Interview Belgisch kampioen Preben Van Hecke in De Morgen van zat 27 feb 2016

‘Mijn wielerbestaan?

Een gratis fietsvakantie’

Achteraf was het geluk bij een ongeluk dat hij negen jaar geleden bij Topsport Vlaanderen belandde. Maar het Belgisch kampioenschap dat hij vorig jaar won, had dan weer niks met geluk vandoen. “Ik was de sterkste en vooral de slimste. Mij moeten ze geen koers meer leren lezen.”

Hij komt terug van Oman, bruingebrand op de plaatsen waar geen lycra, bril of helm zat en beaamt dat het verdomd fris en nat is in het thuisland. Zijn fiets in de nationale driekleur draagt achterop een spatbord voor een mountainbike waarmee de modale toertocht-toerist als een sissy wordt weggezet. “Je bent pas gek zonder. Drie maanden op natte wegen trainen, weet je wat dat doet met het gat van een coureur? En toch is er niets mooiers dan de Omloop winnen in guur weer. Dat blijft de mensen bij.”

Preben Van Hecke heeft ontzettend veel zin in het Belgisch openingsweekend. Als het weer wat meezit en dag één is geen calvarietocht, dan staat hij morgen ook in Kuurne aan de start. Dit zijn de maanden waarin hij zijn driekleur in de grootste wedstrijden hier te lande zal kunnen tonen. “De ploeg heeft me een mooi, vooral Belgisch programma gegeven tot en met Luik-Bastenaken-Luik, voor mij de mooiste wedstrijd van allemaal, met alle betere renners aan de start.”

Wat heb je aan die trui als je ermee in Frankrijk gaat rijden, redeneert hij. Hij rekent op meer aanmoedigingen dan ooit, zoals op de trainingstochten met zijn vriend en collega Greg Van Avermaet. “Hé Greg, hé kampioen”, roepen de mensen. “Dat is lachen.”

Voorgevoel

Rewind naar vorig jaar. Wonende in een aanpalend dorp sta ik op 23 juni naar een veredelde kermiskoers te kijken, Ruddervoorde Koerse, samen met echte kenners, onder wie een soigneur van een topteam, tevens een talentzoeker. Als het groepje van vijftien ontsnapte renners met een moordvaart passeert, zeggen de kenners: “Hmm. Het zou weleens voor Preben kunnen zijn, zoals die op zijn fiets zit.” Even later rijden er drie weg, onder wie Preben Van Hecke. Nog iets later wint Preben Van Hecke. “Dju”, vloeken de kenners. “We hadden Preben moeten spelen (bij de bookmakers).”

Ruddervoorde Koerse was nog maar eens een triomf voor Topsport Vlaanderen, op dat moment kwalitatief het beste Belgische team van de voorbije twaalf maanden met klassieke overwinningen van Jelle Wallays in Parijs-Tours en de eerste twee plaatsen van alweer Wallays en Edward Theuns in de semiklassieker Dwars door Vlaanderen. En toen, vijf dagen na Ruddervoorde, kwam het Belgisch kampioenschap.

Preben Van Hecke: “Ik was in vorm. Ik rijd altijd goed in mei en juni. Het was warm, ook in mijn voordeel, en ik was mee in de groep van 25 met veel goede renners en met Thomas De Gendt die voor Jürgen Roelandts ongelooflijk werkt verrichte. Van 25 ging het naar tien, toen naar drie, vervolgens naar twee. Jürgen Roelandts was er zeker van dat hij mij zou kloppen, maar ik was de beste die dag.

“Ik had een soort voorgevoel. Bij de bespreking in het hotel in Brussel zaten Oliver Naesen en ik aan de verste kant van een lange tafel waaraan we de briefing kregen over de wedstrijd. We konden niet alles goed verstaan. Niet erg, zei ik tegen Oliver, ik win toch. En Robert D’hont, onze soigneur, vroeg ik voor de koers mijn sportschoenen klaar te houden. Voor het podium, zei ik. Hij keek vreemd op, maar ik wist dat ik er niet ver af zou zijn. Toen QuickStep in de verdrukking kwam, de Lotto’s het voortouw namen en iedereen dacht dat wij de kaart Theuns trokken, terwijl die mij had gezegd dat het zijn dag niet was, toen wist ik dat ik een kans had.”

