft het niks gescheeld of ik had haar voor het einde op de knieën gekregen.

“Die laatste ronde was dertien seconden te kort, niet toevallig toen ze aan het gaan was. Dat hebben ze goed gezien. Bij het begin van de laatste ronde moeten boksers altijd even met de handschoenen tegen elkaar tikken. Normaal begint de klok pas te tikken na dat ‘handschoenmoment’, maar nu liep ze al toen we uit onze hoek kwamen. Zo waren er al dertien seconden weg. Daarmee werd ook mijn chronoman op het verkeerde been gezet, want die waarschuwt mij altijd dertig seconden voor het einde van de ronde om er nog eens volle bak in te vliegen. In een andere ronde waarin ze in de problemen kwam, hebben ze dat ook geflikt. We hebben dat allemaal aangekaart, maar wat helpt het?”

Durft u de kamp opnieuw te bekijken?

(lacht) “We zijn met het vliegtuig in België geland, zijn naar huis gereden en hebben onmiddellijk drie keer na elkaar de kamp bekeken. In totaal heb ik hem – denk ik – dertig keer of zo gezien. Masochisme? Neen, dat denk ik niet. Ik wil gewoon weten dat ik goed heb gebokst. We hebben zes ronden voor mij, twee voor haar en twee ronden onbeslist. Dan is het nog 6-4 voor mij. Filiep zegt zelfs dat ik er zeven had moeten krijgen.

“Nu weten we natuurlijk hoe we het de volgende keer moeten aanpakken. Stapje achteruit als ze mij vastpakt bijvoorbeeld, maar ook sneller beginnen met mijn rechtse jab (een stoot rechtdoor, red.). De eerste vijf ronden heb ik die niet gebruikt omdat we bang waren voor haar counter. Alleen kwam die counter niet. Eigenlijk hebben we haar niveau te hoog ingeschat.”

Katie Taylor moest dus winnen. Wat heeft zij wat u niet hebt?

“Het is een Ierse, ze woont in Philadelphia waar een grote Ierse kolonie is, ze heeft Eddie Hearn van Matchroom (grote promotor van boks- en andere sportevenementen, red.) als manager en die bepaalt de uitslag. Ook in het Verenigd Koninkrijk en Ierland is ze een ster met haar olympisch goud. Het was dus inderdaad een kwestie van hen geen kans te geven om de uitslag te fiksen. Dat is vooral mijn frustratie, dat we er zo dicht bij waren.

“Dichter kom ik niet. Ik geloof niet in een rematch. Er wordt van alles gezegd en geschreven, maar wij weten nergens van. Ik denk dat Matchroom het wel zou willen voor pay-per-view. Vrouwenboksen brengt tegenwoordig ook geld op.”

U bent in de dagen voor de kamp ongelooflijk veel gepest.

“Niet normaal. Ineens moesten we uit ons hotel omdat Katie Taylor mij niet wilde zien. Wist ik veel dat zij daar ook logeerde. Dan moest weer mijn astma worden onderzocht terwijl die al is vastgesteld in België en ik daar een uitzondering voor heb gekregen. Maar neen, de regels van het Wereld Antidopingagentschap (WADA) telden niet in het Amerikaans boksen.

“Twee uur voor de kamp kreeg ik ineens dopingcontrole, en daarna zou ik niets meer mogen eten of drinken behalve water dat zij mij zouden geven. Toen heeft Filiep ingegrepen en we zijn pas veel later gaan plassen.

“Een uur voor de kamp kwam de dokter binnen in mijn kleedkamer en zag dat ik mijn enkelgewrichten tapete, iets wat ik altijd doe. Ah neen, ook dat mocht niet. Alsof je met je voeten bokst. Mee naar de sportverantwoordelijke. Die keek en zei: oei, dat is een zaak voor de hoofdverantwoordelijke. Dan is die aan mijn enkels beginnen sleuren en toen het oké was, hadden we nog een kwartier om te tapen en op te warmen.

“Dat heeft Filiep goed gedaan: hij heeft mij in vijf minuten zo opgejut, zo agressief gemaakt dat ik er meteen kon invliegen terwijl ik normaal drie ronden lang als een diesel warm moet draaien.

