Going to the Match
Het schilderij met die naam blijft hangen in het Lowry Museum in Manchester. Dat stond in een artikel op pagina twee van deze krant van woensdag, naast een standpunt met #MeToo in de titel, dus het kan zijn dat u deze pagina heeft overgeslagen. Dat is jammer voor het standpunt, maar ook voor het artikel.
Going to the Match is een voetbalschilderij, ‘iconisch’, zo stond het in de kop. Nooit van gehoord. Het schilderij van ene Laurence Stephen Lowry beeldt het publiek uit dat naar een stadion stapt. Het is 1953. In gespreide slagorde haasten ze zich licht voorovergebogen richting de toegangspoorten van Burnden Park, het oude stadion van de Bolton Wanderers. De stad Bolton ligt ten noordwesten van Manchester, midden in het antieke epicentrum van het (Engels) voetbal.
Je ziet behalve mensen die naar het stadion wandelen zonder elkaar de hersens in te slaan, al weet je natuurlijk nooit welke pyrotechnics ze in hun tweedjassen en onder hun maandverbanden hebben verstopt, ook een houten tribune waar al wat volk op zit. In de achtergrond roken de katoenfabrieken de lucht Engels grauw. Die zullen in de volgende decennia allemaal sluiten, net als bij ons.
In het artikel stond dat het schilderij ter veiling was aangeboden door de Engelse spelersvakbond, de Professional Footballers’ Association (PFA), want die had financiële problemen. Dat móét je vreemd vinden. Het gemiddelde salaris van een Premier League- voetballer, die allemaal lid zijn, bedraagt 50.000 pond (57.000 euro nu het pond zo laag staat). Vijftigduizend pond en voor alle duidelijkheid: pér wéék.
Als er één vakbond financieel uit de kosten moet komen, dan deze. The Guardian had meer details. De PFA had zijn goededoelenorganisatie Players Foundation (PF) moeten afsplitsen op last van de Engelse fiscus. De PF en niet de PFA had geldzorgen. Maar dan nog. Bon, eind goed al goed, het schilderij blijft in het museum waar het hing en dat heeft het gekocht voor 9 miljoen euro met dank aan een donateur. Goed gedaan Players Foundation. Het werk werd in 1999 gekocht voor 2,2 miljoen.
Het publiek in het schilderij is divers. Niet qua kleur, het is 1953. Wel inzake afkomst, dat zie je aan de (bol)hoeden, petten en klakken van de mannen. Het beeld doet denken aan de uitstekende Netflix-serie The English Game. De storyline op IMDb (7,6 rating) is “Het verhaal van de uitvinding van het voetbal en hoe het in sneltempo ’s werelds populairste spel werd door de klassen te overstijgen”.
Ergens naar het einde toe van de zesdelige reeks die begint in 1879 en historisch zeer accuraat is, gaat het mis. Tijdens een voetbalwedstrijd tussen de Old Etonians – een team van rijken en adel, amateurs dus – en Blackburn – een fabrieksploeg met arbeiders betaald om te voetballen, profs dus – gaat het talrijk opgekomen publiek met elkaar op de vuist.
Toen ik zondag de rellen zag tijdens Standard-Anderlecht en daarna de beeldverslagen van de oorlogstoestanden bij de bussen naast het stadion, was mijn reactie: wat als voetbal nooit de klassen was overstegen en een elitesport was gebleven? Of wat als voetbal de weg van de moedersport rugby was opgegaan? Een ruwe sport voor harde bolsters met blanke pitten, een sport waar fans van twee ploegen door elkaar kunnen zitten, een sport waar een geoute homo de nummeréénref kon zijn? Wat als?
Voetbal is al in de negentiende eeuw een verkeerde weg ingeslagen. De weg van bedrog, schwalbes, matennaaaierij en omkoping. De weg van mensenhandel, randje slavernij soms, zoals de betaalde transfer. De weg van het geld, astronomische salarissen en transfersommen. De weg van geweld op het veld, met ruwe, gemene overtredingen. De weg van geweld in en buiten de tribunes, later noemde men dat hooliganisme.
Dat hooliganisme is nooit weggeweest, hooguit af en toe verdrongen. Het houdt maar niet op en hier in België wordt het zelfs steeds erger. Het argument dat voetbal slachtoffer is als katalysator van de problemen waarmee de brede maatschappij te kampen heeft, is nonsens. Voetbal is lang niet overal in de wereld de eerste sport, maar ook in een land waar het de tweede, derde of zelfs vierde sport is, trekt het geweld aan.
De cultuur rond dat spel is het probleem en die cultuur zal je nooit meer veranderen. De oplossingen liggen nochtans voor de hand: video-opnames van de supportersvakken, zeer strenge geldstraffen, stadionverboden van minimaal vijf jaar, wedstrijden zonder publiek, gezichtsherkenning in het vak en bij de ingang, en dat alles betaald door de profliga en de clubs. Het zou met voetbal moeten zijn zoals met het milieu: de vervuiler betaalt.