Wielervrede
“Fucking motard de merde.” Zo luidde de hoogst ongelukkige tweet van Remco Evenepoel gisteren.
Die had te maken had met de val van Julian Alaphilippe in de Ronde van Vlaanderen. Een potentiële droomfinale werd daardoor onthoofd en toen kregen we een nog mooiere finale, met een Belg (of alvast een inwoner van België) als zekere winnaar. Met twee oerrivalen die elkaar in de laatste 34 kilometer voor geen vin losten en uiteindelijk met het kleinste verschil van elkaar werden gescheiden. Hoe zeven centimeter voor wielervrede zorgde.
Die val van Alaphilippe is een typesituatie zoals die vaak voorkomt in het wielrennen. Voorop rijdt een motor. Er rijden te veel motoren, helemaal mee eens, maar ze rijden er nu eenmaal en de renners hebben twee ogen. Renner één van de kopgroep rijdt naar de motor toe, want wil de studie van professor Bert Blocken in praktijk testen. Zelfs op vijftig meter haal je voordeel in het zog van de motor.
De motor moet inhouden, doet dat heel correct, misschien niet aan de kant van de weg waar dat had gemoeten, maar zoals gezegd: de drie hebben samen zes ogen en er is nog acht meter of zo om te passeren op een perfecte weg. Althans voor zover wegen in Vlaanderen ooit perfect zijn.
Op kop rijdt Wout van Aert en hij blijft rijden tot hij aan de motor is, maakt dan een zwiep om er langs te komen, waarna Mathieu van der Poel een nog grotere zwieper moet maken. Een acrobaat als Julian Alaphilippe slingert zich in normale omstandigheden ook langs die motor, maar nu is hij in communicatie met de volgwagen. Hij kijkt naar beneden om met zijn mond bij het microotje te kunnen. En dan gebeurt het: een klap, een val, een schreeuw, einde verhaal.
Een kopgroep met drie is misschien geen peloton, maar het was wel zo netjes geweest van de koploper om met het handje een beweging te maken naar zijn volgers, zoals wij wielertoeristen. Gewoon even waarschuwen, handje links of rechts wapperen: pas op, hindernisje, even opzij. Had gekund. Is niet gebeurd. Is dat slechte wil? Is dat in het heetst van de strijd?
Ach, het is gebeurd en – de uitspraak is in de mode – het is wat het is. Dit was een samenloop van omstandigheden, versterkt door de wet van Murphy. Randbemerking: kunnen ze bij DCQS Evenepoel zijn iPhone of Samsung niet afpakken als hij naar de koers kijkt? Geef hem tijdelijk zo’n ding waarmee je nog net kan bellen en sms’en, maar al de rest niet.
De droomfinale dan. Daar reden ze: twee jongens die nu al meer dan een decennium elkaar tegenkomen op kampioenschappen en die zo vaak samen op het podium hebben gestaan, dat ze elkaar niets meer te vertellen hebben. Het is anders: Mathieu van der Poel en Wout van Aert hebben elkaar nog nooit uitgebreid gesproken. Ze haten elkaar niet, maar ze kunnen geen vrienden zijn. Het is te hopen dat ze ooit eindigen als Roger de Vlaeminck en Eddy Merckx. Dat ze uiteindelijk na al die duels op het scherpst van de snee, wel gewoon vrienden worden.
Na de val van Alaphilippe zat er niets anders op dan door te rijden. Was de Franse wereldkampioen – de beste in koers om dat moment – in de kop gebleven, wat hadden we dan gekregen? Alaphilippe die probeert weg te rijden, Van Aert die redeneert “ik heb al veel prijzen, Mathieu, doe jij nu maar”. Mathieu die er een paar keer achteraan gaat en dan uiteindelijk niet meer, tenzij Wout gaat natuurlijk, waarna ‘de buitenlander’ Alaphilippe zou winnen. En het overhandse gezeik weer in alle hevigheid zou beginnen.
Niets daarvan. Mathieu en Wout reden een 240 kilometer lange Koppenbergcross. Samen uit, samen thuis. Mij leek Wout van Aert op de hellingen net iets flukser, net iets meer overschot te hebben, maar dat Merckxiaanse schokschouderen van Van der Poel zet een mens op het verkeerde been.
Hoe ze dat onderling hebben beleefd, dat is interessant om weten. Wie samen met iemand een berg oprijdt, redelijk tegen de limiet aan, weet meteen wie de sterkste is. Al hebben die mannen natuurlijk zoveel energiedepots om uit te putten, zoveel grinta en houden ze soms zoveel watts op overschot, dat je het nog niet weet en zij misschien ook niet.
Op het vlakke deden ze netjes hun beurten, tot de laatste kilometer. Wout van Aert dacht het binnen te hebben omdat hij Mathieu van der Poel de kop kon opdringen. Alleen, dit was al lang geen sprint meer. Met nog 200 meter te gaan lag de snelheid zo laag dat we te maken hadden met een explosieve start. En dan – zo weten we uit de cross – is Van der Poel haast altijd het snelst weg. Zeven centimeter redden het seizoen van de meest getalenteerde atleet die ooit op twee wielen heeft gereden.