Moeilijke jongen

De ploegkapitein van een opleidingsploeg die alle zelfverklaarde grote Belgische renners het nakijken geeft, het was het zoveelste teken aan de wand dat het Belgische topwielrennen slabakt. Preben Van Hecke protesteert. “Jürgen Roelandts was niet zwak, hij was sterk. Greg Van Avermaet ook, maar hij kwam te laat. En de Lotto-tactiek klopte voor 99 procent. (lachje) Die van ons voor 100 procent. Ik weet inmiddels hoe er moet worden gekoerst, en oké, het was een zware wedstrijd van 250 kilometer, maar ik rij al twintig jaar met de fiets sinds ik begon bij de nieuwelingen. Ik weet hoe ik de koers moet lezen.

“Dat ik nu het ongelijk bewijs van Lotto, dat me in 2007 geen contract meer gaf? Een beetje wel. Ik heb het eigenlijk nooit goed begrepen. Ik had een goed 2005 en een goed 2007 gereden. Ik kon toen wat ik nu kan: heel hard en lang op kop rijden. En ik had toen ook al koersinzicht. Later heb ik begrepen dat ik de reputatie had een moeilijke te zijn. Een jonge ploegmaat kwam naar me toe en zei dat het best meeviel met mij, ook al was ik een moeilijke mens. Ik viel uit de lucht. Neen, ik heb nooit gevraagd waarom ik weg moest. Van enige rancune na die overwinning in Tervuren op het BK was echt geen sprake. Toch niet na negen jaar?”

Preben Van Hecke had goede leermeesters zoals Tom Steels en Bert Roesems, twee intelligente renners. Hij stak veel op van hen en is nu zelf wegkapitein, de coach op de fiets midden in het peloton. De spelmaker die niet noodzakelijk zelf moet scoren, maar die iedereen in het gareel moet doen rijden en ervoor moet zorgen dat de ploegtactiek wordt uitgevoerd.

“Ik praat veel voor de wedstrijd over wat er zal gebeuren en waar. Soms ben ik mis, maar meestal ben ik juist. De Omloop Het Nieuwsblad, hoe die zal verlopen? Dat is een simpele: bij het buitenrijden van Gent zal twintig, dertig kilometer hard worden gekoerst. Er zal een groepje van vijf, zes man wegrijden en tegen de Kruisstraat begint de koers en moet je vooraan zitten. (aarzelt) Maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Net als op de Taaienberg. Ook daar: vooraan, als het kan. Ik kan daar niets betekenen, er zijn er te veel die dat beter kunnen dan ik. Het wordt voor mij dus de vroege vlucht, in de hoop het zo lang mogelijk uit te zingen.”

Peloton wint altijd

Het vak ‘dynamiek van de ontsnapping’, open vragen of multiple choice: Preben Van Hecke haalt grootste onderscheiding. Dat een goede ontsnapping niet te groot en te klein is, kan iedereen wel verzinnen, en dat de samenstelling moet kloppen ook. Maar dan: hoe vaak kom je op kop?

“Ik rij altijd, behalve dan die laatste anderhalve kilometer van het BK, maar dat was de koerstactiek van het moment. In een ontsnapping draai ik vol mee. Sportdirecteurs die dat zien vanuit de auto zeggen dan ‘doe eens wat minder’, maar zo werkt het niet. Als je in een groep van tien de enige bent die ‘sleept’, nemen ze je niet zomaar mee. En als je zegt dat je net kunt aanklampen, geven ze een snok om te kijken of je geen toneel speelt, en dan ben je er ook af.”

Maar dan: tactiek voor gevorderden. Soms loont het om een ‘sleper’ toch mee te nemen, vooral als hij van een grote ploeg is. “Het hangt allemaal af van de wedstrijdsituatie. Op het BK hadden we dat ook voor met drie QuickSteppers in onze groep. Het kwam erop aan die zo lang mogelijk mee te nemen om die ploeg op afstand te houden. Ik heb in Kuurne-Brussel-Kuurne eens de fout gemaakt om Rosseler van QuickStep eraf te rijden. Iets later kregen we de hele ploeg op ons dak.”