“In de kamp had ze verschillende keren een waarschuwing moeten krijgen. Ik zág er nadien niet uit, maar dat was van de kopstoten en van één elleboogstoot, níét van slagen. De scheidsrechter hield zich de hele kamp van de domme. Integendeel, ze haalde ons een paar keer onterecht uit elkaar toen het voor Taylor te gevaarlijk werd. De scheidsrechter was een Amerikaanse. Ik zag in haar ogen echt een paar keer de vrees dat ik zou gaan winnen. Dat was duidelijk niet haar afspraak met de matchpromotor.”

U werkt fulltime als agent bij de federale politie. Hoe bent u daar eigenlijk terechtgekomen?

“Ik ben bachelor lichamelijke opvoeding. Les geven had ik ook wel willen doen. Ik heb ooit een interim gedaan in de gesloten meisjesinstelling De Zande. Dat kon ik ook wel aan. Maar als je geen connecties had in het onderwijs, kon je een vaste job wel vergeten. Daarom ben ik bij de spoorwegpolitie gegaan. Daar was een vacature. Niks doen is geen optie in het gezin waar ik ben opgegroeid.”

Hoe bereidde u zich voor op de kamp van uw leven, in juni, tegen Katie Taylor?

“Dat begon met verlof vragen. Politiebaas Catherine De Bolle had mij destijds al overgeplaatst van de spoorwegpolitie naar de federale politie, maar ik was wel voltijds blijven werken. Haar opvolger als commissaris-generaal (Marc De Mesmaeker, red.) ken ik ook. We hebben hem twee keer uitgenodigd naar kampen en hij beloofde dat hij mij zou helpen. Ik heb vijftien dagen extra vakantie gekregen, maar in de dagen voor ik stopte heb ik op het werk wel vol gas moeten geven.

“Ik ben verantwoordelijk voor de planning van de opleidingen geweldbeheersing. Dat valt uiteen in dwang zónder en mét vuurwapen, en ik ben een van de weinigen die ze allebei heeft gevolgd.

“Mijn job bestaat erin om die opleidingen te coördineren en schietoefeningen en andere trainingen in te plannen. Dat was helemaal uitgewerkt tot na mijn kamp. Enkele dagen nadat ik terug was uit New York, zat ik alweer aan mijn bureau. In juli en augustus heb
ik volle bak gewerkt en had ik weer 150 overuren opgespaard die ik dan heb opgenomen in de aanloop naar mijn kamp van eind november. Om de dag neem ik dan vrij. Een vrije dag betekent: twee keer trainen. Een werkdag combineer ik met één keer sporten, bijvoorbeeld een looptraining.”

Is dat bureauwerk niet te saai voor u?

“Ja en neen. Ik ga soms nog het terrein op, maar het grootste voordeel van binnen werken zijn de betere uren. In 2015 was ik uitgeput en heb ik drie keer achter elkaar gordelroos gehad, van vermoeidheid. Dat shiftensysteem – twee nachten, een vroege, een late, weer nacht – was dodelijk voor mij, zeker in combinatie met de trainingen. Ik ben één keer van de vroege shift niet thuis geraakt en dat is amper van Brugge tot Lichtervelde. Ik at een appel, raam wijd open, muziek luid en nóg kon ik niet wakker blijven. Ik heb de auto aan de kant moeten zetten, helemaal op was ik. De dokter zei: ‘Je bent dertig en niet versleten, op voorwaarde dat je je bioritme op orde krijgt.’

“Ik wilde wijkagent worden, maar De Bolle stelde me voor om op het Operationeel Coördinatiesecretariaat in Brugge te gaan werken. Sindsdien gaat het beter. In de aanloop naar de kamp laten ze mij met rust en ik kan zelf veel regelen. Als er geen kamp is, werk ik nog wel eens ‘buiten’ en ik spring ook in voor collega’s. (Net als ze dat zegt, gaat de telefoon. Of ze vrijdagnamiddag iemands shift wil overnemen.)

“Niemand werkt graag laat door op vrijdag, maar mij kan dat niet schelen. Ik werk ook in de kerstperiode. Zo kan ik iets terugdoen. Maar evengoed spring ik bij als we voor de illegalen naar Zeebrugge moeten, of naar een voetbalwedstrijd.

