DINSDAG 7 juni
BORDEAUX EST PRÊT,
NU DE RODE DUIVELS NOG
In afwachting van de landing van de Rode Duivels vanavond hebben wij de streek verkend. Bordeaux weet u liggen, daar in het zuidwesten van Frankrijk? Bordeaux is bekend van de wijn die links (médoc, margaux en co), rechts (saint-émilion) of ten zuiden (sauternes) van de stad de duurste wijnen in de wereld oplevert.
Die wijn is overigens niet de reden dat Bordeaux zo’n mooie stad is waar de 17de- en 18de-eeuwse rijkdom van afspat. Die pracht en praal heeft zijn oorzaak in de historische havenfunctie van Bordeaux, dat zich had gespecialiseerd in de slavenhandel en de import- export van door slaven geteelde producten uit de overzeese gebieden.
Die wijn is ook niet de reden dat de Belgen Bordeaux hebben uitverkoren als basiskamp. Een keuze waarin zelfs de meest kritische geesten onder de media zich kunnen vinden, hoewel Rode Duivels-volgers slechte herinneringen hebben aan de stad. Op de World Cup in 1998 leidden de Rode Duivels in een toen bloedheet Bordeaux met 2-0 bij de rust tegen Mexico, om uiteindelijk maar 2-2 gelijk te spelen. Dat puntje kostte hen de kwalificatie.
Maar we waren de streek aan het verkennen. Zeven kilometer ten noordwesten van Bordeaux ligt Le Haillan, een net slaapstadje. In Le Haillan heeft de plaatselijke voetbalclub van Les Girondins de Bordeaux een kasteeltje omgebouwd tot administratief centrum van de club, inclusief jeugdschool en ontelbare voetbalterreinen in alle mogelijke maten en aankledingen. Daar zullen de Belgen trainen.
Check Le Haillan.
Haast alles was klaar om vanaf morgen de meute perslui die de Rode Duivels volgt te ontvangen in het Jupiler Press Center. We hebben onze lunch al voor 5 juni moeten reserveren voor 8 juni, zo gaat dat nu eenmaal in Frankrijk. Ook het oefenveld lag er tiptop bij.
De streek ten noordwesten van Bordeaux stond vroeger vol met druiven – voor de wijn, we zijn tenslotte in Bordeaux – maar de stad breidde zich alras uit en de wijn is in de rand van Bordeaux verdwenen. De mooie en naar Franse normen kraaknette dorpen zijn gebleven. Nog eens een tiental kilometer verder naar het noordwesten, maar dan al in de dennenbossen, ligt Le Pian-Médoc. Dat is een onooglijk dorpje met een van de bekendste golfterreinen van Frankrijk, le Golf du Médoc. Daar in het Resort Hotel & Spa Golf du Médoc van Sofitel zullen de Belgen hun intrek nemen.
Check Le Pian-Médoc.
Gisteren zijn we daar even langs gereden op de fiets. De bladblazers en hogedrukreinigers bereidden de komst van onze tricolore keurtroepen voor. Het hotel heeft maar vier sterren en dat zijn onze miljonairs niet meer gewend, maar het is niet bepaald een plebejisch onderkomen, verre van zelfs. Het is rustig, het is ver van alle vertier, om de muur te doen zal een golfkarretje niet volstaan en – belangrijk – het is te beveiligen tegen gevaarlijke individuen als journalisten en supporters. Ik ben er nu geweest op de koersfiets, maar vanaf vanavond mag dat niet meer.
Neen, misschien weet Marc Wilmots niet goed wie Hazard waar heeft gezet – hijzelf of Eden zelf – of wie nu voor het slot op die verdediging moet zorgen en wie naast Lukaku in de spits goals moet maken, maar van logistiek heeft hij duidelijk kaas gegeten. De Belgen slapen goed, trainen straks goed (althans op een goede plaats) en zijn in een wip op l’Aéroport de Bordeaux-Mérignac, ook ten westen van Bordeaux.
