Kansloze missie
Vorige week belde een Duitse collega. Ze was een boek aan het schrijven over competitief evenwicht in de Europese voetbalcompetities. Ze kende heel goed het verschil tussen het darwinistisch economisch sportsysteem in Europa, waar de grote clubs zo min mogelijk willen herverdelen, en het dirigistisch, bijna communistisch systeem in de VS dat de centrale inkomsten op gelijke basis herverdeelt naar alle clubs, groot en klein, succesvol of niet. Dat doen de teameigenaars in de VS overigens met een winstoogmerk. Ze zien het groter belang van een sterke competitie in en weten dat hen dat op termijn meer winst zal opleveren. Ze staan dan ook boven aan de voedselketen in de sporteconomie.
Wat de Duitse mevrouw niet wist, was dat in alle vier de grote Amerikaanse profsporten minstens tien verschillende teams de laatste twintig jaar kampioen zijn geworden, een bewijs van competitief evenwicht. In Europa zijn dat hooguit vijf verschillende teams, met uitzondering van Frankrijk. Dat is een momentopname want over vijftien jaar zijn er misschien nog twee verschillende kampioenen: PSG en een ongelukje.
Ook baseball’s paradox, de tegenstelling van het honkbal, kende ze niet. De Major League Baseball is de minst herverdelende profsport in de Verenigde Staten. De teams mogen hun eigen jeugd opleiden, hun eigen inkomsten grotendeels behouden en een groot deel van de tv-rechten zelf onderhandelen. Er is zelfs geen echt salarisplafond, alleen een soort belasting op het overschrijden van een bepaalde loonmassa. Dat geld van die belasting wordt dan wel weer netjes naar de ‘armen’ herverdeeld. Toch had het honkbal in de VS tot vorige week het record: dertien verschillende kampioenen in de laatste twintig jaar. Sinds deze week is dat veertien, met de Washington Nationals die hun eerste titel wonnen in hun geschiedenis.
Aan het eind van het gesprek vroeg ze hoe ik de kansen inschatte voor een min of meer gelijkaardig systeem met een afgesloten competitie, economisch streng gereglementeerd, maar dan in Europa. Ik antwoordde dat de vraag niet was óf dat er ooit zou komen, maar wannéér.
Ooit, misschien over tien, twintig, dertig of veertig, maar zeker geen vijftig jaar, is het zover: dan zullen Liverpool en Manchester City de European Superleague tegen ploegen als Barcelona, Real, Bayern, PSG, Ajax (misschien) als prioriteit zien. Om één heel eenvoudige reden: omdat ze met hun nationale competitie maar een fractie kunnen verdienen van wat in de Superleague te rapen valt.
De Engelse Premier League draait vandaag een omzet van 6 miljard euro. Als de NFL (het American football) met 32 ploegen een inkomen kan genereren van 14,5 miljoen euro, en dat in een markt van 300 miljoen mensen met geen vijf maanden competitie, wat dacht u dat de EFSL (European Football Super League) waard zou zijn? Vijftig miljard euro is een voorzichtige gok want we hebben het over een competitie van negen maanden (het dubbele van de NFL) in een markt die tien keer groter is en waarvoor buiten Europa ook wordt betaald, in tegenstelling tot de NFL, die zijn rechten buiten de VS haast gratis weggeeft. Topteams in grote markten zouden zo makkelijk aan een omzet van 2 miljard komen, de kleinere misschien 1,3 miljard. Vandaag is de grootste omzet in de Champions League 750 miljoen euro, de kleinste soms niet eens 10 miljoen.
De plannen van de Beneliga, of althans de officiële bedoeling erachter, zijn zo onrealistisch of naast de kwestie als maar kan. We moeten fuseren met de Nederlanders om ons te wapenen tegen de komst van een Europese competitie. De omzet zou stijgen, heeft Deloitte gezegd! Dat krijg je met schaalvergroting, het tegendeel zou pas verwonderen. Alleen: twee keer niks blijft gewoon niks.
Schrijf op: de Beneliga als buffer tegen de Europese top is niet alleen een doodgeboren kind, het is een leugen want het gaat helemaal niet over schaalvergroting of een positie innemen tegen de topclubs. De echte, weliswaar correcte reden hoor je nooit: de topclubs in België en in Nederland zijn het zat om in hun markt solidair te zijn met clubjes die twintig keer minder te besteden hebben en die niks economisch bijbrengen aan de Jupiler Pro League of de Eredivisie NV. Die bekommernis is dan ook het enige wat de twee competities gemeen hebben.
Voor het overige gaapt er een enorme kloof tussen de twee voetbalwerelden. De Beneliga is hetzelfde als de Italiaan die wil fuseren met de afhaalchinees van om de hoek. De Eredivisie maakt er een kunst van om eigen jeugd op te leiden zonder fiscale of andere voordelen. De Jupiler Pro League draait op een systeem van import en export van goedkope buitenlandse werkkrachten, ondersteund met belasting- en lastenvermindering. De Beneliga kan niet werken.