Column Hemelpost (aan Michel Verschueren) in De Morgen van 24 december 2022

Mister Michel, meester Hans hier,
Ik kreeg de kans om mij nog even postuum tot u te richten en die kan ik niet laten liggen.

U was een van de eerste bekende lezers van mijn columneske rubriek ‘Breed getackeld’ en hoewel u het maar om de zoveel weken helemaal eens was met mij, bent u de man die mij heeft aangemoedigd om die stijlvorm # soms gebrek-aan-stijl-vorm, dat wéét ik # te blijven beoefenen.

U vond het natuurlijk niet plezant als ik ook u eens bij uw grijze haren door de modder trok. Zoals toen u eind vorige eeuw met ‘alternatieve feiten’ de misdragingen en uitschuivers van uw club en uw bazen nogal breed interpreteerde. Wie aan uw these twijfelde, kon op uw toorn rekenen.

Zoals ik dus, die ene keer. Ik herinner mij nog uw telefoontje, op zaterdag bij het ontbijt. “Meester Hans”, zo sprak u mij altijd aan, “ge weet er geen kloten van, ge zijt mis, maar ge zijt gene onnozelaar. En daarom, kom dinsdag naar mijne bureau om 11 uur en dan gaan we klappen en daarna iets eten in mijn frituur.” Uw frituur, dat was de Saint-Guidon en die had toen nog één Michelinster.

Zo geschiedde en zo discussieerden we bij een fles wijn, nadat we eerst op uw kantoor # die donkere spelonk in het Vanden Stockstadion # enkele porto’s hadden genuttigd. U was de eerste die tegen mij de woorden agree to disagree gebruikte. U voegde daar aan toe: “Maar niet overdrijven, hé maat!”

Omdat u mij bleef lezen en berichtjes bleef sturen, heb ik u vorig jaar de compilatie van mijn columns opgestuurd. Die zijn gebundeld en heten Laster en eerroof. Nog steeds te koop, schrijf ik er nu even snel bij ten behoeve van de lezers die nog verlegen zitten om een eindejaarsgeschenkje.

U belde meteen. “Meester Hans, moet ge nu wat weten? Ik heb de tranen in mijn ogen. Ik, Mister Michel, jawel, de tranen in mijn ogen omdat ge nog aan mij denkt. Ge zijt nen trouwe vriend. Ik ga dat lezen en ik bel u op als het uit is.”

Ik wilde riposteren dat ik geen vrienden wil hebben in het voetbal, maar u had al neergelegd. Ik heb u niet meer gehoord. Zat ik te veel op de kap van het voetbal? Ik wilde u bellen toen ik een reportage met u zag in het revalidatiecentrum waar u wachtte op een knieoperatie. Jammer, u heeft mij niet meer gehoord, het einde had u en mij ingehaald.

Ik had u nog willen zeggen dat u een van die mensen was die mijn vak aangenaam hebben gemaakt. U nam uw telefoon op, u argumenteerde, u kon tegen een grap en u antwoordde altijd. Behalve die ene keer toen ik u sprak over de affaire-Kazimierski. In het seizoen 90-91 zou Gent kampioen gaan spelen, tot hun Poolse doelman twee wedstrijden na elkaar plots over ballen dook die hij een week eerder met zijn rug naar het veld had gestopt.

Niet Gent, maar Anderlecht werd kampioen. Omkoping? In elk geval, de doelman werd meteen uit Gent verbannen. Ik heb u ooit gevraagd wat daar aan de hand was, of Anderlecht… U antwoordde: “Hanske, dat waren andere tijden. Ge moet u daar niet meer druk over maken.” Ik had het zo graag nog eens gevraagd. Met Constant onder de zoden, u niet meer schatplichtig aan de familie Vanden Stock en zelf iets kwetsbaarder geworden: deze keer had u mij vast de ware toedracht verteld. Als u nog De Morgen leest, geef mij dan een seintje.