Wilmots kent de streek. Hij speelde in 2000-2001 38 wedstrijden voor Les Girondins en scoorde elf keer, alvorens naar Schalke te verkassen. Wilmots was de vierde Belg, na Enzo Scifo, Patrick Vervoort en Gilbert Bodart. Toen hij er voetbalde, kocht hij een huis in de bossen van Saint-Aubin de Médoc dat hij nadien niet verkocht en aanhield als vakantiehuis.
Ook het Nouveau Stade de Bordeaux, waar de Rode Duivels volgende week zaterdag om 15 uur tegen de Ieren hun tweede wedstrijd spelen, ligt strategisch goed. Dat stadion heet overigens Stade Matmut, genoemd naar een mutualiteit. Het Bond Moyson-stadion, als u het wilt vertalen naar de Belgische situatie.
Check Le Nouveau Stade.
Het afhalen van de accreditatie verliep van een leien dakje, hoewel men moeilijk deed over de ‘h’ in Ghent dat ik bij birth place had ingevuld, terwijl op mijn identiteitskaart wel degelijk Gent stond. “Ik vrees dat ik u misschien niet zal kunnen accrediteren”, probeerde een aardig meisje. Waarop ik, vele oorlogen gestreden met dat soort volk dat altijd vervelend moet doen, voor mijn doen uitzonderlijk rustig bleef en zei: “Probeer het misschien nog eens en dan zal het wel lukken. En anders roept u maar uw baas.” En kijk: het lukte zowaar.
Check Bordeaux.
Ook Bordeaux is klaar. De fanzone op de Place de Quinconces, het grootste stadsplein van Europa beweren ze hier, is ook zo goed als klaar. Mij lijkt het wat groot en moeilijk te beveiligen, of zien we nu spoken? Wales speelt zaterdag tegen Slowakije en zelfs als alle inwoners van die twee landen naar de oevers van de Gironde afzakken, zal er nog plaats zijn. Later in de week speelt Oostenrijk tegen Hongarije en volgende week dan België-Ierland en Spanje-Kroatië. Ze krijgen hier ook nog één kwartfinale, maar die is niet bekend.
Tussentijdse check Rode Duivels.
Iets minder oké. Dit is samengevat de stand van zaken die u hiernaast uitgebreid leest: Wilmots zegt dat hij de baas is, maar op het veld doen de spelers hun goesting. Het is bij de nationale ploegen nooit anders geweest en we hebben ook nooit iets gewonnen, maar deze keer wordt het anders. Hoe dan wel, valt nog te bezien en zal u bij leven en welzijn, met af en toe een glas wijn ter ondersteuning, uitgebreid kunnen lezen in deze kolommen.
WOENSDAG 8 JUNI
VAN DE LINKERTEEN
EN DE RECHTERSCHEEN
Het is hier rustig. Hoewel, volgende week zouden nog wat Ieren komen en dat geeft wel koorts bij de mevrouw van de B&B die mij tot haar afgrijzen hoorde beweren dat ze geen woord zou snappen van die Ieren. Laat staan van de Oostenrijkers, die ook volgende week hebben geboekt.
Gisterenavond zijn de Rode Duivels geland op Mérignac, de luchthaven ten westen van Bordeaux, en op de tarmac stond hun bus klaar om per direct naar het afzonderingsoord in Le Pian-Médoc te worden gebracht. Althans, dat vermoed ik, want ik was er niet bij. Ik zat toen voor een journalistieke tapering op het terras van La Corniche naast la dune de Pyla, volgens veel gidsen het mooiste terras van Frankrijk naast de grootste duin van Europa. Ik had de iPad mee met daarop veel digitale lectuur en ook nog enkele klassieke papieren dragers van informatie.
Euro 2000 in eigen land niet meegerekend is dit mijn eerste EK voetbal sinds 1988, dat ik toen volgde voor Knack. Ik zag Nederland verliezen in Keulen van Rusland in de eerste wedstrijd. Maar ik zag ook Nederland later winnen van Ierland en vooral van Duitsland en ik was in Amsterdam het weekend van de finale, toen Rusland wel werd geklopt. Een dag later stond ik op het Museumplein voor het grote feest. Om meerdere redenen was dat voor de rest mijn leven een bepalend weekend.
