‘De ‘wat als’-vraag stellen? Dat is zinloos’
Woensdag beginnen de Paralympische Spelen, met wielrenner Diederick Schelfhout (30) en zwemmer Sven Decaesstecker (31). De een liep ooit zware brandwonden op, de ander mist een onderbeen. ‘Weinig media-aandacht? Ach, zolang we maar niet te vaak in de rubriek human interest staan.’
De Paralympische Spelen is de officiële benaming voor het mondiale toernooi voor atleten met een beperking dat begint op woensdag 7 september en eindigt op zondag 18 september, in Rio, op dezelfde locaties als de Olympische Spelen voor valide atleten.
Bij de vorige editie in Londen had de Belgische delegatie geen klagen over de belangstelling. Er was niet alleen de mediagenieke knuffelbeer Marieke Vervoort, die de helft van alle aandacht opzoog, maar ook medailles won. Daarnaast was er nog handbiker Wim Decleir, die in een mediastorm terechtkwam toen zijn vriendin werd vermoord door haar man, nadat ze haar affaire met Decleir had opgebiecht. Decleir won ook medailles, maar is er niet meer bij, Marieke Vervoort in extremis wel.
2012, dat was Londen, een stad zowat om de hoek. Rio de Janeiro is voor de armlastige media een ander paar dure mouwen. Een verre trip, in een ongunstige tijdzone, buiten de vakantie: de Paralympics van Rio worden een heel-ver-van-ons-bedshow.
De Morgen kruiste onderweg naar huis van Rio twee atleten met medaillekansen en ging zitten voor een babbel met zwemmer Sven Decaesstecker (31), die voor de vierde keer deelneemt en tijdens de openingsceremonie de vlag zal dragen, en wielrenner Diederick Schelfhout (30), die als allerlaatste werd toegevoegd na het startverbod van de Russische ploeg.
Decaesstecker is een S10 (zie kader). Hij mist een onderbeen nadat op zijn 10de botkanker werd vastgesteld. Schelfhout is een C3. Hij heeft tal van beperkingen ten gevolge van een motorongeval op zijn 22ste, waarbij zijn lichaam zwaar werd verbrand en waarna zestig operaties volgden.
Heren, voor ik aan de soul searching begin, wat zijn jullie sportieve ambities?
Sven Decaesstecker: “Mijzelf verbeteren en Belgische records zwemmen. Of dat volstaat voor medailles, zie ik daar wel.”
Diederick Schelfhout: “Ik ben pas laat gewaarschuwd dat er toch een kans was dat ik zou worden opgevist. Ik zat al met mijn gedachten bij het WK later op het jaar en ik reed een beetje met de mountainbike, toen ik ineens moest omschakelen.
“Blij? Ja, heel blij, nadat ik eerst ontgoocheld was dat ik er niet bij was. Ik had er vier jaar alles aan gedaan en dan beslist zo’n commissie dat ik niet mag gaan.”
Zijn er geen internationale criteria in de paralympische sport?
Schelfhout: “Jawel, maar dan is er nog een commissie van het Belgian Paralympic Committee, dat bepaalt wie de Belgische startbewijzen krijgt. Ik had pech dat mijn WK op de baan niet zo goed was, daarna ben ik ook nog gevallen en heb ik mijn sleutelbeen gebroken. En op de selectiewedstrijd in Oostende, die door Kris Bosmans werd gewonnen, mocht ik niet achter hem aan rijden.
“Het ergst vond ik hun conclusie dat ik op de wielerbaan weinig kon gaan doen, terwijl ik vicewereldkampioen en Europees recordhouder ben. Dat is nu allemaal wel vergeten, maar heel even zag ik vier jaar hard werken niet beloond. Ik rijd op de baan de kilometer en de achtervolging, en op de weg de tijdrit en de wegrit.”
Decaesstecker: “Ik zwem de 200 meter wisselslag en de 400 meter vrije slag. Ik was meteen bij de zwemmers die werden geselecteerd, maar ik begrijp de ergernis van Diederick. Het gaat om een commissie die alle sporten beoordeelt en dat maakt het complex. Als parasporter wil je dit niet missen.”
Jullie zijn allebei bewust als valide sporter ineens een, euh, hoe-moeten-we-dat-nu-weer-zeggen-sporter geworden? Wat horen jullie het liefst?
Decaesstecker: “Ik stoor mij nergens aan. Handicap mag. Atleet met een beperking is het mooiste.”
Schelfhout: “Is het echt een beperking? Onze ambitie is om de kloof tussen ons en het valide milieu zo klein mogelijk te maken en te tonen dat we heel sterke sporters zijn.”
Bij een onderbeen dat je mist, kan ik mij de beperking bij zwemmen voorstellen. Bij brandwonden en fietsen al minder.
