Column 3 uit Tokio: PSA in De Morgen van maandag 19 juli 2021

Prostaatspecifiek antigeen

Ik liep – slenterde – gisteren van beschutting naar beschutting in de Media Transportation Mall. Dat is de plek waar ze ons per bus dumpen en ons terug oppikken om ergens anders heen te rijden, of gewoon voor het retourtje richting mediahotel. Het was kort na de middag en een hele aardige volunteer had eindelijk mijn A545-bus gevonden. Ik moest bij standje dertien zijn en onderweg daarnaartoe kwam ik deze jongen tegen. Hij stond voor de ingang van het IBC.

Even tussendoor: als u mee wilt zijn met deze column moet u de olympische afkortingen kennen en liefst uit uw hoofd leren. IBC staat voor International Broadcasting Center, MPC voor Main Press Center. Wij van de geschreven pers mogen in het MPC, niet in het IBC. De audiovisuele pers mag in het IBC én in het MPC.

Onrechtvaardig? Sport is georganiseerde en in reglementen gegoten onrechtvaardigheid en de toegangsregels tot de perscentra zijn dat ook. Dat komt omdat die van het IBC doorgaans goed geld betalen voor uitzendrechten en dus mogen die iets meer. Er zit ook een schaduwkant aan: sinds de vorige Spelen mogen ze niet meer overal zomaar binnen bij de competities. Er zijn Spelen geweest dat kabelslepers met een halve dag vrij heelder perstribunes innamen. No longer.

Deze jongen bewaakte de lange rij om binnen te gaan bij de veiligheidsscreening van het IBC. U ziet geen rij? Ik ook niet, daarom deze foto. Hij stond in de blakende zon (34 graden in de schaduw en ik schat ruim 50 in de zon) en hij bleef daar maar staan. Ik ben dichterbij gekomen om te zien of het geen robot was want tegenwoordig weet je nooit en al helemaal niet in dit land van robots.

Lach niet, ik ben er al een tegen het lijf gelopen. Hij was herkenbaar want hij leek als twee druppels op die kleine uit Star Wars, maar ze hebben er ook die echt op mensen lijken. Neen, deze was geen robot, en hij lachte toen ik hem vroeg of ik een foto mocht nemen. Op zijn bord stond PSA en dat vond ik ook alweer interessant omdat het onmogelijk de afkorting kon zijn die ik de laatste jaren heb leren kennen: prostaatspecifiek antigeen.

Mannen boven de vijftig (en daar zit ik boven) weten doorgaans wat PSA betekent en als ze het niet weten, zijn ze onvoorzichtig. Deze PSA heb ik opgezocht in ons mediahandboek: het staat voor Pedestrian Screening Area, de plek dus waar je te voet doorheen moet om gecontroleerd te worden op bommen of ander gevaarlijk tuig.

Not too hot? Dat vroeg ik aan deze vrijwilliger. Hij begreep mij, maar hij was een Japanner en dus stond hij in dubio. Yes was zwakte toegeven. No was flagrant liegen. Het werd iets tussenin, een schaapachtige glimlach. Ik nam de foto, schudde het hoofd, liep snel naar een parasol en zei “only in Japan”. Hij knikte.

U kunt mij nu een eurocentrist en een Aziaten-basher noemen, maar dat is de realiteit: behalve in Japan zijn er weinig landen in de wereld waar iemand uren in de blakende zon gaat staan met een bord dat totaal geen functie heeft, althans niet op het heetst van de dag als iedereen die binnen moet zijn al lang binnen is.

Alleen ja, zo gaat dat hier, een overste had hem bij de briefing voor zijn gewichtige taak gezegd dat hij op dat kruisje moest staan – er waren twee gekruiste lijnen op de grond geplakt. Iets banaals als een hitteslag of surreëels als een compleet onbestaande rij zou daar niks aan veranderen. Een tsunami misschien wel, maar nu begeef ik mij op glad ijs.

Ik moest wel terstond terugdenken aan de Amerikaanse technicus die ik een paar uur eerder in de rij voor de giftshop tegen zijn collega hoorde vertellen over zijn grootoom die bij Iwo Jima had gevochten. Toen hij nog leefde, had die verteld over hoe fanatiek Japanners waren in het blind opvolgen van bevelen. Zijn laatste zin kon tellen: “No wonder we had to bomb the shit out of them.”

Ik heb bij vertrek hierheen aan onze bazen beloofd dat ik niet te veel zou refereren aan onzalige periodes die gevoelig liggen, maar deze kon ik niet laten liggen. En om dit en mijn eerdere verhalen over de al of niet vermeende angst voor buitenlanders wat te compenseren: tijdens mijn eerste dag buiten heb ik alleen maar aardige mensen ontmoet die mij vriendelijk goeiendag zegden en wilden helpen.

Van die haat tegenover de gajin, niks gemerkt. Ik werd ook niet behandeld als een virusbom. Sommigen raakten mij zelfs aan. In het perscentrum kwam een hele aardige dame mij een mooie origami geven. Of ik er nog wilde? Toen ik er nog twee vroeg voor mijn kleinkinderen schrok ze. “Kleinkinderen? U lijkt hooguit veertig.” Er zijn dus ook Japanners die hebben leren liegen. Het wordt hier ingewikkeld.