Ik herinner mij van 1988 vooral de spanning die er rond het Nederlands elftal hing. Captain Ruud Gullit en bondscoach Rinus Michels hadden een gemeenschappelijke vijand voor het team gecreëerd: de bobo. Op dat toernooi is door Ruud Gullit de term bobo – een afkorting van BOnds-BOns – uitgevonden. Dat zegt men, maar ik heb bij het onvolprezen Sport International nog heel kort samengewerkt met de ook al onvolprezen Joop Niezen en die beweert dat hij al halfweg de jaren 70 bobo voor het eerst heeft gebruikt in een verhaal in Voetbal International.
Eergisteren heb ik een visje gegeten met zo’n bobo en dat viel best mee. U moet niet altijd alles geloven wat in de gazet staat over bobo’s, ook niet in deze gazet. Enkele (meestal verkozen) uitzonderingen niet te na gesproken, zijn bobo’s vandaag hoogst competente professionals die weten dat ze in de schaduw opereren en de hoofdrol aan het sportieve moeten laten. En dat de voetbalbond financieel slecht zou boeren, heeft u vast ook gelezen. Ook dat is niet de hele waarheid, maar halve waarheden komen de bron ongetwijfeld erg goed uit.
Samengevat: behalve wat binnen de contouren van deze rubriek staat uiteraard, moet u niet alles geloven wat u zult horen of lezen over dit Europees kampioenschap. Ik voorspel een overkill aan analyses, aan samenzweringstheorieën, aan kleine dingen die mythische proporties zullen aannemen, aan ergernis heen en weer. Dat alles voor een simpel spel waarin maar één voorspellende factor is van wie wint: het aantal keren dat je op het doel schiet en binnen het doelkader. Tot die ene statistiek is voetbal te herleiden, maar daar heb ik het later nog wel eens over.
Vandaag trainen de Belgen in het oude stadion van Bordeaux, het Chaban-Delmas. En daarvoor worden speciale accreditaties uitgereikt, want de organisatie verwacht een toevloed aan geïnteresseerden en in haar obsessie om elke beweging van de linkerteen van Hazard en de rechterscheen van De Bruyne te verslaan, zal ook de Belgische pers massaal aanwezig zijn.
Massaal is een behoorlijk understatement. Ik vroeg aan de bobo van het visje of er een persdiner zou zijn, want dat herinner ik mij van vorige gelegenheden. Hij vroeg of ik een tip had, waar hij een restaurantje kon vinden voor meer dan honderd man. Ik herinner mij een trip in 1993 naar Wales, met de Rode Duivels. Wij zaten samen in het vliegtuig met de ploeg. Er waren hoop en al vijftien journalisten mee en dat in een tijd dat er nog tien verschillende (en niet vier zoals vandaag) grote krantengroepen waren in België.
Ik zat op het vliegtuig geprangd tussen de tv- en radiocoryfeeën Rik De Saedeleer en Jan Wauters die mij op de heenreis de tactische ins en outs van de ploeg uit de doeken deden en mij op de terugreis kapittelden omdat ik niet had meegedaan met de bashing van Philippe Albert die een foutje had gemaakt, waarna drie stationnetjes later een doelpunt was gevallen op een vrije trap.
Journalisten in den vreemde hebben de neiging samen te klitten, alles dood te analyseren en elkaars theorieën te besnuffelen. Dat zal hier niet anders zijn, behalve dat ik het gevoel heb dat er deze keer een vreselijk opbod zal ontstaan tussen de verschillende mediagroepen. Waar een week geleden Italië nog het kreupele broertje was, is het nu opgestaan. En waar wij vorig week nog het EK zouden winnen met één been achter oren en de vingers in de neus, is de jonge grote voetbalnatie der Belgen ongerust.
