20160604_De-Morgen_p-118_De-trots-van-de-rots-all-mail
De trots van de rots
Nooit heeft een kleiner land meer sporttalent voortgebracht. Hoe het onherbergzame IJsland met zijn 329.000 inwoners van de schaarste een deugd maakte en de sensatie van de kwalificatie werd. Wie stopt die Vikingen met hun Zweedse hoofdman?
“I had sex with an elf in Iceland.’ Dat is het eerste T-shirt dat een toerist ziet in de winkelstraat van hoofdstad Reykjavik. Het tweede is dat van de nationale elf, de trots van de rots, het land van vuur en ijs. De Italiaanse kledingmaker Errea presenteerde het EK-shirt op 1 maart van dit jaar met een toepasselijke, maar enigszins voorspelbare spot: een vuurbal werd tegen een ijswand getrapt, waarop het ijs brak en het blauwe shirt met lange rood-witte strepen werd onthuld. Voor de geïnteresseerden: het bestaat ook in wit en in fluo.
Toen begin mei de vijf maanden durende competitie op gang werd getrapt, leefde het EK voetbal nog niet in de straten van de IJslandse steden en dorpen. Ondanks de vroege dooi, met dank aan El Niño, was het voor uitbundigheid nog te koud. Knattspyrnu – voetbal dus, maar fotbolti mag ook – heeft het vulkaanland wellicht wereldwijd op de kaart gezet, bij afstammelingen van de Noormannen hoort enige onderkoeldheid.
Ergens leeft de stille hoop op een kopie van de successen van de nationale handbalploeg, die in 2008 op de Olympische Spelen in Peking zilver won, want toen gingen de coole en koele IJslanders wel uit hun dak: 85 procent keek naar de finale en 40.000 mensen – een halve hoofdstad – verwelkomden de handballers. Dat olympische zilver was tegelijk een emotionele ontsnapping uit zware tijden. De bankencrisis speelde al volop en twee maanden later zouden de IJslandse banken failliet gaan: de lokale beurs zakte met 90 procent. Nog eens twee jaar later hield IJsland Europa opnieuw in zijn greep, toen de vulkaan Eyjafjallajökull uitbarstte en zes dagen lang het vliegverkeer in Noord- en West-Europa stopte. Neen, vanuit IJsland kwam deze eeuw nog niet veel goeds onze richting uit. Tot nu.
“Ik ben blij dat ons resultaat in groep A beter is onthaald dan onze vulkaan.” Omar Smarason, marketingdirecteur en mediaverantwoordelijke van de IJslandse voetbalbond KSI, excuseert zich voor zijn sarcastische repliek. Hij is het moe – “ik ben liever eerlijk” – om telkens buitenlanders te woord te staan. “Wij zijn geen one year wonder. We hadden al goede jeugdelftallen en we hebben die nu weer, en we hadden er met strakarnir okkar (‘onze jongens’) al bij moeten zijn op het WK in Brazilië.”
Dat is niet gelogen. IJsland werd tweede in een groep met Zwitserland, waartegen het in een memorabele wedstrijd in Bern 4-4 gelijkspeelde na een 4-1-achterstand. Ze kwalificeerden zich voor de play-offs en moesten daarin tegen voetbalgrootmacht Kroatië in het veld. Het werd 0-0 in Reykjavik, maar 2-0 in Zagreb.
Smarason: “Een deelnemer met welgeteld 329.000 inwoners op het grootste sportevenement van de planeet, dát was pas een stunt geweest. We hadden al eens met 1-1 gelijkgespeeld tegen wereldkampioen Frankrijk in 1998 en in 2004 klopten we de latere wereldkampioen Italië, telkens in wedstrijden met inzet. Deze kwalificatie nu, met Euro 2016, zat er aan te komen.”
IJsland begon thuis tegen Turkije meteen met 3-0-winst. Vervolgens ging Letland in Riga met 0-3 voor de bijl en op 13 oktober 2014 wonnen ze met 2-0 van Nederland, dat een paar maanden eerder nog de halve finale van het WK had gespeeld. In Tsjechië ging het mis, maar dat werd rechtgezet in de return in IJsland. Kazachstan uit: winst. Nederland uit: winst.
Twee speeldagen voor het einde was het onooglijke IJsland al zeker van zijn primeur: deelname aan de Europese eindronde. Dat ze geen eerste van de groep werden, was te wijten aan twee gelijke spelen thuis tegen Kazachstan en Letland en het verlies in de laatste wedstrijd in Turkije.
