Column Gecondoleerd in De Morgen van 12 juli 2018

GECONDOLEERD

 

Dat kreeg ik net na de wedstrijd in een berichtje en gisteren ook nog een paar keer. Zonder leedvermaak. Gemeend. Zo doen Nederlanders dat en zo zouden wij dat niet doen als het omgekeerd was (zeg ik er maar even bij). Het hele WK, zolang de Belgen een kans maakten op de wereldtitel en ik in Rusland was, zat ik elke avond in Langs de lijn en omstreken, een onvolprezen (sport)actualiteitenprogramma op de Nederlandse Radio 1. Ik kwam na halfelf en was meestal de afsluiter van het programma.

De intro van het blokje ‘Onze Belg bij de Belgen’ was een compilatie van stemmen van Filip Joos, Peter Vandenbempt en Frank Raes bij acties van de Rode Duivels, met daarover een streepje ‘België’ van Het Goede Doel.

U kent het wel:
“Ik stond zelfs in dubio.
Maar ik nam geen enkel risico.
Ik heb getwijfeld over België, België, België…”

Leuke intro, telkens ik hem hoorde via de inbel-app op de iPhone kreeg ik er zin in en toen was het aan mij. Standaard begonnen we met iets leuks – zoals geen bier in het Jupiler-persdorp, of die vreselijke nachtvluchten, of mijn schandalig dure hotelkamer met spiegel boven het bed – om het dan over sport te hebben en over de kansen van die fantastische Rode Duivels. Dat laatste meenden ze.

Gecondoleerd meenden ze ook. Ik was steeds weer gegeneerd en maakte mij er vanaf met de dooddoener “ik heb niet meegespeeld”. Hoe voel je je, was gisteren de eerste vraag. Nul spot, Nederlanders weten als geen ander wat het is als klein land om te hopen op iets en er uiteindelijk naast te grijpen.

Hoe voelde ik mij? Hoe ik mij nu voel? Ik heb last van sinusitis door die stomme airco, maar dat doet er niet toe. Het is lastig. Je bent journalist en hoewel het een misvatting is dat een journalist objectief moet zijn, wil je toch in de eerste plaats observeren, noteren, complimenteren zodra het kan, afserveren als het echt niet anders kan.

Ik ben in de worldcup gestapt met een portie tegenzin, zal ik eerlijk bekennen. Het vooruitzicht om minimaal twee en een halve week met voetbaljournalisten op hotel te zitten en dag in, dag uit over die Rode Duivels te moeten berichten met hun open opwarmingen en hun klotewedstrijden (excuses daarvoor) tegen Panama en Tunesië, was allesbehalve aanlokkelijk.

Het was wachten op de wedstrijd tegen Engeland, maar toen bleek ook die een sof en daarna kwam Japan, ook al niks om wild van te worden. Ja, ik héb getwijfeld over België, maar de wedstrijd tegen Brazilië was het keerpunt. Ook al was geluk een bepalende factor in die wedstrijd, in voetbal moet je zelf nog altijd investeren om van geluk te profiteren.

Het positivisme waarmee die elf gasten in hun rode shirtjes op dat veld kwamen, het je-m’en-foutisme, de techniciteit en het leuke wervelende spel dat daar het gevolg van was, lieten niemand onberoerd. Als de wereld je bewondert, is het een beetje lastig, zeg maar dom, om jezelf niet te bewonderen.

Er is nog iets anders aan deze worldcup wat mij gaandeweg erg is gaan bevallen: de afwezigheid van haat en nijd. Helemaal anders dan op het EK van 2016, toen de Russen de Engelsen in de prak sloegen in Marseille.

Ik zat na de wedstrijd in Kazan in het holst van de nacht in een tjokvolle vertrekhal, zeg maar halletje, van de luchthaven, waar
drie vluchten te laat waren en in de chaos niemand nog wist wanneer welke vlucht vertrok. Er zaten heel veel Belgen en nog meer Brazilianen. Naast mij zat een Amerikaans koppel met Braziliaanse roots. Ze feliciteerden mij. Ik zei: “Ik heb niet meegespeeld, maar toch bedankt.” En ook: “I feel sorry for you.” Was nergens voor nodig, vonden ze, de Belgen hadden het goed gedaan.

Voetbal is op het allerhoogste niveau de sport van het geld geworden en heeft de Amerikaanse sporten ver achter zich gelaten. Van de week is meer dan 100 miljoen euro voor een dertiger uitgegeven. Ook al is het Cristiano Ronaldo, wie verzint zoiets?

Dat is clubvoetbal, maar de voorbije maand ging het om interlandvoetbal. De premie die ze straks meenemen naar huis voor hun hopelijk derde plaats vertegenwoordigt voor de best betaalde Rode Duivels een weeksalarisje. Vincent Kompany heeft al aangegeven dat wat hij met de nationale ploeg verdient aan goede doelen geeft. Mooi zo. We zijn hier Liberia niet, waar ze een voetballer president maken, maar als jongens zoals Eden Hazard en Kevin De Bruyne en de anderen een stukje maatschappelijke rol zouden willen opnemen, dan is dat meer dan welkom.

Ik ben inmiddels thuis, waar een grote vlag aan mijn gevel hangt. Dat is een primeur, maar met mijn uitdrukkelijke instemming blijft ze hangen tot zaterdag.

20180712_De-Morgen_p-14-mail