Voetbalfinanciën
Dat het voetbal overal in de wereld de weg kwijt is, zou inmiddels tot de algemene kennis moeten behoren. Dat in die sport het Belgische voetbal helemaal van het padje af is, zou inmiddels ook bekend moeten zijn. Decennialang is dat in ons land verbloemd door allerlei lapwerk en politieke hand- en spandiensten.
Denk in dat verband alleen al aan de groepsverzekering voor voetballers. Die regeling was het gevolg van een één-tweetje tussen de toenmalige bonds- en Club Brugge-voorzitter Michel D’Hooghe en minister van Sociale Zaken Jean-Luc Dehaene. Die gunst kwam uitgerekend na het grootste schandaal dat het Belgische voetbal ooit heeft gekend. De Bellemans-affaire in 1984, genoemd naar de onderzoeksrechter, was een combinatie van een gigantische zwarte voetbaleconomie en omkoping.
De groepsverzekering voor voetballers (later uitgebreid naar alle profsporters) voorzag erin dat die beroepscategorie sinds 1986
veel meer van het brutosalaris kon wegstorten op een soort pensioenspaarrekening dan om het even welke andere werknemer. Het gespaarde geld konden ze ook veel vroeger opnemen, bovendien tegen een zeer gunstig tarief. Daar komt nu een eind aan. Het wordt zoals iedereen wachten tot 65 voor ze dat geld te zien krijgen, of zich blauw betalen aan belastingen, zoals elke andere burger.
Dehaene liet in een tandem met Joseph-Emile Vandenbosch, voormalig topman van de Nationale Loterij, het nieuwste verzekeringsproduct door één verzekeraar ontwikkelen, waardoor die tijdelijk een monopolie had. Vervolgens werd die verzekeraar (Assubel) shirtsponsor van de club van D’Hooghe en Dehaene. Zoiets passeerde toen gewoon, hooguit werd een keer gemonkeld.
Vandaag passeert nog maar weinig. Het voetbal krijgt de ene na de andere draai om de oren. De spelers en clubs betalen nu
meer sociale lasten dan ooit tevoren, maar nog niet evenveel als een normale werknemer/gever, en de clubs betalen iets meer bedrijfsvoorheffing, maar lang niet als een ander normaal bedrijf. Het hek is wel van de dam. Die 43 miljoen euro aan voordelen die het voetbal inlevert is nog maar het begin.
Inmiddels is uitgebreid aangetoond dat de meest begunstigde economische minisector van het land zich ook na Bellemans continu schuldig heeft gemaakt aan financiële wanpraktijken, zoals fraude en witwasserij. In de affaire-Veljkovic, ook bekend als Operatie Zero, staan straks 57 personen terecht. De enen hebben al meer boter op het hoofd dan de anderen, wellicht zijn er ook onschuldigen, en misschien houdt dat spijtoptantenstatuut van Dejan Veljkovic niet eens stand, maar inmiddels is de fiscus wel begonnen met geld terugvorderen.
Net geen 70 miljoen euro is behoorlijk veel geld en het rechtstreekse gevolg van een aantal transacties via schimmige vennootschappen, overduidelijk bedoeld om belastingen en andere lasten te omzeilen. Naar aloude gewoonte worden die aanslagen betwist, waarom denkt u dat in ongeveer elke raad van bestuur van een voetbalclub topadvocaten zitten?
De FOD Financiën is evenwel van plan het voetbal als een normale bedrijfssector te behandelen. AA Gent kreeg al eerder het dwingende advies om de cvba met sociaal oogmerk (cvba-so) om te vormen in een gewone cvba of, nog beter, een nv. De club is daarmee bezig. Racing Genk is dan weer een vzw. Die willen daar niet van af en zijn zelfs bij monde van hun voorzitter Peter Croonen trots op dat statuut.
Je kan je iets indenken bij een vzw om een jeugdafdeling te runnen, maar niet voor een profsectie waar het hoofddoel juist het maken van winst is. En hoe? Winst halen uit mensenhandel, voor een cvba met sociaal oogmerk of een vereniging zonder winstoogmerk staat dat als een tang op een varken.
Boven de hoofden van de Belgische clubs is binnen de UEFA ook beslist dat clubs straks maar 70 procent van hun voetbalgerelateerd inkomen mogen besteden aan salarissen, tekengeld, andere boni en fees voor makelaars. Op de keper beschouwd hoeft de Belgische profliga dat niet te volgen. De regel geldt alleen voor wie Europees wil spelen – dat wil iedereen – en wie salariskosten heeft van meer dan 30 miljoen euro – maar dat zullen er niet veel meer dan drie zijn in onze competitie.
De belangrijkste regel is het streven van de Pro League naar een positief eigen vermogen bij de clubs in plaats van een negatief, zoals bij 15 van de 26 profclubs het geval is.
Kanttekening bij dit alles: de overgangsperiode waarmee alles wordt ingevoerd, komend boven op de twee covidjaren; dat zijn vijf seizoenen waarin niet of nauwelijks werd gecontroleerd.