Decaesstecker: “Mijn nadeel is duidelijk: start en keerpunten zijn minder goed en de stuwing in het water door de benen is ook minder, want ik zwem zonder prothese. Ik droom nooit van twee volledige benen en ik antwoord ook niet graag op de vraag ‘wat als?’. Maar ik kan mij wel iets voorstellen bij wat Ryan Lochte (Amerikaans valide topzwemmer, red.) moet voelen bij zijn onderwaterfase van vijftien meter, want met vinnen kan ik het wel, dus ik weet wat het is. Het is niet verboden te denken wat het zou zijn geweest als valide atleet, maar het is zinloos.”
Schelfhout: “Ik heb dat mijzelf moeten afleren. Ik was al 22 toen ik in 2008 dat ongeval kreeg; ik had net een stagecontract als prof vast, maar dat ging niet door. Tijdens mijn eerste jaar als paratleet in 2012 heb ik vaak vergeleken hoe ik koerste en trainde voor en na mijn ongeval. Mentaal was dat heel zwaar.
“Ik had ook brandwonden in de vierde graad, wat wil zeggen dat mijn huid verkleefd was aan de spieren en pezen. Dat beperkt de mobiliteit enorm. Daarnaast had ik twee zware zenuwletsels door dat ongeval. Mijn hele linkerkant was geraakt en mijn been hing alleen nog aan mijn lichaam met huid. Het gevolg van al die trauma’s is dat ik in mijn linkerbeen maar een kwart van de kracht heb van rechts. Mijn linkerarm is ook niet volledig functioneel.”
Jullie sporten in een classificatiesysteem, wat mensen met een totaal verschillende beperking in één competitieklasse onderbrengt.
Decaesstecker: “Ik zwem met mensen die wel twee benen hebben, maar die door een andere beperking evenveel nadeel ondervinden en dus in mijn klasse S10 terechtkomen. Ik ga ervan uit dat dit een eerlijk systeem is, maar er zijn aanwijzingen dat dat niet zo is.
“In mijn klasse zijn er een paar jaar geleden ineens twee Oekraïners bijgekomen die vroeger zwommen in de nationale ploeg bij de validen. Nu is er zelfs nog een derde. En ik zeg niet dat ze niks zijn tegengekomen en niet gehandicapt zouden zijn, maar in eigen land zwemmen ze 2.04 op de 200 wisselslag en op de Europese kampioenschappen zwemmen ze dan 2.15. We hebben dat gemeld en gevraagd te onderzoeken, maar de internationale bond staat machteloos. En wij kunnen niet weten wat hen scheelt, want dat behoort tot het medisch geheim.”
Schelfhout: “Je classificatie wordt bepaald door een nationale en internationale jury. Ik denk dat je het spel vuil kunt spelen. Het is zoals doping, het zal altijd blijven bestaan.”
Decaesstecker: “Het classificatiesysteem dateert van 1992 en werd ondertussen wel wat bijgestuurd, maar het is tijd voor een herziening.”
Wij begrijpen er niks van. Het publiek nog minder.
Schelfhout: “Als je naar onze kilometer op de baan komt kijken, dan wint niet noodzakelijk de snelste. Wij rijden met de categorieën C1, C2 en C3 samen. Onze tijd blijft staan en die van de C1 en C2 krijgen een coëfficiënt, waardoor het voor ons heel moeilijk is om te winnen op dat nummer. Omgekeerd winnen meestal de C3’s op de weg of in de tijdrit en is het voor de C1 en C2 nagenoeg onmogelijk om ons te kloppen.”
Decaesstecker: “Het is erg verwarrend. Er worden vijf verschillende 100 meters vrije slag gezwommen, gelukkig op verschillende dagen, maar ze zijn er wel. En in mijn categorie staan er atleten met één been op het blok naast atleten met twee benen. Dan krijg ik sms’jes: het was niet eerlijk, hè, want jij was de enige met één been.
“Duidelijkheid zul je maar krijgen als je voor bepaalde sporten de handicaps beperkt: zoals voor rolstoelrugby, dat alleen dwarslaesies toelaat. Je zult moeten komen tot bijvoorbeeld zwemmen alleen voor wie in een rolstoel zit, en fietsen enkel voor prothesen, maar dan sluit je heel wat mensen uit.”
Marc Herremans wilde de mensen aanvliegen die hem vroegen of hij een rijker mens was geworden door zijn handicap, maar hij gaf wel toe dat hij een ander mens was geworden.
Schelfhout: “Heel eenvoudig: je karakter is versterkt. Je gaat makkelijker door, je relativeert makkelijker een tegenslag.”
Decaesstecker: “Had je al niet zo’n sterk karakter en sta je daarom waar je nu staat? Er zijn er genoeg met onze tegenslag die wél in een hoek zijn blijven zitten. Wij zijn blijven sporten, maar misschien zat dat al in ons.”
Zou het geld van de paralympische topsport niet beter worden besteed aan de inclusie van iederéén met een beperking in de sport, want daar is nog veel werk.
Decaesstecker: “Ik zwem al twintig jaar tussen de validen, dus soms kan het. Maar om de inclusie helemaal door te trekken naar Olympische Spelen voor validen en atleten met een beperking, dat is volgens mij een illusie.”
