Wat. Een. Klassieker.
Deze week zat er een boek in de bus, het nieuwste sportboek van Lannoo in samenwerking met Grinta: Cycling Hotspots, 12 toplocaties voor wielrenners. Wielerliefhebbers hebben er ook wat aan, sinds iedereen overal boven geraakt met die elektrificatierage van de laatste jaren. Een aanrader dat boek, al was het maar voor de mooie beelden en interessante tips en echt niet omdat ik een presentexemplaar moet wettigen, iets waar ik meestal mijn voeten aan veeg.
Het boek valt op door de mooie coverfoto. Je ziet een zwoegende fietser in een groen glooiend landschap. Zijn houding verraadt beulswerk op het witte lint dat hij achter zich heeft gelaten. De cipressen in de verte verraden waar hij rijdt: ergens tussen Siena en Montalcino. De neus ver over het stuur, zwoegt en zweet hij op una strada bianca. Ik zou niet weten op welke settore sterrato het is, maar ik ben overtuigd: sinds zaterdag staat de Eroica – de gepijlde tocht en niet de massatoeristenversie – op de bucket list, en meteen helemaal bovenaan.
In september verscheen hier een column met als titel ‘Wat. Een. Tour.’ Origineel is het niet maar die Strade Bianche, editie 2021: Wat. Een. Klassieker. José De Cauwer had tranen in de ogen na afloop. Hij vond het een van de mooiste wielerwedstrijden ooit. Hij dwaalt: de Strade Bianche van 2021 is de mooiste klassieker aller tijden. Nooit heeft een sterker deelnemersveld de finale gekleurd, zelden was de spanning tussen zes van de allerbeste renners van de wereld tot in de laatste hectometers zo te snijden.
De drie beste klassieke renners van het moment die samen de finale ingaan met de twee laatste Tour-winnaars en een achtcilindercrossertje van 21. Het is ongezien in de geschiedenis van het cyclisme en zal misschien nooit meer voorvallen. Een historische Luik-Bastenaken-Luik komt misschien het dichtste in de buurt, maar dat moeten de specialisten uitzoeken. Of een rijk na- Tour-criterium, maar dan zonder startgeld en zonder scenario vooraf van wie waar wordt geacht te ‘demarreren’ en welke twee of drie de sprint aangaan en wie mag winnen.
Niets van dat alles zaterdag. Dit was koersen met open vizier. Leg op tafel die kaarten, haal je troef boven en kijk waar het schip strandt. Dit was ook Koers 3.0. Dit was de Eroica in het echt: heroïsch. Hoe zo’n Julian Alaphilippe achteraf reageerde: “Ik ben blij voor Mathieu dat hij heeft gewonnen, want hij was de beste.” En Mathieu van der Poel in de nababbel: “Julian had mij gezegd dat zijn benen niet meer goed waren. Die van mij wel. Ik voelde dat ik nog wat achter de hand had. Julian zal niet liegen.”
Uren later verscheen een tweet met een foto van de demarrage van Van der Poel die in de Via Santa Catarina de grote platte plavuizen uit de grond deed daveren. Een bekende wielertwitteraar schreef: “Heeft ooit eerder iemand Alaphilippe zo kunnen reduceren tot een wielertoerist?” Kort daarop reageerde Alaphilippe, niet nijdig, niet boos. Zijn repliek: “Ik had nochtans de indruk dat ik snel naar boven reed.” Gevolgd door een lachende emoji. Vintage Julian, oké met zichzelf en zijn prestatie.
Door de Porta di Fontebranda Gate, daar al 10 procent, overgaand in de Via Santa Caterina met zijn 16 procent, knalde Van der Poel 500 meter voor de finish vanop de kop weg. Zijn twee compagnons de route stonden stil. Dan iets verder scherp rechts in de Via Delle Terme en zo naar de Via Banchi di Sotto. Met nog 300 meter licht bergaf te gaan en met een comfortabele voorsprong op een capitulerende Alaphilippe en een uitgewoonde Egan Bernal, kon het zondagskind van ene Adri en Corinne – de genenmix van een harde Brabander en een Tour-winnaar – de zege ruiken. In de Via Rinaldini begon hij te genieten. De laatste zeventig meter naar de Piazza del Campo werd Mathieu van der Poel een bokser. Back on top. Opnieuw.
Het stond hier al een keer: Mathieu van der Poel is het grootste talent ooit op twee wielen, van om het even welk type of soort en in welk kader dan ook. Gedreven door zijn eerzucht heeft hij zich weer helemaal bovenaan de voedselketen van het cyclisme geparkeerd. Neen, hij zat niet met revanchegevoelens na die half mislukte Italiaanse campagne van vorig jaar.
Leugenaar. Natuurlijk was hij beledigd. Kansloos in de Strade 2020, dat kon hij nog op die lekke band steken – en op de verzengende hitte waar hij af en toe problemen mee heeft – maar in Milaan-Sanremo uit de wielen worden geknald op de Poggio, een helling waar geen levend wezen sneller dan hij zelf naar boven zou mogen rijden, dat was er ver over. Dat zou hem niet meer overkomen. Afspraak op zaterdag 20 maart.