‘Duglegur’, hard werken
Hoewel het drie keer de oppervlakte van België heeft, is IJsland geen groot land en staat het ook niet direct te boek als een groot sportland. In de stand van olympische medailles per inwoner halen ze evenwel de top, samen met andere kleine sporteilanden als de Bahama’s (met een vergelijkbaar inwonersaantal). De sport of competitie waarin IJsland tot vandaag nog het meest uitblonk, was niet voetbal of handbal, maar The Strongest Man, waarin alleen de Verenigde Staten meer medailles wonnen. Jon Pall Sigmarsson en Magnus Ver Magnusson zijn internationaal de populairste IJslandse sporters, en worden zelfs voor commercials gevraagd tot in de VS, waar ze al lang op zoek zijn naar het geheim van die sterke mannen van die gigantische vulkanische rots in de Noordelijke Atlantische Oceaan.
“IJsland is een land van harde mannen, voor geen kleintje vervaard. Wij IJslanders zeggen dat we in het mooiste land ter wereld wonen, en dat kan kloppen. We zeggen ook dat het de beste plek is om te wonen. Ja, in de zomer, maar dan slaap je niet van het licht, en in de winter zie je soms dagen géén licht. De koude, de regen of de sneeuw en het ijs: een weekje kan ik het er nog wel uithouden.”
Dat zegt ex-voetballer Arnar Vidarsson die we opzoeken in Lokeren, waar hij trainer is van de beloften en waar met Sverrir Ingason vandaag ook een international speelt die straks op het EK is. Vidarsson geeft toe dat hij trots is op zijn land en zijn voetballers. Hij knikt als we het woord ‘duglegur’ in een slechte uitspraak van onze nota’s aflezen. “Dat typeert ons. Het betekent: je best doen, altijd en overal. Hoe dat komt? Door het isolement op dat eiland. Wij zijn afstammelingen van de Vikings en dat merk je aan alles. Ons land heeft ons gehard. IJsland is nu modern en relatief rijk, maar ooit was het arm. Mijn grootouders zijn opgegroeid in plaggenhutten die in de modder stonden, zonder water of stroom. De jeugd van nu heeft het makkelijker. IJsland is een luxeland geworden, mede doordat de VS ons als eerste testmarkt zien voor hun Europese producten.”
Jonge republiek
IJsland is nog maar een goede zeventig jaar helemaal onafhankelijk van Denemarken, terwijl het eerder bijna zeshonderd jaar deel was van Noorwegen. Om correct te zijn, IJsland was al sinds 1918 een soevereine staat, maar dan in een duo-koninkrijk naast Denemarken, onder dezelfde koning. Tijdens de bezetting van Denemarken door nazi-Duitsland riep IJsland in 1944 de republiek uit. Het hielp dat het tijdens die oorlog zelf een strategische uitvalsbasis was voor de geallieerde troepen.
Twee jaar na de echte onafhankelijkheid zou het IJslandse elftal een eerste keer aantreden, tegen Denemarken, en de IJslanders sloofden zich uit om het de Denen naar de zin te maken. Ze vergastten hen zelfs een dag voor de wedstrijd op een slopende dagtrip op paarden langs de vulkanen en geisers. Desondanks werd het 0-3. Een jaar later werd de voetbalbond – de Knattspyrnusamband Islands of KSI – opgericht en in dat jaar maakte Albert Gudmunds-son tegen Noorwegen het eerste internationale doelpunt. Op 2 juli 1948 volgde de eerste interlandoverwinning, toen Finland met 2-0 werd geklopt.
Inmiddels was ook een clubcompetitie ontstaan en Valur uit Reykjavik zorgde als eerste club voor ophef door in 1968 het grote Benfica van Eusébio op 0-0 te houden. De eerste Europese winst volgde in 1985: Valur klopte Nantes met 2-1. Toen speelde de grote Arnor Gudjohnsen al voor Anderlecht en een jaar eerder had heel IJsland gehoopt dat hij van de bank zou mogen komen in de finale van de UEFA Cup, maar helaas. Paul Van Himst bracht hem niet in en Anderlecht verloor.
Talent zat
Arnors grootste prestatie zou er in bestaan dat hij heel jong vader werd van Eidur, en die werd een nog betere voetballer, want hij haalde het eerste elftal van Chelsea en Barcelona. Op 24 april 1996 speelden vader en zoon samen in een interland tegen Estland, een ijkpunt in de sportieve geschiedenis van het land. Om precies te zijn kwam Eidur zijn vader Arnor vervangen.
