De vleesgeworden fluïditeit
A thing of beauty, is a joy forever.
Schoonheid, dat blaast de sportjournalist met veel kilometers op de teller nog geregeld van de sokken, maakt hem zelfs op gezette tijden wild. Even terzijde: bovenstaande zin is van John Keats. Dat gooi ik er maar even tussen, omdat het mij zou verwonderen dat die nog wordt opgevoerd in de hedendaagse lessen Engels. Mij is die zin bijgebleven – eerlijk is eerlijk -, meer dan het gedicht waaruit hij komt. Dat gedicht heet ‘Endymion’ en dat heb ik moeten opzoeken in de encyclopedie die in mijn Safari zit en Wikipedia heet en waarvoor ik elke maand 2 euro doneer, omdat ik niet meer zonder kan.
Is schoonheid in de sport subjectief? Neen. Schoonheid is aan regels onderworpen. Fluïditeit is de voornaamste. Als het even kan, moet de prestatie, de beweging mooi zijn en vloeiend is dan een voorwaarde. Het eindresultaat is ondergeschikt: verlies kan wel degelijk mooier zijn dan winst. Johan Cruijff was de eerste die op mijn netvlies gebrand stond, van wie ik mij Noerejev-achtige bewegingen herinner. Ik kan er mijn huisgenoten nog steeds mee verrassen als ze de revue passeren: dat komt uit die wedstrijd, nu doet hij dit, dat komt uit die match en dat wordt een goal of niet. Cruijff heeft niet heel veel gewonnen, toch niet met Oranje, maar hij beheerste als geen ander de kunst van mooi bewegen en mooi verliezen.
Eigenlijk was Cruijff niet eerst. Eddy Merckx was daar nog voor, maar dat was obsessieve kalverliefde van de tiener, eerder dan bewondering voor schoonheid door de sportjournalist. Je werd niet wild van Merckx te zien klimmen, evenmin van hem te zien beuken op vlakke wegen. Koers en schoonheid of fluïditeit gaan niet echt samen. Hetzelfde geldt nog meer voor boksen. Vandaar dat Muhammad Ali niet in dat rijtje staat: hoe fluïde hij ook bewoog, haast danste, boksen en schoonheid kunnen niet in één zin.
En toen was er Michael Jordan. Ik las Sports Illustrated vanaf 1987, dat er drie weken over deed om over de grote plas tot in mijn bus te geraken en ik spaarde de Jordan-covers. Zijn reputatie in print verzonk in het niets bij de eerste beelden die ik eind de jaren 80 zag. Instantfascinatie. Urenlang, ver voor wij ook maar het bestaan van iets als YouTube vermoedden, bekeek ik speciaal uit de VS meegebrachte dvd’s met hoogtepunten, uiteraard op speciaal daartoe aangeschafte regiovrije dvd-spelers.
Jordan ging lang mee, ook toen hij niks meer won. Ik zag hem de laatst keren live (de 29ste en 30ste wedstrijd) aan het werk in 2002 in Washington. Zijn uitschieters waren erg schaars, maar courtside gezeten heb ik in zijn laatste seizoen nog een vijftiger cadeau gekregen van de grootste sportman die ooit heeft geleefd. Wie LeBron James of Kobe Bryant naast Jordan durft te zetten, is niet goed wijs of kent niks van sport.
Hetzelfde geldt voor de discussie wie de beste tennisser aller tijden is. Dat is Roger Federer, die een jaar nadat Jordan voor de derde en definitieve keer stopte aan zijn onwaarschijnlijke serie overwinningen begon.
Dit weekend won hij zijn honderdste ATP-toernooi, in Dubai. Dé prestatie van de week, jammer van dat vreselijke rijkeluisoord. Bij de schoonheid van Federer past een goddelijke locatie. Die honderdste toernooizege is trouwens maar een cijfer en dat niemand komt aandraven met Jimmy Connors, die er meer (109) heeft gewonnen. Connors was een houthakker met een aluminium racket, bovendien een rotzak eerste klas.
Federer heeft twintig grandslamtitels in het enkelspel gewonnen, meer dan welke man ook. In de ATP-rankings is hij 310 weken nummer één geweest (een record), waaronder 237 opeenvolgende weken (nog een record). Tussen oktober 2002 en november 2016 is hij niet uit de top tien weggeweest. Begin 2017 keerde hij terug in de top tien.
Hij is vijf keer tot wereldsportman van het jaar gekozen (record) en hij is de enige die vier keer de BBC Overseas Sports Personality of the Year-award heeft gewonnen. Bovenal is Federer de ultieme tennisspeler, hij is de verpersoonlijking van de schoonheid in een sport, hij is de vleesgeworden fluïditeit.
Het goede en het mooie in de sport komen vaak samen: kiezen voor Federer is kiezen voor het goede. Kiezen voor Rafael Nadal of Novak Djokovic in de discussie ‘wie is de G.O.A.T. (Greatest Of All Time)?’ is kiezen voor het kwade. Het beste bewijs: alle grote tennissers uit het verleden vinden Roger Federer de beste aller tijden. Behalve Connors wellicht, maar die horen we niet meer.