Vroege ontsnappingen zijn vaak zelfmoordmissies. Heel af en toe overleeft er eentje. Ook daar bestaat een recept voor, en dat begin bij lef. “Het peloton laat nooit betijen. Als ze besluiten ons op drie minuten te houden, dan moeten wij – de ontsnapten – het lef hebben om trager te gaan rijden. Je kunt geen ontsnapping volhouden waarin je twee uur tegen vijftig per uur rijdt. Maar als je trager rijdt, minder dan veertig bijvoorbeeld, zal dat peloton ook vertragen. Waarom? Er is een groep weg, niemand heeft baat bij een hergroepering op honderd kilometer van de finish waarna er weer als zot wordt gekoerst. Af en toe gebeurt het dat de ontsnappers voorop blijven, maar dan heeft het peloton zich altijd misrekend. Normaal gezien wint het peloton het altijd van de vlucht.”

Op de klassieke vraag of er een hiërarchie is in het peloton en hoe zijn ploeg van jonge jongens daarmee omgaat, heeft hij een genuanceerd antwoord. “Ik heb de indruk dat het nu lijkt alsof ze de air hebben: ‘Ik laat mij niet doen, nooit.’ Terwijl je juist moet weten wanneer je je plaats moet opeisen tegen de groten. Ik geef een voorbeeld: als Vincenzo Nibali zich in Oman na tien kilometer, als we nog koffie aan het drinken zijn in het peloton, door een klein gaatje probeert te wurmen, laat hem dan. Gebeurt dat vandaag met een grote naam op pakweg de Taaienberg, zet dan je elleboog wel, doe de deur dicht en zorg ervoor dat het gootje voor jou is. Zorg er vooral voor dat ze je geen vervelende collega vinden, want dan rij je niet weg.”

Een mooi leven

Dit is het weekend waarin Topsport Vlaanderen zich zal moeten tonen. De winter zijn ze goed doorgekomen. Die was zacht en niet te nat tot na Nieuwjaar. Daarna volgde net als bij de grote ploegen een stage in Zuid-Spanje en mochten ze mee naar Qatar en Oman.

“De Omloop en Kuurne zijn de wedstrijden waarin wij kunnen meedoen, omdat we dezelfde voorbereiding hebben gehad als die andere ploegen. Daarna gaan de Pro Tour-ploegen naar de Tirreno, Parijs-Nice en vervolgens Milaan-San Remo. Als ze daarna terugkomen naar Vlaanderen, merken wij dat het ineens een stuk sneller gaat. Jammer dat wij niet een van die wedstrijden kunnen rijden.”

Een ‘normale’ Belgisch kampioen van 2015 uit het tewerkstellingsproject Topsport Vlaanderen had die kunnen rijden, want die had in 2016 bij een andere, grotere ploeg gereden. Preben Van Hecke is niet normaal: hij is al 33. Toch kwam de Franse ploeg Fortuneo aankloppen en, toegegeven, hij heeft even getwijfeld. “De Tour rijden in een kampioenentrui zou mooi zijn, maar de Tour valt na het BK en de kans dat ik opnieuw win is nogal klein. Wellicht nemen ze dan toch een Fransman mee. Inderdaad, als ze al mogen gaan. Ik heb niet lang getwijfeld.”

Vrienden onder elkaar

De aanbiedingen hebben vooral zijn ego gestreeld, maar hij was zo slim om ook te gaan praten met Christophe Sercu, zijn ploegmanager. “Wij verdienen niet veel (de basissalarissen worden betaald door de Vlaamse overheid, HV), maar ik heb mijn Belgische titel toch kunnen verzilveren in de criteriums. Ik mag niet klagen. Ik heb nu weer werkzekerheid tot eind 2017. Het is niet met zoveel woorden gezegd, maar ik hoop dan door te kunnen schuiven als Walter Planckaert stopt en Hans De Clercq zijn job overneemt.

“Bovenal voel ik me goed bij die gasten. Wij zijn een vriendengroep. Wielrennen is een zware sport en het kan tegenslaan, maar euh… dit is niet echt werken. Zeg nu zelf. Ons seizoen begint in november en dan bellen we elkaar op. ‘Ik ga trainen, rij je mee?’ En we
gaan fietsen, op de weg, op de wielerbaan of op de mountainbike. Later gaan we op stage met de ploeg, weer fietsen met vrienden. Vervolgens gaan we nog eens op stage naar Zuid-Spanje. En ik heb wedstrijden gereden in Qatar en Oman, waar we als koningen werden ontvangen. Mensen betalen geld om met vrienden te mogen fietsen, wij krijgen geld. Ik zie dat de jonge gasten in onze ploeg dat niet beseffen. Ik was ook zo, maar nu ben ik 33 en weet ik: ik heb een mooi leven.”

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s