Laat u niet gek maken. Zo zijn onze problemen verwaarloosbaar vergeleken met die van Frankrijk. Hun mascotte Balthazar – de haan die anders altijd aanwezig is samen met zijn baasje Clément d’Antibes – mag van de UEFA het stadion niet binnen. Dat is pas zorgwekkend nieuws.
DONDERDAG 9 JUNI
CRU BOURGEOIS HASPENGOUW
De Apocalyps lijkt nabij. Gisteren kregen we het dwingende advies om minimaal één uur voor het begin in het stade municipal Chaban- Delmas aanwezig te zijn. Voor een training, godbetert. We kregen zelfs een persticket en een persparking. Oké, het was een ‘open’ training en er zouden 20.000 gekke Bordelezen op afkomen.
Monsieur Marc Wilmots werd door de speaker tot drie keer toe bedankt en zo werd de training ook een beetje een huldebetoon aan dat ene jaar dat onze keuzeheer voor de plaatselijke Girondins voetbalde, en daar zal hij geen bezwaar tegen hebben gehad. Hij waakte hoogstpersoonlijk over de kwaliteit van de training en liep licht gebogen over het veld als een ploegbaas in zijn fabriek. Wilmots quoi.
Twintigduizend Bordelezen hebben we niet geteld, het waren er misschien de helft. Twintig- of tienduizend, dat maakt niet uit, er waren ook hele redacties afgevaardigd om te zien in welke bezetting de Rode Duivels zouden evolueren in het te verwachten onderlinge partijtje. Beneden stonden de 400- en 600-millimeterkanonnen van Nikon en Canon in slagorde opgesteld, in de hitte wachtend. Te vrezen valt: op een calamiteit.
Dat was al de tweede training gisteren, wat trainingstechnisch een beetje vreemd kan overkomen aan het eind van een zwaar seizoen op een paar dagen voor een wedstrijd, maar dat soort rariteiten zie je wel meer in het voetbal. De eerste training heb ik gemist omdat – eerlijk duurt het langst, want zoiets komt toch uit – een afspraak voor een bezoek aan het Château de Croizille in Saint-Emilion niet nog een keer kon worden verschoven.
Het werd een vruchtbaar bezoek. Château de Croizille had een actie: drie kopen en zes krijgen, ook voor de uitzonderlijke millésimés van 2005, 2009 en 2010. Het is 2005 geworden, direct op dronk.
Het domein is bovendien eigendom van de familie De Schepper van Rabotvins uit Gent, wat een band schept, en onze eigenste Dirk Rodriguez van het onvolprezen DM.vino had mij daar naar binnen geloodst. Enfin, ik troostte mij met de gedachte dat La Croizille een bewezen saint-émilion grand cru is, terwijl de Rode Duivels hooguit aanspraak kunnen maken op de classificatie cru bourgeois in Haspengouw. De upgrade van onze nationale elf, meteen naar premier grand cru classé, is gepland voor dit toernooi.
Ik heb – maar dat wist ik op voorhand – niks gemist. Het is te zeggen, ik heb gemist dat de als streng gepercipieerde do’s en dont’s voor de media nog wat zijn aangescherpt. Spelers die zich naar het spreekgestoelte begeven na een training – twee of drie per training – mogen niet worden aangesproken vóór ze hebben plaatsgenomen voor de sponsorborden. Dat de pers niet echt klaagt, is in hoofdzaak te wijten aan het onderkomen dat de voetbalbond in samenspraak met Jupiler in Le Haillan bij het trainingsveld heeft opgetrokken. State of the art, zonder meer. Ruimte zat, drank à volonté, betaalbaar eten en een stoeltje voor iedereen die dat wil. Het is voor de media zoals voor de Rode Duivels zelf: aan de logistieke randvoorwaarden zal het niet liggen als er niet wordt gepresteerd.
