Sven Nys doet wat geen enkele topper hem ooit voordeed
Na het wereldkampioenschap veldrijden voor Belgen maakte de bewondering voor Wout Van Aert plaats voor een plotse opstoot van medelijden. “Ik heb de mooiste dag van mijn leven beleefd,” zei hij, droeg de overwinning op aan zijn vader en barstte in tranen uit. Je mag hopen voor deze talentrijke jongeman en zijn familie dat er niks ergs aan de hand was en dat hij bijgevolg een beetje overmand was.
Winnen in je achtertuin in een wedstrijd waarvan iedereen weet dat je hem zal winnen, daar mag je blij om zijn, maar er zijn nog veel mooiere dingen in het leven. Zoals winnen in een WK voor Belgen en Nederlanders, maar dat zal verdomd lastig zijn want in Zolder komt Wout Van Aert precies die twee Nederlanders tegen die net als hij veel te goed zijn voor deze parochiale discipline. Jarenlang hebben twee frisse jongens uit dezelfde Brabantse gemeente gedomineerd, gisteren en eergisteren wonnen van nieuwelingen tot elites haast alleen maar Kempenaars. Wie niet binnen wandelafstand van de Lilse Bergen was geboren, leek kansloos.
Dagen van tevoren werden de kansen gewikt. ‘Van Aert favoriet.’ ‘Meeusen en Pauwels hebben een kans.’ ‘Klaas Vantornhout heeft ook een kans.’ ‘Deze en gene renner is een kampioenschapsrenner.’ “Wat is een kampioenschapsrenner?” Ik hoorde die vraag stellen in de ellenlange voorbeschouwing en het antwoord was naast de kwestie.
Een kampioenschaprenner in een fysiologisch overzichtelijke discipline – een uur in het rood rijden – is een renner die een therapeutische uitzondering heeft voor corticosteroïden maar daar doorgaans heel weinig gebruik van maakt, tenzij voor de crossen die hij wil winnen. Zo hebben we er in het verleden een paar gehad die nergens waren in de weken voor de kampioenschappen en dan als opgevoerde vespa’s de favorieten klopten. Ze wonnen geregeld, op WK’s en BK’s, en ze lullen dat het geen naam heeft.
Het parcours was kansloos, maar het zou een hoofdrol spelen. In mijn zondagkrant stond op de voorpagina nog in grote letters ‘Vooruitblik op het BK modderpoelrijden’. Na doorklikken, kwam je op een pagina waar schande werd gesproken over het supersnelle parcours want er was geen sprake van modder. Ook de bondscoach leverde weer eens deskundig commentaar. Aardige man hoor Rudy De Bie, altijd van (te) goede wil, maar hij zou eens een keertje minder commentaar moeten geven en niet nog voor halfweg de analyse te maken dat het BK er op zit als Wout Van Aert geen pech heeft, of niet valt. Waarop Van Aert natuurlijk viel. Een bondscoach is een deus ex machina die moet horen, zien en vooral zwijgen.
Wout Van Aert, moet daar nog iets over worden gezegd? Hij startte zonder zonnebril en je zag zijn gitzwarte ogen blinken. Als een speer vertrok hij, reed twintig minuten in de voorhoede en zette dan zijn grote motor in. In die wereld van kleine motoren, volstond dat ruimschoots. Tom Meeusen probeerde te volgen, maar zag af bij de beesten. Hij wilde aan het infuus, maar dat mag niet meer, en zakte fel terug. Wout Van Aert probeerde zichzelf nog uit te schakelen met een gevaarlijk uitziende val, maar zelfs daarvoor was hij te sterk. Groot kampioen, zonder meer. Zonde van het talent, maar die strijd heb ik opgegeven. Elk doet wat hij wil.
En dan Sven Nys. Toegegeven, ik kreeg het een beetje op de heupen van die hoeraberichten uit zijn entourage. “Schitterende training van Sven.” “Snelste rondje ooit op dat parcours.” Sven is er helemaal klaar voor.” Ik geloof het allemaal wel en ik geloof zelfs dat Nys helemaal niet slechter rijdt dan een paar jaar geleden, alleen is de tegenstand vandaag in die voorbije vijftien jaar gewoon sterker dan ooit. Misschien moeten Van Aert en Van der Poel eens een trainingsrondje rijden terwijl Paul Van Den Bosch daar met zijn klokje staat. Nys is een flinke motor, Van Aert en Van der Poel zijn grote motoren. Het verschil in de snelste ronde bedroeg gisteren precies één kilometer per uur en dat is toch al gauw vier procent.
Afgezien daarvan: Sven Nys doet wat geen enkele topper hem ooit voordeed. Hij kondigt een afscheid ruim van tevoren aan, gaat vervolgens een jaar op tournee, rijdt overal waar maar kan gereden worden, koopt een team, lost ondertussen nog wat privé-sores op, en blijft al die tijd presteren. Dit podium op het BK is een tiende nationale trui waard. Diepe buiging.