Vaccin tegen onzin
Deze week werd ik bij de opname van de podcast De tribune een beetje verrast door een opmerking van een andere studiogast, thuisspeler Tom Boudeweel. Die had het over zijn passie voor sport en hoe dat in emotie overging, “in tegenstelling tot bij Hans”. Enfin, zoiets was het, ik heb niet teruggeluisterd, maar ik interpreteerde het alsof ik geen passie voor sport had.
Ik trek mij dat niet aan, want wie mij kent weet dat het niet waar is. Ik weet ook waar het vandaan komt. Voetbaljournalisten hebben over het algemeen de grootste moeite om voetbal neutraal te benaderen. Ik niet. Ik heb de grootste moeite om voetbal serieus te nemen omdat ik weet waar het in die sport finaal om draait: geld verdienen door mensenhandel, het is niet anders.
Ik probeer mij ook aan een aantal mij vroeger aangeleerde regels te houden. Bijvoorbeeld niet ‘wij’ of ‘ons’ te schrijven, al zal dat er weleens doorglippen in een laatavondverslag. Het zijn de Belgen of de Rode Duivels of de nationale ploeg. Het is ook niet Roberto, Kevin, Axel, Eden of Thibaut die voetbalt. Neen, de eerste keer doen we voor- en achternaam, de tweede keer meestal alleen met de familienaam. Hooguit zal er door enthousiasme en passie – ziet u wel dat ik het niet kwijt ben? – een enkele keer KDB uit het toetsenbord rollen, maar dat haalt onze onvolprezen eindredactie er meestal uit. Gelukkig.
Zakelijk naar een wedstrijd kijken lukt mij beter met de Rode Duivels dan met pakweg mijn oud lief Oranje. Zo heb ik voor het eerst en hopelijk voor het laatst een kreetje geslaakt, een ‘jaaa’ iets luider dan normaal, toen die dekselse Denzel Dumfries in het matcheinde tegen Oekraïne de winning goal scoorde. Dat had ik niet toen donderdag eerst Thorgan Hazard en later Kevin De Bruyne een 1-0 omdraaiden in 1-2. Ik had toen al een leuke, pakkende inleiding en een to the point eerste paragraaf klaar waarbij het dramatische 1-0- verlies werd geduid. Die heb ik niet weggegooid, je weet nooit dat de Duivels straks wel verliezen. In voorkomend geval zal het toch weer aan hetzelfde liggen: ‘wij’ die niet met de juiste intensiteit op het veld komen en die krakkemikkige verdediging van ‘ons’.
Wat doen we ook niet? Punten geven. Dat is mooi verpakte onzin waaruit je in het beste geval kunt uitmaken voor welke speler de puntengever een boon heeft, of een whatsapprelatie onderhoudt. Ik ben wel geen cafévoetballer geweest zoals de meesten van mijn collega’s, maar met genoeg kilometers in een tactische balsport en een veel hoger niveau dan cafévoetbal gehaald, weet ik dat je niet kunt oordelen alleen op basis van wat je ziet. Je zou minstens moeten weten met welke opdracht ze in de wei zijn gestuurd.
Ja oké, na de tweede minuut was het al duidelijk dat Jason Denayer na zijn ziekenhuisbal minstens twee keer zou moeten scoren om nog boven de vijf uit te komen. Maar Dendoncker een vijf of een zes, Tielemans een vier of een vijf, wie zal het zeggen? Denayer kreeg in de Belgische kranten een vier. In L’Equipe, dat aan iedereen een puntje minder gaf, kreeg hij een drie.
Cafévoetballers die oordelen over tactiek, dat wordt ook al snel gelul. In Nederland zijn ze daar nog erger in. Daar wordt Frank de Boer gevild omdat hij 5-3-2 zou spelen. Dat zou een verdedigende opstelling zijn en die hoort volgens de romantici niet bij de Nederlandse cultuur, die is opgegroeid met buitenspelers in een 4-3-3. Nederland speelde tegen Oekraïne 3-5-2 en soms zelfs 3-3-4 en precies door die aanvalsdrang – dat bewijzen de statistieken want geen enkel team veroverde meer ballen op de helft van tegenstand – wonnen ze alsnog. Tegen Oostenrijk dwongen ze zo een strafschop af en counterden dan naar een 2-0. Belgian style football en daar is niks mis mee. Van L’Equipe kreeg De Boer een zeven, Martínez een vijf.
Die zakelijkheid, daar moet u ons dankbaar voor zijn want ze is uw vaccin tegen alle andere onzin waarmee de media u dezer dagen soms om de oren slaan. Zo had bijvoorbeeld iemand bij Sporza voorafgaand aan de wedstrijd tegen Denemarken het idee geopperd om in de studio een demonstratie hartmassage te geven in Tupperware-stijl. Niemand die deze verlichte geest een halt toeriep, naar een frisse ruimte bracht om wat te bekomen of in het ergste geval liet colloqueren, neen, het idee haalde de uitzending.
En zo zagen we voorafgaand aan de wedstrijd een manneke genaamd Mats via een blok mousse een platte papieren pop tot leven wekken. Wat ik had voorspeld, gebeurde: de pop bleef plat papier. Tussendoor mocht Gert Verheyen – de enige naar wie ik luister – ook nog iets komen vertellen. “Tactiek haalt niks uit als de anderen meer lopen en meer duels winnen.” No nonsense, zo hoort het.