De af en toe gesloten training – maar deze ochtend is die alweer open – wekt lichte ergernis op en die zal toenemen naarmate de resultaten achterwege blijven. Gesloten trainingen zijn minder vreemd dan ze lijken. De meeste teamsporten, per definitie tactische sporten, sluiten hun training af voor het publiek en voor de pers. Het Belgisch voetbal liep wat dat betreft een beetje achter. Nog niet zo heel lang geleden was het zelfs usance in onze regio om alles open en bloot te trainen, wat slimme trainers ertoe bracht om een spion naar de training van de aanstaande tegenstander te sturen. Dat is allemaal verleden tijd.
Belgen zijn doorgaans nuchtere mensen en dat geldt ook voor voetballende Belgen, zelfs al verdienen ze per week het jaarsalaris van een kaderlid in een groot bedrijf. Belgen hebben ook de gezonde eigenschap om zich onzichtbaar te maken als het kan en te tonen als het moet. Daarom is het zo ontstellend verbazingwekkend wat die Marouane Fellaini met zijn haardos heeft uitgevreten. Is er dan echt niemand in zijn entourage die hem kon adviseren met een simpel “Neen Marouane, Carlos Valderrama imiteren, is echt niet oké. Niet doen, niet kleuren, die kroeskop gewoon zwart laten.”
Als incontournabele spelers als De Bruyne of Hazard zoiets zouden doen (maar die doen dat niet), lopen ze minder risico dan een omstreden figuur als Fellaini, die zowel bij zijn Manchester United als bij de Rode Duivels als een breekijzer wordt gebruikt, voortaan dus een geblondeerd breekijzer. Waarlijk, het is geen gezicht.
Volgens het Zwitsers onderzoeksbureau CIES Football Observatory zou de Belgische nationale ploeg 550 miljoen euro waard zijn op de transfermarkt. We zouden daarmee het vijfde team van Euro 2016 zijn. Engeland staat op één en zou 751 miljoen euro waard zijn, maar dat komt vooral omdat goede spelers met een Engels paspoort een schaars goed zijn. Frankrijk, Spanje en Duitsland zijn twee, drie en vier. Eden Hazard zou onze duurste speler zijn en de vijfde duurste van Europa met een waarde van 78 miljoen euro. Als de mannen van CIES Fellaini hebben gezien, vallen we gegarandeerd uit de top tien.
Ten slotte was de training van gisterennamiddag maar goed voor één vaststelling en die zal tot en met zaterdag de talk of the town zijn onder de Belgische volgers: de toekomst van Nicolas Lombaerts bij deze selectie ziet er niet rooskleurig uit. Gisteren trainde hij bij het één-keer-tikken-in-kleine-ruimte met een blauw shirt, als enige. Hij was de passe-partout met dienst.
Zonde. Eerst moest mijn voornaamste dorpsgenoot zo nodig trainer van Club Brugge worden, een andere was al geen international meer, onze nieuwste bekende dorpsgenoot moest een paar weken geleden al afhaken en aanstaande dorpsgenoot Nicolas Lombaerts dreigt nu ook te worden gecut. Groot-Oostkamp had even een centraal duo in de verdediging; nu rest er alleen nog een journalist.
VRIJDAG 10 JUNI
MARC ‘SCHEISSEGAL’ WILMOTS SUPERSTAR
Hoe het gaat? Prima. De dag van gisteren in het leven van uw Rode Duivel-volger verliep als volgt. Ontbijt om half negen. Om half tien de fiets op en 5,74 kilometer per racefiets naar het oefencentrum van La Haillan afgelegd. Ter plekke de fiets vastgelegd aan de mountainbike van een heel aardige collega van de andere mediagroep en dan twee uur naar de training gekeken, ook met de collega’s. Vervolgens een uur persconferenties gevolgd. In wezen interesseren die mij niet, maar ik heb alle begrip voor wie dat verplicht wel interesseert.
Daarna 14 euro betaald voor de lunchbox en vastgesteld dat er een Grieks slaatje en een broodje rosbief in zat, plus het chocodessertje en een appel die op de terugweg uit mijn rugzak is gevallen op een rotonde, waarna de appel is overreden. Het was een uit Zuid-Afrika geïmporteerde appel met een gigantische ecologische voetafdruk, wat het net even iets minder erg maakt. Daarna op de fiets terug naar mijn eigen oefencentrum in Le Taillan, alwaar ik meteen in het zwembad ben gaan liggen en daarna het stuk heb getikt dat u vooraan in de krant heeft gevonden.
