Poef
Ik had deze week een beetje te doen met de naar de Paralympische Spelen uitgezonden Sporza-collega Stefaan Lammens, gespecialiseerd in paardensport en formule 1. Het praat niet makkelijk met een paard of met een zescilinder, maar een gesprek voeren met een verstandelijk gehandicapte autistische jongen is ook apart, niet in het minst als die zopas de emotie van zijn leven heeft beleefd.
Tafeltennisser Florian Van Acker won goud na een fantastische comeback en riep daarbij meermaals ‘poef’. Nu roept heel Vlaanderen poef en schrijft heel Vlaanderen over Florian-het-Roemeense-weeskind. Lammens had al snel door dat het geen zin had om te beginnen over tactiek. Hij deed dus maar mee met het ge-poef en kreeg daarvoor her en der wat goedkope kritiek, al was de persiflage in De ideale wereld van dinsdag er wel eentje om in te kaderen.
Acteur en ervaringsdeskundige Mathias Sercu had die ochtend op Radio 1 een meer ter zake doende bijgedachte: Florian vindt zichzelf nu een held en een legende met dank aan de media, maar wat als straks de aandacht van heel Vlaanderen is gaan liggen? Inderdaad, wat als straks de paralympiër van het jaar moet worden verkozen? Dat wordt wellicht zijn veel jongere collega-tafeltennisser en gouden medaille Laurens Devos: 16 jaar nog maar, welbespraakt, ook grappig en een betere speler. Leg dat in december nog maar eens uit aan Florian.
Overigens zou rolstoelatleet Peter Genyn, die andere gouden medaille, paralympiër van het jaar moeten worden omdat hij het koninginnennummer van de Paralympische Spelen won. Dat zal niet gebeuren omdat journalisten liever meegaan in de hype en zullen kiezen voor het meest aandoenlijke verhaal. Vorig jaar was dat Marieke, dit jaar Laurens of Florian; de beste verhalen hebben geen achternaam.
Storytelling. Yes! Maar benchmarking? Euh, wat is dat? Juistheid? Van geen belang. Zo werd van de week gedagdroomd over een eventuele deelname van de licht verlamde Laurens Devos aan de Olympische Spelen. Zou een primeur zijn voor België, zo stond
er. Toch maar eerst weer even een voorspelling: hoe hoger die jongen speelt, hoe meedogenlozer de tegenstand zijn handicap zal uitbuiten en hoe harder hijzelf zal trainen, hoe zwaarder het spieronevenwicht en de daarmee gepaard gaande blessuregevoeligheid. Die valide Olympische Spelen halen wordt lastig, indien niet onbegonnen.
Bovendien, is een beetje historisch besef en wat bijpassend opzoekwerk te veel gevraagd? Sonja Vettenburg heeft twee keer een medaille behaald in het schieten op de Paralympische Spelen van 1984 (zilver) en 1988 (goud), waarna ze in 1992 in Barcelona aan de Olympische Spelen deelnam. Niks primeur dus.
Het is ook een raadsel waarom steeds weer wordt vergeleken met andere categorieën sporters en bij voorkeur met de valide man. Zo was er van de week heel wat te doen over de 1.500 meterfinale van de slechtzienden, waarin de eerste vier sneller liepen dan de goudenmedaillewinnaar van de ‘echte’ Olympische Spelen. Leuk weetje, maar compleet naast de kwestie. Ten eerste is slechtziend nog niet blind. Ten tweede was die 3:48 van de slechtziende Algerijn Baka een nieuw wereldrecord, maar wel 22 seconden trager dan dat van de valide atleten en maar een dikke seconde sneller dan het wereldrecord bij de vrouwen.
Ten slotte komt het in tactische races niet op de eindtijd aan, maar op de laatste ronde: 50.6 seconden liep olympisch kampioen Matthew Centrowitz. Veel kans dat die jongens van de Paralympics in die finale op vijf seconden waren geëindigd. De essentie blijft natuurlijk dat geen enkele paralympiër die Olympische Spelen had gehaald, want de limiet om deel te nemen was 3:36, twaalf seconden sneller dan het nieuwe paralympische wereldrecord.
Vanwaar toch steeds weer die onwetenschappelijke nonsens dat atleten met een beperking stilaan hun achterstand op de valide man inhalen? Voor eens en voor altijd: de maat der dingen in de sport is de valide man. In een bui van generositeit heeft die aparte categorieën voor de fysiek minderbedeelden in het leven roepen: in het begin van de 20ste eeuw voor een hele grote groep hormonaal anders uitgeruste medemensen (de vrouwen) en na de Tweede Wereldoorlog voor alle andere groepen mensen met een beperking. De waardering voor die specifieke categorieën sporters zal erop vooruitgaan als men stopt met die onzinnige vergelijkingen.