“Nu zit ik alweer aan de antivirale middelen. Ik moet oppassen. De voorbije maanden waren zwaar. Ik werk en boks niet alleen, ik organiseer ook. Op 11 november hadden we een kamp in Oostende, georganiseerd door Filiep en mij en enkele andere mensen. Nadat we er enkele keren bekaaid van af zijn gekomen met mensen die hun beloftes niet nakwamen, doen we nu alles zelf.

“De drie maanden voor de kamp kwam ik thuis van de training, om halftien of zo, en zat ik tot na middernacht op de laptop mails te sturen, dingen te coördineren, budgetten te maken. Alle betalingen doe ik zelf, ticketing idem, tot op de dag van de kamp. Wij zetten zelf de stoelen in de zaal. Tot enkele uren voor ik de ring in moet, ben ik nog van alles aan het regelen. Daarna zonder ik mij af om me voor te bereiden. Niet ideaal, ik weet het, maar het blijft boksen, een sport van weinig geld. Enfin, aan deze kamp hebben we wel wat verdiend, dat is ook al wat.”

Klopt het dat u 200.000 dollar hebt gekregen voor de kamp tegen Taylor?

“Ja, maar dat heeft wel wat voeten in de aarde gehad. We hadden al een contract getekend, maar in New York kregen we dan weer een ander onder de neus geschoven. Met papierwerk ben ik wel vertrouwd, dus ik las dat na en zag dat er een bedrag ingehouden werd, zodat er maar ruim 170.000 overbleef. Dat hebben we niet willen tekenen en dat gedoe kwam nog eens terug bij de weging, samen met die extra astmatests. Een dag voor de wedstrijd! De weging was om vier uur en om negen uur zaten wij daar nog, zonder te hebben gegeten. Uiteindelijk zijn we vertrokken.

“In ons hotel waren ze daar wéér met dat papier, dat ik weigerde te tekenen. Toen hebben ze gedreigd dat de kamp niet zou doorgaan, maar ook daar zijn we niet voor gezwicht. Het bedrag dat ze afhielden was zogezegd voor de gordels van de verschillende bonden. Filiep riep toen: ‘You can keep your belts, put them in your ass, we just want to defeat Katie Taylor.’ We hebben niet getekend. Na de kamp: hetzelfde verhaal. Uiteindelijk is de New York Boxing Association toch gezwicht.”

U bent de hardste tante die ik ken. Vechten met een gebroken neus vanaf de tweede ronde, zoals in november tegen Helen Joseph, hoe doet u dat?

“Op adrenaline. Ik was niet te best in die kamp, een beetje trager dan anders, maar 80 procent schat ik. Dan overkomt je zoiets. Een gebroken neus voel je en als je er nadien een slag op krijgt, doet dat extra veel pijn. Achteraf bleek dat het een rechte breuk was. Het is de tweede keer dat ik hem breek. Na die eerste keer stond hij al een beetje scheef en dat is niet veranderd. Of toch: na de vorige keer kon ik alleen door mijn rechterneusgat ademen, nu alleen nog uit mijn linker.” (lacht)

U zit hier best wel vrolijk aan het eind van een jaar waarin u uw grootste sportieve tegenslag hebt gekend.

“Goh ja, waarom niet? Met je hoofd in de grond zitten, dat heb ik genoeg gezien bij mijn ouders, daar schiet je niets mee op. Ik heb best nog wel wat plannen en ideeën en dan helpen donkere gedachten niet. Al het geld dat wij verdienen zetten we opzij omdat we een stuk grond willen kopen en een bokszaal bouwen. Dat is onze grote droom, alleen trappelen we nu al vijf jaar ter plaatse. Ik ken inmiddels alles over bouwgrond, verkavelingsvoorschriften, bestemmingen, RUP, enzovoort, maar voor je grond vindt waar je zoiets op mag bouwen, pfff…

“Kortrijk heeft ons een aanbod gedaan om in hun vechtsportencentrum iets op te starten. Ik zou het liever in mijn eentje doen, maar misschien moeten we daar ook eens gaan luisteren.

“Dat eigen project zal iets zijn van rond de 600.000 euro. Dat halen we uit eigen middelen en subsidies van de provincie, plus een lening. Alles hebben we: het financieringsplan, de bouwplannen, een locatie in Gits hadden we op het oog, alleen de toestemming ontbreekt.”