Het was dan al 17 uur en tijd voor de pauzeknop en een hernieuwde plons. Het water was 28 graden en dat ik er gisteren bij het oprollen van het afdekgordijn een stinkende dooie pad heb uitgehaald, dat heb ik even uit mijn geheugen moeten verdringen. Om half zes ben ik aan dit stukje begonnen. Ik begin stilaan zin te krijgen in dit Europees kampioenschap. Oké, een journalistiek feest is het niet, maar die surrealistische taferelen boeien wel. Speler A komt ‘beuh’ zeggen. Speler B komt ‘beuh’ zeggen. Speler C komt ook ‘beuh’ zeggen. Dat zijn door de bond geselecteerde spelers. Gisteren waren dat er drie van wie ik denk dat geen enkele zal starten, maar zoals u al hebt gemerkt, ben ik geen insider.
Lombaerts’ hijs
De enige speler voor wie ik wel nog eens wil gaan zitten, zal nooit mogen komen. Dat is natuurlijk mijn aanstaande buurman Nicolas Lombaerts, over wie u wellicht heeft gelezen dat hij scherp heeft getraind en van wie de perceptie is ontstaan dat hij onvrede heeft over zijn rol als gedoodverfde afvaller. Ik heb hem ook Michy Batshuayi een hijs zien geven, maar misschien was hij wel gewoon te laat. Dat zouden we hem moeten kunnen vragen en dan zou ik hem meteen kunnen vertellen dat het met zijn huis in aanbouw goed opschiet.
Vroeger, zo zei een collega die al van 1994 met de Rode Duivels op pad is, waren er twee persconferenties per dag en kwamen alle spelers. Tenzij ze boos waren. Dan kwamen ze een paar dagen niet. Vroeger kon je alles vragen. Vandaag ook nog, maar ze antwoorden niet altijd, of ze draaien rond de pot. Al leken Yannick Carrasco, Moussa Dembélé (wiens dorst ik heb gelest door hem een flesje water toe te werpen) en Thomas Meunier mij wel stuk voor stuk potentieel heel interessante gesprekspartners. Keurig taalgebruik, correcte vervoegingen, correcte betrekkelijke voornaamwoorden, toch een heel verschil voor iemand die ooit nog Luc Millecamps als international op café in Zulte heeft geïnterviewd.
Na die drie spelers verscheen de bondscoach. Ik heb Marc Wilmots twee keer geïnterviewd en ontelbare keren opgevoerd in columns. Het onvolprezen Gopress meldt mij onder meer een column met het veelzeggende kopje ‘Neanderthalerbal’. Dat was toen hij de prijs kreeg van beste Belgische voetballer in het buitenland. Ik kan het niet helpen dat ik elegantie een voorwaarde vindt om een voetballer goed te vinden, al wil ik daar voor Wilmots XXL, beter bekend als Fellaini, weleens een uitzondering voor maken.
Mijn laatste interview met Wilmots dateert van voor hij bondscoach was. Hij was net senator af – het geld dat hij daar had verdiend, ging naar een goed doel. Chapeau – en had ook net zijn Pro Licence gehaald in Keulen en Bordeaux, waar hij – zo vernamen we toen in 2007 – nog steeds een huis had. Hij praatte zonder remmingen, maar hij was toen ook analist, en dat helpt.
Gisteren op de persconferentie viel hij erg mee. In zoverre zelfs dat ik zal proberen om elk optreden van ‘de Willie’ bij te wonen.
Stel je hem een vraag, dan antwoordt hij. Stel je hem een rare vraag, dan vraagt hij waarom je dat vraagt, en antwoordt hij ook. Het overkwam gisteren een man van de NOS, ik meende Bert Maalderink te herkennen. Of hij ook spanningen had met analisten, zoals de Nederlandse bondscoach die gewoontegetrouw heeft. “Neen, ze schrijven en zeggen wat ze willen. Ik ben ook analist geweest. Niet lezen, niet luisteren, vooruit kijken en het belang van de ploeg voorop stellen.”