Schelfhout: “Ik heb het geluk dat Etixx-QuickStep mij ondersteunt en binnen de wielerwereld heeft dat deuren geopend voor anderen. De reactie van de ploeg was ook top. Ik ging mee op stage, ik kwam in de media, allemaal met dank aan Patrick Lefevere.”
Decaesstecker: “De waardering bij het grote publiek is totaal verschillend vandaag vergeleken bij mijn eerste Spelen in Athene in 2004. Toen wist niemand wat de Paralympics waren. Het BOIC heeft ons ook bij het Rio House in Oostende betrokken en dat is opgepikt door de media.
“Wat de aandacht betreft, zie ik weinig verschil met pakweg judo. Is daar dan in de loop van het jaar aandacht voor? Taekwondo hetzelfde. Het enige minpunt van de aandacht of het gebrek eraan, is dat we nogal vaak in de rubriek ‘human interest’ staan en minder op de sportpagina’s.”
Schelfhout: “Onze verhalen zijn nu wel al bekend, zeker?”
Hoe kijken jullie naar Marieke Vervoort? Een euthanasiewens en topsport gaan moeilijk samen, en is topsport nog gezond als je zo ziek bent?
Schelfhout: “Zij krijgt heel veel belangstelling en dat straalt af op de volledige paralympische sport. Alleen zijn de media wel een beetje selectief in wie ze een podium geven. In haar categorie is er ook niet zoveel tegenstand, maar het blijft een goeie atlete.”
Decaesstecker: “Dat is wat ik bedoelde met die human interest. Zoekt Marieke die aandacht ook niet wat op? Ik weet het niet. (aarzelt) Het is moeilijk, want ik mag haar wel.”
Schelfhout: “Topsport is nooit gezond, maar het klopt dat in mijn geval die topsport het onevenwicht tussen mijn beide lichaamshelften nog meer in de verf zet, maar dat is een keuze die ik maak en die Marieke ook heeft gemaakt.”
Decaesstecker: “De nadelen wegen niet op tegen de voordelen. Topsport heeft geholpen bij mijn revalidatie, heeft geholpen voor mijn zelfbeeld. Juist, ik kan mijn beperking ook makkelijker wegsteken dan Diederick. Als ik een lange broek draag en erop let dat ik mooi stap, zie je het verschil niet. In korte broek zie ik mensen weleens staren naar mijn prothese, maar dat neem ik er gewoon bij.”
Schelfhout: “Dat ik een pet en een zonnebril draag, heeft niks te maken met wegstoppen, maar met het licht dat ik moeilijk verdraag omdat mijn oogvliezen ook verbrand waren. Ik heb van in het begin gezegd: wie mij niet kan aankijken, moet zich maar omdraaien.
“Natuurlijk is het soms vervelend dat mensen mij maar blijven aanstaren. Kinderen zijn anders. Die komen meestal op je af en vragen: mijnheer, wat is er gebeurd? Waarna ik het uitleg. Het meest deugddoende zijn die Facebook-berichten: ‘Hallo Diederick, ik heb ook brandwonden en nu ik jouw verhaal ken, kom ik ook meer buiten.'”
Die topsport is voor jullie toch een bevrijding?
Schelfhout: “Tot ik hoorde dat ik niet geselecteerd was. Dan heb ik die fiets twee, drie weken niet bekeken. Nu weer wel. Ik amuseer mij met die fiets. Ik studeer voorlopig ook niet meer. Eerst wil ik kijken hoe ver ik hiermee geraak en dan zien we wel.”
Decaesstecker: “De gedachte dat dit mijn laatste Spelen kunnen zijn, is niet prettig. Ik hou wel van dit bestaan: twee keer per dag trainen en tussenin rusten, krachttraining en kine. (lacht) Of zoals vandaag naar de VRT gaan en daarna een interview.
“Ik werk ook niet, want ik heb sinds 2009 een topsportcontract bij Sport Vlaanderen. Ik ken ondertussen ook veel mensen in die wereld, dus ja, ik zal het zeker missen als het stopt.”
Is de vraag relevant of je nog terugdenkt aan wat je mist?
Decaesstecker: “Dat is geleden van toen ik een tiener was en absoluut wilde meedoen met de andere kinderen die op de speelplaats aan het basketten waren. Ik deed mee en had daarna vijf dagen last. Ik ken mijn grenzen: ik weet wat ik kan, wat mag en wat gezond is voor mij, en als je die grenzen hebt bepaald, is dat prima vol te houden.
“Ik zag laatst wel mijn trainer met zijn kinderen een modderwandeling maken. Toen dacht ik: als ik ooit kinderen heb, moet ik daar niet aan beginnen of mijn prothesen zijn kapot.”
Schelfhout: “Ik fiets in het valide milieu, dus mis ik eigenlijk niks en dat is mentaal wel een opsteker. Ik koers wel niet meer zo aanvallend als vroeger, omdat ik met een ander lichaam koers. Heb ik nog mijn dipjes? Zoals iedereen zeker?”