U zou ook gewoon aan een rustige nacarrière kunnen denken.

“Rustig? Ik? Neen hoor, ik wil bezig blijven, ik blijf een kind van boeren. Vandaar dat ik ook fulltime blijf werken. Ik woon nu momenteel bij Filiep en ik verhuur mijn eigen huis, dat is profijtiger. Dat huis moet ik nog afbetalen, vandaar dat ik moet blijven werken. Soms zegt men mij: goh, wat heb jij het zwaar, fulltime werken en dan nog eens boksen op het hoogste niveau. Tja, het is veel, maar mijn pa werkte van zes ’s ochtends tot elf ’s avonds. Dat is veel zwaarder dan wat ik doe, werken en sporten, wat eigenlijk een hobby is.

“Het beheer van die zaal hier, dat doen wij ook. Ik sta in voor de lidgelden, tenminste, bij wie het kan betalen. Je hebt ze hier al zien toekomen, de gasten die hier trainen, dat is niet met de auto maar met de fiets of met de trein. Soms kunnen ze niet betalen en dan mogen ze toch blijven trainen, op voorwaarde dat ze meehelpen de zaal opruimen, stoelen zetten op een meeting of les geven aan kinderen. Daarnaast vraag ik respect binnen en buiten de ring.”

U wilt zich in maart plaatsen voor de Olympische Spelen. Wéér een nieuwe uitdaging.

“Ja, in maart in Londen zal het moeten gebeuren. Ik kijk er wel naar uit. We hebben met het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité (BOIC) gepraat en met Sport Vlaanderen, en dat zit goed. Filiep mag mij coachen, maar de nationale trainer zal ook in de buurt zijn. Daar doe ik niet moeilijk over, maar ik wil wel Filiep in mijn hoek.

“De handschoenen zijn iets dikker en zachter en een olympische wedstrijd duurt maar drie ronden. Gelukkig wel drie minuten in plaats van twee vroeger, dat is dan weer in mijn voordeel. Filiep is nu al de tegenstanders aan het scouten.

“Bij de boksfederatie dachten ze aan toernooien als voorbereiding, maar ons plan is om ons pas te tonen op dat olympisch kwalificatietoernooi. Ze kennen mij allemaal en er zullen er wel een paar bang zijn. Ik ben het gewend om hard te slaan. Van dat

verrassingseffect moeten we kunnen profiteren. Als we ons kunnen plaatsen voor Tokio, wil Filiep sparren tegen de olympische boksers van Rio die nu prof zijn, om dat andere boksen beter onder de knie te krijgen.

“Als ze ons zo’n voorbereidingstraject kunnen garanderen, wil ik er vol voor gaan. Ik vraag geen profcontract, ik moet geen geld, ik ben gewend om het alleen te doen, mijn bazen willen ook een inspanning doen, maar het zou mooi zijn als ze mijn voorbereiding zouden betalen en als ze Filiep vrij zouden kunnen krijgen.”

U wordt 35, u hebt dit jaar drie zware kampen gehad, slagen uitgedeeld en slagen gekregen. Elke bokser kan maar zoveel incasseren.

“Die blauwe ogen, die open wenkbrauwen en zelfs die neusbreuk, dat stelt niet veel voor. Wij zweren bij Reparil in pilvorm en Feldène als ontstekingsremmer. Dat helpt, dat moet je echt eens proberen als je een bloeduitstorting hebt. Na een paar dagen is het ergste voorbij en na een paar weken zie je er niks meer van.

“Op het werk klagen ze nog niet dat ik dingen begin te vergeten. (lacht) Ik ben nog nooit knock-out gegaan. Je ziet het wanneer iemand niet meer reageert of incasseert. Lang voor Sugar Jackson stopte, zei Filiep al dat het te veel was.

“Wij hebben ooit een bokser van ons zijn laatste kamp laten boksen tegen een veel sterkere tegenstander, maar zo ingepraat op die ander dat hij nooit naar het hoofd sloeg. Die jongen van ons werd gespaard, maar wist niet wat er was afgesproken en is toch met een goed gevoel gestopt.

“Ik zal nooit de kamp te veel boksen. En als ik het niet meer besef, dan zal Filiep mij wel tegenhouden.”

 

 

 

Delfine Persoon DM dec 2019-mail