Frexit
Ten behoeve van een Duitstalige journalist ging hij naadloos over in Duits, net als zijn Nederlands een heerlijke mix van alle moderne en antieke Germaanse talen die tussen de Krim en de Noordzee worden gesproken. Hij verknoeide zelfs een goed antwoord voor de tv door er ergens de volkse uitdrukking “das ist mir scheissegal” – het kan mij geen kloten schelen – tussen te gooien. Dat kan bij de immer keurige Duitsers vast niet op het scherm.
Zijn optreden duurde een tiental minuten en had een veel hogere amusementswaarde dan dat van de drie spelers voor hem. Daardoor sta ik nu helemaal achter Marc Wilmots. Ik wil best de analisten geloven die zeggen dat hij niet genoeg traint op offensieve looplijnen en het blok middenveld-aanval, maar zijn rechttoe rechtaan stijl maakt veel goed. Voorlopig is Wilmots de ster van deze ploeg.
Wie zal het EK winnen? Ik denk Spanje. Wie zal ontgoochelen? Ik denk Frankrijk, waarna het land een frexit overweegt. Wie gaat verrassen. Ik hoop IJsland. De Rode Duivels? Kwartfinale. Vanavond begint het met Frankrijk tegen Roemenië. Slaapverwekkend saai, daar kunt u gif op innemen.
ZATERDAG 11 juni
HET DILEMMA VAN DE RARITEIT
Met op de achtergrond de internetradio op Radio 1, met allemaal Franse chansons, is het wegdromen. Voor het eerst een beetje slecht geslapen. De schuld ligt bij een lange piekerfase rond 2 uur. Ik kreeg Nicolas Lombaerts niet meer uit mijn hoofd en hoe dichter het uur U nabij kwam – hier l’heure H – des te nerveuzer ik werd.
Over zijn lot is beslist, hoor ik nu net tussen France Gall en Claude François. Geen van zijn collega’s heeft donderdagnacht een been verloren en dus is hij gisteren naar huis vertrokken. Het was een complexe zaak waar het laatste woord niet over is gezegd. Lombaerts is na zijn seizoenseinde bij Zenit iets vroeger komen aansluiten dan voorzien. Een beetje met tegenzin, want hij rekende erop om nog wat te kunnen recupereren/revalideren thuis om dan op de afspraak te verschijnen, maar de staf wilde hem sneller in de buurt. Omdat hij niet voluit kon trainen, werd een MRI genomen en op basis van die MRI besloot het medisch compartiment dat minstens drie weken revalidatie nodig waren om het scheurtje te laten genezen.
Lombaerts zelf dacht dat het sneller kon gaan en dat hij fit zou zijn tegen het begin van het toernooi. Eergisteren leverde hij daarvan het bewijs, maar dat is een impressie met een flinke slag om de arm. Voor hetzelfde geld kon hij gisteren zijn bed niet uit zonder een overdosis Diclofenac en een maagbeschermer, maar dat is niet meer te checken sinds het spelershotel een no-gozone is.
In voetbal is subjectiviteit de norm, uit traditie en door gebrek aan objectieve data. Als er dan eens een objectief gegeven als een scan beschikbaar is, kun je de staf niet verwijten dat ze daarop afgaan. Het zou belachelijk zijn als je eerste twee orthopedisten – samen
28 studiejaren – meeneemt om vervolgens hun advies in de wind te slaan. Anderzijds was Lombaerts geen risicopatiënt zoals die ene collega-Rode Duivel die zelfs met een gebroken been nog zou spelen.
Door Lombaerts te degraderen tot reservejoker is Wilmots nu zijn enige centrale verdediger kwijt van wie hij weet dat hij altijd zijn job doet, met uitzondering van die ene keer in de Champions League tegen Laurent Depoitre en AA Gent. Waarvoor alsnog dank.
