De Mannen
Het was geen zondag als een andere. De Préhistorie was er niet. Wel een zoveelste Top, 2000 meende ik te hebben gehoord. Dat van 11 uur was het eerste radiojournaal dat bewust doorkwam. Een van de hoofdpunten was de terugkeer van Mathieu van der Poel in het veld. Een uur later, weer van hetzelfde, weer Mathieu die terugkeerde in de cross. Vreemd, lokale onbenulligheid haast in één adem vernoemd met de dood van Desmond Tutu.
In het nieuwsbulletin van 13 uur hadden ze Carl Berteele gevonden om er iets over zeggen. Over Mathieu, voor alle duidelijkheid. Of hij meteen zou mee kunnen, dat was de existentiële kwestie waar collega Carl zich moest over buigen. De passepartout “zou zo maar kunnen”, uitgevonden door José De Cauwer, behoort inmiddels tot de vaste woordenschat van de analisten en journalisten die niet goed weten wat te verwachten.
Komt daar nog eens bij dat commentatoren van de audiovisuele media – is recent weer opgevallen – uit lijfsbehoud al te graag de kool en de geit sparen en dat deed Carl ook. Eigenlijk had hij moeten antwoorden: “Rare vraag, weet ik veel hoe die Mathieu er aan toe
is, of dat van die knie en die rug niet een beetje gespeeld is en met welke ingesteldheid hij in de cross arriveert. Laten we eerst die wedstrijd afwachten.” Hij antwoordde iets anders, ben al vergeten wat.
Inmiddels was Cercle-Club begonnen. Zoals bekend, zonder publiek. En op de Nederlandse tv het olympisch kwalificatietoernooi of OKT schaatsen in Heerenveen, een exclusief Nederlands onderonsje. Ik was eerder deze week in Thialf en heb er Sven Kramer gezien. Hij reed vanuit de inkomhal door de automatische deuren op zijn gravelbike naar buiten. Niets stappen. Om de rug te sparen of was het luiheid? Ik dacht: dat komt niet goed. Gisteren reed hij de derde tijd op de 5.000m. Misschien haalt hij Peking, zijn vijfde Olympische Spelen, misschien ook niet, wellicht wel. Denk maar niet dat de Nederlanders daarvan in hun journaals een hoofdpunt maken.
Inmiddels was Cercle-Club geëindigd op 2-0. Het wordt nog een rare voetbalcompetitie met die januarimaand zonder toeschouwers. De cross in Dendermonde begon om drie uur, de grote drie tenoren tekenden present. Van Wout van Aert wisten we dat hij in een uitstekende vorm verkeerde. In zijn geval is dat synoniem voor lang hoge wattages (vermogen) trappen. Hij won alle drie de crossen waar hij aan deelnam. In Dendermonde reed hij vorig jaar op een mensonterend slecht parcours Mathieu van der Poel op drie minuten. Puur op vermogen.
Van Van der Poel wisten we dat hij het aan de knie heeft gehad, waar hij al een paar keer aan was geopereerd. Hij was er op gevallen, op die knie. In Kasterlee. Dat wist Michel Wuyts ons allemaal te vertellen. Van Tom Pidcock wisten we niets speciaals. Hij deed mee, ja, en hij had al een cross gewonnen en was ook een keer tweede geworden, dus dat plaatje klopte.
Wat duurde het? Een ronde of twee, drie vooraleer Wuyts de woorden sprak: De Mannen zijn vooraan. Behalve Pidcock dan, die zat al op een halve minuut. Van der Poel reed even voorop, maar dat kennen we van hem. Soms houdt hij het vol, soms ook niet. Als een speer vertrekken, dat deed hij ook in de olympische mountainbikerit en hij ging daarna genadeloos onderuit.
Toon Aerts was de enige van de klassieke crossers die een beetje de indruk gaf met Van Aert en Van der Poel te kunnen wedijveren. De einduitslag zoals die zich voltrok, hadden we kunnen voorspellen op basis van de fysiologische waarden. Van Aert trapt een hoger vermogen gedurende een uur dan Mathieu van der Poel, die wellicht een hoger maximaal vermogen haalt en sneller recupereert van intervalpieken.
In het altijd zeiknatte en drassige Dendermonde werd het een pure vermogenscross.
Dus: 1. Van Aert, 2. Van der Poel, 3. Aerts en 4. Vanthourenhout. Vervolgens kwamen over de streep: Quinten Hermans, Corné van Kessel en Laurens Sweeck: ook grote motoren, maar minder grote dan. Daarna volgden de lichtgewichten Tom Pidcock, Eli Iserbyt en Lars van der Haar. Die koers had niet gereden hoeven worden. Een labotest had volstaan.
Dat veldrijden, welke sportieve waarde heeft dat nog? Zo’n Eli Iserbyt die twee klassementen zal winnen, en die ook niet onder stoelen of banken steekt dat de cross van vandaag in Zolder (Superprestige) belangrijker was dan die van gisteren (Wereldbeker), wat moet je daar nu nog mee? Wat zouden we in het voetbal zeggen als Gent of Antwerp kampioen zouden spelen omdat Club en Anderlecht tien wedstrijden ver in competitie stappen en voor het begin van de play-offs alweer verdwijnen? De sportieve strijd is weg. Cross is circus geworden en dat kan die sport op termijn erg zuur opbreken.