Column Transfer Island in De Morgen van zaterdag 4 september 2021

Transfer Island

Vaak komt de vraag terug: waarom is voetbal zo populair? Hoe komt het dat een spel waarin heel weinig gebeurt de eerste wereldsport is? Dat uitgerekend de sport met de laagste score een hele planeet begeestert?

Een populaire verklaring verwijst precies naar die lage score, die saaiheid en daaruit voortvloeiend de onvoorspelbaarheid van de uitslag, in vaktaal de uncertainty of outcome. Dat is handig om de spanning erin te houden, maar ook om op te gokken. Voetbal heeft zijn populariteit – eerst in Engeland, zie The English Game op Netflix – te danken aan de gokindustrie die meteen helemaal mee was.

Dat is een hele juiste uitleg voor het prille begin van het edele spel. Daarbij komt nog dat het de enige sport was die de klassen van de negentiende-eeuwse standenmaatschappij oversteeg. Een keurgroep uit de adel en de betere burgerij was niet te beroerd om op een bal te schoppen tegen het zootje ongeregeld dat in de/hun fabriek werkte.

Die twee redenen volstaan niet langer om de status van eerste wereldsport te verklaren. De aantrekkelijkheid van het voetbal en voor sommigen de lelijkheid van het hedendaagse voetbal zitten hem vreemd genoeg vandaag ook in die twee maanden van het jaar dat de duiventillen opendeurdag houden en de duiven van melker wisselen.

Dat heet al een paar jaar de mercato en die is vaak spannender en kan op minstens evenveel media coverage rekenen als pakweg de Champions Leage-finale. De dynamieken zijn dezelfde: clubs proberen hun supporters tevreden te stemmen, maar in die twee maanden door aankopen op de kamelenmarkt. De technieken zijn die van Temptation Island: iedereen besnuffelt iedereen, de helft doet het met de andere helft en aan het eind worden relaties aangegaan die heel erg tijdelijk zijn.

De voorbije transferperiode stak er cijfermatig niet bovenuit, maar het was in alle opzichten – internationaal en nationaal – de meest spectaculaire in jaren. De zomermercato mag dan niet helemaal afgelopen zijn, wat nu nog wordt gespendeerd zal het verschil niet maken en dus becijferde het voetbalobservatieplatform CIES uit Zwitserland dat in de voorbije mercato voor 3,5 miljard euro en wat zakgeld aan spelers is verhandeld. Voor het hele jaar 2021 komt dat op een schamele 3,8 miljard (en zakgeld), het laagste bedrag in vijf jaar.

De euforie spatte niettemin van het persbericht af: de voetbaleconomie trekt weer aan, er wordt weer geld uitgegeven, we zijn op de goede weg. Dat laatste is voor discussie vatbaar: voetbal is de enige grote sport in de wereld die zesmaandelijks mensen verhandelt als koopwaar. De laatste tien seizoenen is zo door de clubs uit de vijf grote landen voor meer dan 35 miljard euro aan mensen gekocht en verkocht.

Daartegenover staat dat bij de twee meest opvallende transfers van deze zomer de ene speler haast voor niks en de andere voor helemaal niks van club is verwisseld. Voor een Cristiano Ronaldo die zich nog eens aan de Premier League wil wagen na jaren in de meer comfortabele Spaanse en Italiaanse eerste klasse kun je niet anders dan bewondering opbrengen.

Lionel Messi is de antipode van Ronaldo. Hij is nog maar aan zijn tweede club toe, Ronaldo aan zijn vijfde, waarbij zijn vijfde club (Manchester United) ook zijn tweede is. Ronaldo is vier keer verhuisd en heeft in totaal 245 miljoen euro gekost bij al die aankopen. Overigens staat Romelu Lukaku op één in dat cumulatief transfersommenklassement. Voor hem is bij zes verschillende transfers in totaal 327 miljoen euro betaald, maar misschien is dat niet zo’n beste en ook niet erg relevante statistiek, als je bedenkt dat voor Messi – voor zover bekend – nog nooit een rooie cent is betaald aan welke club ook.

Dat die Messi van club is veranderd, is op zich al onbegrijpelijk, maar dat Spanje die Messi heeft laten gaan, is erg dom. Het klopt dat ze daar (sedert kort) een veel stringenter financieel beleid voeren dan in welk ander land ook, maar de grote smaakmaker van je competitie laat je toch zomaar niet gaan? Die hou je toch ook bij Barcelona, waar hij een echte franchise player was, een speler die tot het huismeubilair behoort en die je met geen andere club kunt associëren.

Dat doet mij denken aan de terugkeer van Michael Jordan in 1995. Financieel-technisch was er voor hem geen plaats en kon die niet bij de Chicago Bulls terecht omdat hun payroll al te zwaar belast was. Toch mocht Jordan terugkeren in de NBA, zelfs weer bij de Bulls spelen en de Bulls mochten hem een salaris betalen dat meer was dan de totale toegestane salarismassa voor de rest van de ploeg. Geen haan of andere teameigenaar die ernaar kraaide. Jordan voor de competitie behouden in de juiste ploeg was goed voor de hele competitie.

Ook dat maakt voetbal zo aantrekkelijk of zo lelijk: er is geen sprake van algemeen belang, het is opeten of opgegeten worden.