Eidur – 37 inmiddels – maakte dit seizoen vol in Noorwegen bij Molde FK met als enige bedoeling om twintig jaar na zijn debuut weer bij de EK-selectie te zijn. Weze het als bankzitter, want tegenwoordig heeft IJsland heel veel jong talent, nadat het in 2011 al de Europese eindronde haalde bij de U21. Alfred Finnbogason (bij Lokeren in 2011-2012 en nu van Real Sociedad, maar uitgeleend aan FC Augsburg), Gylfi Sigurdsson (Swansea), Johann Gudmundsson (Charlton) en captain Aron Gunnarsson (Cardiff City) zijn wellicht niet de meest gewilde Panini-plaatjes, maar dat kan veranderen als ze op 14 juni om 21 uur in Saint-Etienne in de allerlaatste wedstrijd van de eerste speelronde van de poules Portugal een hak zetten, zoals ze eerder met Nederland en Turkije deden.
Het bijzondere microklimaat voor sport in IJsland is een samenspel van verschillende elementen waarvan andere landen veel kunnen leren. De grondstof was er: IJslanders zijn buitenmensen in een hard landschap met een hard klimaat en hebben altijd fysiek talent gehad. Bewegen zit in de Viking-genen van de IJslanders en hun opmerkelijke wilskracht en discipline is daar onlosmakelijk mee verbonden. De socioloog Vidar Halldorsson bestudeerde de IJslandse volksaard en kwam tot de opmerkelijke vaststelling dat IJslanders meer gedreven worden door intrinsieke motivatie dan andere volkeren. Komt daarbij dat ze opmerkelijke teamspelers zijn.
IJsland heeft een echte sportcultuur. Neem nu Vestmannaeyjar, een gemeente op de gelijknamige ‘Westmaneilanden’, 11 kilometer voor de kust. De sportinfrastructuur laat zich als volgt samenvatten: één indoor voetbalhal, vier outdoor voetbalvelden, vijf hallen voor handbal of basketbal, een zwembad en een golfterrein. In Vestmannaeyjar wonen 4.200 mensen.
Sport staat centraal in de ontspanning van de bevolking en dat begint bij de sportvereniging. In Hafnarfjordur, een voorstadje van hoofdstad Reykjavik, heet het team FH of Fimleikafelag Hafnarfjordur, wat zoveel wil zeggen als gymnastiekclub. Onderweg van de luchthaven op het schiereiland Keflavik naar Reykjavik rij je langs het sportcomplex dat de gemeente heeft gefinancierd.
Indoor kids
FH biedt vier sporten aan: voetbal, atletiek, handbal en schermen. Eerste verschil met het Europese vasteland: het is niet ongewoon dat een kind aan verschillende sporten doet. 90 procent van de tienjarige IJslandse kinderen beoefent minstens twee sporten. De kostprijs is te overzien. Ouders betalen 320 euro lidgeld per jaar voor een kind van 3 tot 10, tot 530 euro per jaar voor een 14- tot 19- jarige. De gemeente geeft voor elk kind een sportvoucher van 190 euro per jaar.
Arnar Vidarsson zat bij FH: “Ik speelde voetbal, handbal en basketbal en ik trainde negen keer per week, twee keer op weekenddagen en elke avond van de week. In het basketbal heb ik leren verdedigen en in het handbal leren bewegen en hard worden, want handbal is echt een harde sport. Later ben ik ook gaan golfen. In de zomer voetbalde ik buiten, soms op gras maar ook vaak op gravel. In de winter was het zaalvoetbal in kleine zalen, want ik ben van voor de grote voetbalhallen.”
In 2000 werd de eerste indoorhal gebouwd op IJsland: een volledig voetbalveld, met kunstgras, beschut tegen de gure weerelementen. In de jaren daarna – niet toevallig gelijklopend met de financiële bubbel die in IJsland werd opgebouwd – werden nog eens zes van die hallen over het hele land gebouwd en twaalf hallen met een half veld. Plots kon het hele jaar door gevoetbald, of minimaal getraind worden in ideale omstandigheden. Outdoor werden 23 voetbalvelden en 136 miniveldjes in kunstgras aangelegd. Die laatste liggen in woonwijken bij scholen en zijn verlicht.
Arnar Bill Gunnarsson van de KSI: “Al die infrastructuur is meestal eigendom van de gemeente, die ze aan de club leent en zelf de uren opvult. Dat zorgde voor een generatie technisch betere voetballers. Jawel, opgegroeid op kunstgras. Wij noemen ze soms de ‘indoor kids’ en zij maken vandaag de dienst uit in het nationale elftal.”