Nicolas is 31 jaar. Dan wil je geen groot toernooi meer missen en al helemaal niet als je voor het eerst uitzicht hebt op een onbetwiste basisplaats.
Ach, het is allemaal praat na de vaak en bij mij speelt ook enige jaloezie. Gisteren was Lombaerts al in ons beider Hertsberge, at hij misschien een visje op het terras van ’t Boshuis, deed hij een klapke met de Georges (L., ex-bondscoach) terwijl ik dit weekend en de komende twee weken als een razende tussen Bordeaux en Lyon en tussen Bordeaux en Nice pendel.
Ik moet maandagavond in real time een stuk tikken over de wedstrijd tegen Italië en als ik daaraan denk, protesteren de darmen nu al. Het gebrek aan objectieve criteria om een sportprestatie te beoordelen is een groot gemis, in het bijzonder bij voetbal en helemaal bij avondwedstrijden waar je moet tikken en kijken.
Sommige kranten zullen iemand afvaardigen die op een kwartier voor het einde van de wedstrijd punten geeft aan alle spelers. Dat schiet alle kanten op: soms krijgt een speler in de ene krant een 4 en de andere een 7, afhankelijk van wat ze in het Engels zo mooi confirmation bias noemen, in het schabouwelijk Nederlands voorkeur voor bevestiging. Gewoon omdat een eerder ingenomen stelling wordt bevestigd, of ook gewoon door een simpele bias of vooringenomenheid. Stel dat ik Lombaerts punten had moeten geven en ik gaf een 4; dat had een tijdelijke wegomlegging op mijn loopparcours tot gevolg gehad.
Een paar weken geleden was er bezoek van twee burgies van de KU Leuven. Voor hun thesis hadden ze een realtime analysetool ontwikkeld voor voetbalwedstrijden. Waarlijk alles hadden ze in kaart gebracht. De voorwaarde is wel dat een batterij goed opgeleide data-inputters in de tribune zit, maar dat kan in voetbal het probleem niet zijn. Ik kan niet wachten om dat ding te zien werken in wedstrijden.
Voetbal blijft aanhikken tegen dat ene blijkbaar onoplosbare probleem: het belangrijkste in een voetbalwedstrijd, doelpunten scoren, komt het minst voor. De laatste twee seizoenen werden in de Premier League gemiddeld 2,8 doelpunten per wedstrijd gescoord. Dat is niet veel, dat is zelfs weinig. En omdat statistiek leeft van grote getallen, dient zich hier een immens probleem aan. Koppige statistici hebben echter een verband ontdekt tussen het aantal doelpunten en de totale doelpuntenverhouding, Total Shots Ratio of TSR.
Van alle data zou dat de enige parameter die steek houdt om een overwinning of een nederlaag te duiden. De voorspellende waarde van het aantal keren dat je op doel schiet, afgezet tegenover het totaal aantal doelpogingen in een wedstrijd, lijkt ook niet bepaald hersenchirurgie.
Maar, een team dat twintig keer van achter de middellijn op doel schiet en de ballen meters voorbij het doel ziet waaien, wordt in TSR nog altijd beter gewaardeerd dan een team dat in elke helft een kans uitspeelt, twee keer tussen de palen schiet en met 1-0 wint. TSR is meteen het bewijs van hoe groot de achterstand van voetbal is op andere sporten. Door alle schoten op doel gelijk te waarderen, schiet de statistiek zijn doel voorbij, met excuses voor de lullige woordspeling.
Voetbalverslaggeving en de analyses – al of niet belicht met het lampje – worden pas relevant als het dilemma van de rariteit en als gevolg daarvan de willekeur van doelpunten correct kan worden geduid. We hebben hoop. Baseball hadden hetzelfde probleem met slaggemiddelde en heeft pas honderd jaar later een gecorrigeerde statistiek geïntroduceerd. Vandaag werken voetbalstatistici in alle stilte aan een verbeterde TSR. In afwachting steken we in de perstribunes en in de studio’s collectief onze natte vinger op en voelen aan onze buik.