Gymfabriek
In 1995 publiceerde Joan Ryan Little Girls in Pretty Boxes, haar groundbreaking (zoals dat in de VS heet) boek over kindermisbruik in twee sporten: kunstschaatsen en gymnastiek. We waren in aanloop naar de Spelen van Atlanta en ik kocht het boek in de VS, in een echte boekhandel. Amazon bestond nog maar een jaar en was nog geen thuisbrenger.
In 1995 werd ook mijn dochter geboren en toen die enkele jaren later lid werd van een turnclub, kwestie van de motoriek wat aan te zwengelen, hoopte ik vooral dat ze geen talent had. Dat had ze niet. Na een jaar of zo besteedde de trainster nauwelijks nog aandacht aan haar. Weinig snelheid en weinig coördinatie, oef, ze bleek een uithoudings- en krachttype.
In het boek had ik gelezen over wervels van ontkalkte bejaarden in ruggen van turnstertjes van achttien, over blessures, over allerlei praktijken om ze toch maar kindje te laten blijven en het onderhuids vet tegen te gaan waardoor de menstruatie niet op gang kwam. De ‘female triad’ heet dat in de literatuur: geen eten, geen menstruatie, geen puberteit, geen borsten, geen gewicht, wel veel prijzen.
Dik tien jaar later (13 mei 2006) klapten voedingsdeskundigen uit de Vlaamse gymwereld uit de biecht en schreef ik het verhaal op over Gerrit Beltman, de Nederlandse trainer die onlangs bekende dat hij fout zat met zijn trainingsmethodes. De kop was zijn quote: ‘Mijn turnsters mogen niet menstrueren’. Beltman was boos, de Gymfed (die heette toen zo nog niet) ook.
Ondertussen was ik op bezoek geweest in Plano, voorstad van Dallas, waar Aagje Vanwalleghem aan haar reset werkte. Daar is bovenstaande foto genomen. Kleuters met gespierde billetjes en kontjes en armpjes die je normaal pas bij een tienjarige ziet. Het resultaat van urenlange training, al of niet in de vorm van spel, maar steeds in de geest van wat bij hun opleider op de rug staat: train hard or go home.
Na Beltman landden Yves Kieffer en zijn vrouw Marjorie Heuls in Gent. Ik had nog steeds mijn reserves tegenover die sport, maar liet mij overhalen om een dag in de gymfabriek rond te kijken. Het was een selectiedag, dus op het scherp van de snee. Om halfnegen had ik al een juniortje zo vaak van de brug met ongelijke leggers zien stuiteren (in de kussens) dat ik in haar plaats kippenvel kreeg, van plaatsvervangende schrik welteverstaan. Een gymnaste, later absolute top, deed het bij de selectieproeven in de broek voor een sprong op het paard en huilde. De trainer, Kieffer, was duidelijk: “In topsport moet je iets willen. Als je wilt dat we je niet selecteren, doe zo verder, maar kom het ons zeggen, dan besparen we elkaar de moeite.” Dat kwam hard binnen, maar de volgende sprong lukte. De ploeg applaudisseerde.
Kort voor de Spelen van Rio in 2016 belde Vanwalleghem. Of ik op de achterflap van haar boek een quote kwijt wilde. Jazeker. Ik schreef: “Met Aagje Vanwalleghem was het altijd goed praten als journalist. Ze is open, eerlijk en intelligent en dat is ze ook in dit boek. Het is goed haar hele verhaal te lezen, met de rozen, maar ook met de doornen. Een must voor de topsporters in spe en voor alle trainers.”
Ik heb het boek nog eens doorgebladerd. Er zitten doornen aan die hele gymnastiek, maar die zitten aan alle rozen. Verhult dat misbruik, verbergt dat pijnlijke waarheden, is Aagje niet eerlijk geweest in haar boek? Deze inmiddels mevrouw en jonge moeder wil ik niet afvallen. Ze zal het beter weten dan ik, maar iedereen die nu naar voren stapt met klachten over de gang van zaken in de gymfabriek in Gent en over die Franse succestrainers moet zich wel even bezinnen.
Willen we de canceltoer op? Het hele programma decimeren of zelfs afschaffen zoals in Nederland? Of willen we correcties die eerder al zijn aangebracht versterken en beter controleren? Willen we eerlijke getuigenissen of gaan we die mengen met verborgen agenda’s? Ten slotte: zijn we (journalisten, atleten, bestuurders) klaar voor de harde topsport die overigens niet harder is dan de opleiding van het hulpje bij een sterrenchef of van het kleuterpianistje?
Toen vrouwengymnastiek als speerpunt van het Vlaams topsportbeleid werd omarmd, was het zonneklaar dat we met de topsport grenzen opzochten die nooit eerder in dit land van vooral comfortsporters waren verkend, tenzij dan misschien het judo (en die hadden ook succes). Het zou de klaagsters – respect voor hun klachten – sieren als ze de ethische commissie te woord staan en stoppen met open brieven te schrijven. Dat leidt nergens toe. Hun constructieve inbreng kan wel helpen om wat slecht is te corrigeren en wat goed is te behouden.