Bondscoach-tandarts
Naast het atletisch potentieel, de mentale ingesteldheid en de infrastructuur, kwam vanaf 2002 ook nog eens een kwalitatieve opleiding. Even leek het wel of heel IJsland voetbaltrainer wilde worden. Gymleerkrachten, kinesitherapeuten, geïnteresseerden, ex- voetballers, allemaal volgden ze trainerscursus. Volgens de meest recente telling heeft IJsland minimaal 630 trainers met een UEFA B-licentie, en daarnaast nog eens 200 A-trainers. Die worden allemaal door de gemeente of de club een salaris betaald waarvan
men kan leven. Sommige coaches doen er nog wat bij, zoals assistent-bondscoach Heimir Hallgrimsson, die tandarts is op de Westmaneilanden. Na het EK wordt hij hoofdcoach van de mannen en zal hij zijn praktijk opgeven, iets wat hij eerder tijdens de vijf jaar als coach van de vrouwenploeg steeds weigerde.
Helemaal opmerkelijk is de talentdetectie, want die bestaat niet. Eerst staat de algemene atletische en technische ontwikkeling van het spelende kind voorop, pas vanaf 13 jaar gaat de IJslandse bond de kinderen van dichtbij bekijken. Arnar Vidarsson: “Het unieke aan het IJslandse model is de brede selectie. Dienen zich in een club honderd kinderen aan per jaargang, dan zullen die allemaal trainen en spelen. Niet zoals bij de ploegen hier, met twee keer de zestien beste spelers, en de rest die mag opkrassen omdat ze niet goed genoeg zijn. En alle IJslandse voetballertjes krijgen te maken met goed opgeleide trainers.”
Spelers worden ingedeeld in ploegen volgens hun kunnen: de beteren spelen en trainen met de beteren, de minder getalenteerden met de minder getalenteerden. Ook die met twee linkervoeten spelen met elkaar. Supergetalenteerde 16-jarigen worden aangemoedigd om in de lokale competitie met de A-elftallen mee te spelen. De besten vertrekken ten slotte naar Europa.
Gunnarsson: “We hebben een schaarstemodel, dus moeten we voorzichtig omspringen met onze voetballertjes. Het gebeurt vaak dat we een spelertje eerst niet opmerken en later zien opduiken in selecties, terwijl die in andere landen al was verdwenen uit het voetbal. Wij laten de spelers ook vooral rijpen in hun clubs. Slechts vijf weekends per jaar zullen we ze samenbrengen en wij dringen ook niet een bepaalde tactiek op. We hebben vertrouwen in de clubcoaches, want die hebben wij opgeleid.”
Talent, zowel fysiek als mentaal. Infrastructuur. Opleiders. Geen talentdetectie, want talent biedt zichzelf aan. Dat is heel wat, maar kan niet alle succes verklaren van een land met ocharme 75 profs die in 14 verschillende landen hun boterham verdienen.
Schapenkloten
Arnar Vidarsson plakt één naam op het succes van de nationale elf: de 67-jarige Lars Lagerbäck. “Lagerbäck is een Zweed die profclubs trainde en de nationale ploegen van Zweden en Nigeria. Toen IJsland hem vroeg, had hij maar één voorwaarde: ze moesten het op zijn manier doen. Hij professionaliseerde de bond en de nationale ploeg. In mijn tijd was een nationale selectie vakantie.
Wij logeerden in mooie hotels en aten drie keer per dag buffet met lokale IJslandse delicatessen zoals de tong, ogen en kloten van schapen. Lekker, vooral met zoete aardappel, maar geen eten voor sporters.”
Op 1 januari 2012 trad Lagerbäck aan. In april 2012 stond IJsland nog 128ste op de FIFA-ranking. Na de kwalificatie in september van vorig jaar stonden ze op 23. Het systeem-Lagerbäck was niet alleen funest voor de omzet van de hotelbuffetten, maar ook voor de tegenstander. Lagerbäck speelt een consequente 4-4-2 met zoneverdediging. Vidarsson: “Nederland heeft wel drie keer het systeem omgezet, maar er was geen doorkomen aan. Dat was het werk van Lagerbäck.”
Wat kunnen we op het EK van IJsland verwachten? De assistent-bondscoach-tandarts Heimir Hallgrimsson was laatst in Schotland op een trainerscolloquium waar ze aan zijn lippen hingen en hij had een mooie uitsmijter: “Succes is voor ons een reis, geen einddoel”.
Hij verwacht dat ze verder kunnen raken dan de groepsfase. In poule F met Oostenrijk, Hongarije en Portugal zijn ze alvast niet kansloos. Oostenrijk en Hongarije zijn haalbaar en Portugal zal hen onderschatten. En de IJslander zelf? Arnar Vidarsson is serieus: “Wij zijn overlevers. En IJslanders vinden zichzelf fantastisch. Dus toch maar oppassen voor ons.”